Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 18 januari 2012, 20:50
|
|
|
Woensdag 18 Januari, Psalm 9:12-21; Open armen.
Hoogmoed komt voor de val. En wie een kuil graaft voor een ander, zal er zelf de bodem van zien… Zo ongeveer gaat psalm 9 verder. Gaandeweg luider klinkt de lof aan de Allerhoogste. Hij is het die de noodkreet van de nederigen niet vergeet. Hij is het die de volken in hun eigen val doet lopen. Ze raken verstrikt in de netten die ze voor anderen spanden. En dan loopt de psalm uit op een woordenspel waarin het werkwoord vergeten een grote rol speelt. Enderzijds gaat het over de Godvergeten volkeren. Ze vergeten God en doen waar ze zin in hebben. Met alle gevolgen van dien”: woede en geweld, list en liederlijkheid, bedreiging en bedrog. Anderzijds: de eewig Trouwe. Hij vergeet de zijnen niet! De volkeren mogen Hem vergeten, Hij vergeet zijn volk nooit. Dat wil zeggen: Hij vergeet de armen niet, Hij vergeet de ellendigen niet. Ik vind dat woord ellendige altijd weer zo ontroerend! We komen het hier tegen in de berijming van de psalm. Ellendige betekent letterlijk uitlandig. Dat is een ouderwets woord voor ontheemd, vervreemd. Dat woord doet me denken aan een asielzoeker, aan een man of een vrouw die de wanhoop nabij is. Alles verloren, huis en haard, land en geluk, alles, alles. Ver van het vertrouwde, gevangen in den vreemde, balling ver van je woont. Dat mensen dat elkaar aandoen! Verbijsterd is dat! Maar het gebeurt. In het groot. En in het klein. Pesterijen, plaagpartijen. Schelderige brieven, modder via mailtjes. Soms met fors effect. Je voelt je weggezet, in de hoek gezet, uitgerangeerd, weggeparkeerd. Je kunt geen kant meer op, je voelt je hopeloos alleen, miskend, onbegrepen. Je zou er iets tegen willen doen, erop los willen slaan, van je af willen timmeren. Dit is beter:
Ten dode voert het duister pad van al het volk dat God vergat. Maar wie ellendig is, mag hopen. Het heil blijft voor de arme open.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 19 januari 2012, 20:52
|
|
|
Donderdag 19 Januari, Psalm 10: 1-11; Verbergen uw blik.
Psalm 10 is in alle opzichten het vervolg van psalm 9. Die twee psalmen vormen eigenlijk één lied. Hoe de psalm van gisteren verdergaat? Het antwoord is onthutsend. Alles wat in psalm 9 zo mooi o z’n pootjes was terechtgekomen, wordt in psalm 10 weer heftig onderuitgehaald. Nauwelijks is God hooglijk geprezen omdat Hij recht doet aan de arme en verdrukte, of in het vervolg van de psalm wordt Hij flink aan zijn mantel getrokken. ‘Waarom Heer, bent u zo ver en verbergt u zich in tijden van nood?’ Kijk, daar heb je het weer: het aloude waarom. Hoe is het toch mogelijk dat God wel belooft dat Hij de zijnen niet vergeet, maar het volgende moment hen als een baksteen laat vallen? Dat is toch niet te rijmen? Met zo’n God kun je toch niet leven? ‘Hoe komt het , Heer, dat Gij zo verre zijt?’ Dit kan ik toch aan mijn buren niet uitleggen? Geen mens op kantoor snapt hoe ik het in de kerk nog uithouden kan. Zo ziek, zo ellendig, zo belabberd, zo alleen gelaten – en dan toch nog blijven geloven in een God die je op geen enkele manier helpt? Een lachertje! En intussen pocht je tegenstander dat hij het zonder God wel redden zal. Sterker nog: er is geen God en niemand doet me wat! Wat kun je tegen dit alles ondernemen? Niets. Helemaal niets? Ja, toch! Gooi het God voor de voeten! Richt je spervuur van vragen op Hem! Als er Eén is die dat kan hebben, dan Hij wel. Sla er niet zelf met de botte bijl op los. Neem het zwaard niet in eigen hand. Vergeld geen kwaad met kwaad. Laat God je rechter wezen. Maar laat Hem gerust weten dat je het er moeilijk mee hebt en dat je er niets, helemaal niets van begrijpt. Zou God doof zijn voor de klachten van wie Hem liefhebben? Blijf hopen, desnoods tegen beter weten in!
Hoe komt het, Heer, dat Gij zo verre zijt? Hoe kan het zijn verborgen voor uw blik dat uw vernederd volk verdrukking lijdt? Verwar de trots in zijn eigen strik, onstel hem met de dreiging van uw schrik!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 20 januari 2012, 08:43
|
|
|
Vrijdag 20 Januari, Psalm 10: 12-18; Weten en wegen.
Klagen. Vragen. Dragen. Dat is ongeveer de route van menig mens die z’n wanhoop God voor de voeten gooit. Het begint met een klacht. Je begrijpt het niet, je gooit je woede eruit, al je onbegrip, je twijfels, al je mitsen en maren. In de psalmen is dat schering en inslag, het gebeurt er aan de lopende band. Daarom is dat psalmboek dan ook zo geliefd geweest bij hen die op God hoopten. En nog altijd zijn die psalmen oases langs onze route naar het beloofde land. Bij God ben je welkom, inclusief elke wanhoopsklacht. Toch houd het met die klachten niet op. Bijna altijd zie je dat de dichters van de psalmen verdergaan. Ze klagen niet alleen, ze vrágen ook. En wat vragen ze dan? Ze vragen God iets aan hun ellende te doen. Ze vragen Hem op te staan tegen het geweld van hun vijanden. Ze vragen Hem rechter te zijn in hun zaak tegen de woede van de wereld. Ze vragen Hem nu eindelijk eens orde op zaken te stellen in de enorme puinhoop die onze samenleving maar al te vaak is. Ze vragen Hem de hoogmoedigen een lesje te leren, hun grote monden, hun lafbekken dicht te naaien. Dat vragen ze aan God. Ze doen het niet zelf. Hoe zouden ze? Ze vragen het aan Hem die oneindig veel machtiger is, de Almachtige, in hemel en op aarde. Maar er is nog een derde facet in de omgang met God. De psalmen klagen. De psalmen vragen. Maar ze dragen ook. Of liever gezegd: ze danken God omdat Hij allen die klagen en vragen drágen wil. Hij grijpt lang niet altijd direct in. Maar wel neemt Hij altijd ons verdriet in zijn hand. Hij wikt. Hij weegt. Hij weet hoe zwaar het is. En dat te weten, dat vertroost mij, meer dan ik kan zeggen kan!
Heer God, sta op! Vergeet de armen niet! Maak de hoogmoedigen voorgoed te schand! Gij zijt de Heer, o God die alles ziet en alle moeiten opneemt in uw hand!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 21 januari 2012, 07:38
|
|
|
Zaterdag 21 Januari; Psalm 11: 1-3; Ik schuil bij God.
Als een vogeltje zou je willen wegvliegen, wegvluchten, om je in de bergen te verbergen. Altijd is er in die bergen wel een bergplaats te vinden, een opening, een holte die als een handpalm je opnemen kan, een kloof waarin je veilig bent voor de klauwen van wie je vervolgen. Vlieg toch op, vogeltje! Zoek je heil elders! Hier ben je niet meer gewenst, hier ben je niet langer thuis. Vlieg op en trek je van de van de hele boze wereld niets meer aan. Vlieg op en geniet jij maar lekker van de eenzaamheid die je bergen kan voor de rest van je leven. Dat stemmetje kent de dichter in zijn ziel. Hoe vaak heeft hij dat stemmetjes al niet gehoord. Het is ook zo verschrikkelijk verleidelijk: je trekt de deur achter je dicht en je bent van alles af. In deze psalm is daar echter geen sprake van. De dichter laat dat stemmetje rustig uitpraten, maar legt het daarna radicaal het zwijgen op. Het is té verleidelijk: als een vogeltje weg te vliegen naar eenzame streken. Nee, hij zal standhouden en blijven op zijn post. En dat kán ook, dat behoort werkelijk tot de mogelijkheden. Hoe dan? Hij heeft allang een wijkplaats gevonden, een andere schuilplaats. ‘Schuilen doe ik bij de Heer.’ Dat is voldoende. Wie beseft dat hij bij de Eeuwige van Israël welkom is, is in goede handen. Daar kan geen berg tegenop! Jezus heeft het geweten. ‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest!’ In die handen huilt mijn hart. Maar wat belangrijk is: in die handen schuilt mijn hart. En door die handen wordt mijn huilende, schuilende hart vertroost.
Ik schuil bij God. Hoe kan gij dan nog zeggen: ‘Neem naar de bergen, vogel, snel de vlucht; zie hoe ze pijlen op hun bogen leggen, die zich niet storen aan des Heren tucht; reinen van hart, zie hoe zij op u richten, hoor in de duisternis hun boos gerucht als alles valt, moet gij dan ook niet zwichten?’
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 22 januari 2012, 00:14
|
|
|
Zondag 22 Januari, Psalm 11: 4-7; Zijn aanschijn.
Toe maar, vuur en zwavel over de onrechtvaardigen! Storm krijgen ze te drinken uit de beker die de Eeuwige hun te drinken uit de beker die de Eeuwige hun te drinken geeft! Sodom en Gomorra zijn er niets bij. Helse taferelen drinken zich aan ons op bij de lezing van deze psalm. God haat degenen die het geweld liefhebben. Met een boos gezicht kijkt Hij neer vanuit zijn hoge hemel op allen die onrecht doen. Is dat nu de God die wij ons wensen, een God om van te houden? Jazeker! Ik zou trouwens niet weten van welke god ik anders zou kunnen houden, want andere goden zijn er niet, zo leert de Bijbel. Nu ja, ze zijn er misschien wel, maar dan zogenaamd: nepgoden, afgoden, goden van niks en niemandal, goden die doen alsof ze goden zijn. In feite is er maar één. En die ene is de Eeuwige, die geen naam wil hebben, maar gewoon is zoals ie is. En hoe is Hij dan? Hij is als een moeder, die haar kinderen vertroost. Maar ook als een vader die voor zijn kinderen zorgt. En hoe zorgt die Vader dan voor zijn kinderen? Op twee manieren. In de eerste plaats door af te rekenen met criminelen die het op zijn gezin gemunt te hebben. Daar heeft deze Vader een bloedhekel aan. Daar heeft Hij zijn liefste kind aan dood! Als de Vader iets haat, dan wel de lafbekken die zich aan de allerkleinsten vergrijpen. Dan schieten zijn ogen vuur! Vuur en zwavel! En verder? Moet je eens zien hoe Hij voor zijn eigen kinderen is! Dat gezicht alleen al: die vriendelijke ogen, twinkelend van vreugde – een God om van te houden!
De Heer zal vuur en zwavelregen zenden. Een hete wind steekt op en schroeit hun grond. Dit valt ten deel aan wie zich van Hem wenden, want onze Heer is trouw aan zijn verbond en Hij bemint wie wandlen in zijn wegen. Al wie op aarde rechte paden vond gaat blij het blinken van zijn aanschijn tegen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 23 januari 2012, 20:32
|
|
|
Maandag 23 Januari, Psalm 12: 1-6; Nu zal ik opstaan.
Opstaan – je kunt gerust dat dit werkwoord typerend is voor heel de psalm. Het is zogezegd een opwekkingslied. Overigens, geen halleluja te bekennen. Geen lofprijzing wordt ons op de lippen gelegd. Een song of praise is dit lied allerminst. En toch: een opwekkingslied. En wie moet er dan opgewekt worden? Nee, niet de ingeslapen christenheid, niet het sluimerende volk des Heren – want dat volk slaapt en sluimert helemaal niet. Dat geplaagde volk van God ligt juist wakker. Het ligt de wakker van alle ellende in de wereld, van de kreten die opstijgen uit de kranten, van het geschreeuw van de schoften die met God en zijn gebod geen rekening houden. Het volk van God ligt wakker van de pijn, ligt wakker van geheime rapporten van politie en politici. Het volk van God ligt wakker van rampen en geruchten, van roddels en gerebbel. Het volk van God kan er niet van slapen: al die ellende in de wereld. Wat doen we elkaar toch aan! Maar wie wordt er dan wél opgewekt, als wij, wij mensen, het niet zijn? God! God wordt opgewekt. Alsof Hij ligt te slapen… Dat zal wel niet, maar toch. Sta op, o God! Breng redding, grijp in! Je kunt tegenwoordig toch geen mens meer vertrouwen? Voor je het weet nemen ze alles op, staat elk beeld op video, elk woord op de band. Voor je het weet spreken rechters geen recht meer, maar de mening van wie hun betalen. God sta toch op! Doe er toch iets aan! Of dat helpt, dit opwekkingslied? Wis en waarachtig! Hoor maar: Ik sta op, zegt de Heer. Ter wille van de armen en de zwakken! Ik neem het voor hen op. En dat moesten jullie ook maar doen!
‘Nu zal Ik opstaan’, spreekt de Heer der heren, ‘om wat zij armen hebben aangedaan. Ik zal het lot van de verdrukten keren. Ik red hen uit. Hun klacht heb Ik verstaan.’
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 24 januari 2012, 10:12
|
|
|
Dinsdag 24 Januari, Psalm 12: 7-9; Woorden die niet falen.
Alstublieft, gaat u nu niet voor de zoveelste keer zeuren over alles wat er in de Bijbel eventueel niet zou kloppen. Houd nu alstublieft eens op over uw visie op Genesis 1 en 2, over de achtergronden van de oerverhalen die spreken over schepping en zondeval. En dat er over de zonvloed ook het een en ander te zeggen is vanuit de heilige boeken van andere religies zal allemaal wel waar zijn, maar dat weten we nu zo langzamerhand wel. En dat er teksten in de Bijbel staan die met elkaar in tegenspraak zijn, dat is ons nu zo zoetjes aan ook wel bekend. Dat de eerste christenen dachten dat Jezus zeer spoedig zou wederkomen en dat ze daar ook nog wel goede redenen voor hadden, dat is ons nu echt wel voldoende duidelijk geworden. Dat de Bijbel geen boek van wetenschap is en ook geen soort van Koran, letterlijk door de Allerhoogste gedicteerd aan een onfeilbare profeet, dat geloven we echt wel. Laat ons nu alstublieft een iets anders horen, iets waar we echt mee verder kunnen. In deze psalm wordt u op uw wenken bediend. Niet door een dichter die de klant graag laat zijn, maar door een mens die gelooft dat het waar is: het woord van onze God houdt eeuwig stand. Dat woord is wijs. Het is waar en volstrekt betrouwbaar. Maar nu spreken we niet over bijbelteksten en over de totstandkoming van de Bijbel. Nu spreken we over wat de Geest van God door de eeuwen heen mensen heeft toevertrouwd en ingefluisterd. Dát is onfeilbaar waar, onvervalst en klaar als de dag. Beproefd in het vuur, getest door martelaren op brandtafels, betrouwbaar bevonden tot in de gaskamers van Auschwitz toe.
Gods mond alleen spreekt woorden die niet falen, zuivere woorden, onvervalst en klaar, als zilver dat de smeltkroes zeven malen gelouterd heeft. Al wat God spreekt is waar.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 25 januari 2012, 10:50
|
|
|
Woensdag 25 Januari, Psalm 13: 1-3; Hoe lang.
Hoe lang. Als een mol wroet die vraag driemaal in de handen van de psalm van vandaag. Hoe lang wordt mijn ziel nu nog gekweld door zorgen? Hoe lang nog is mijn vijand aan de winnende hand? Je zou er gek van worden: dat duurt en duurt maar, er komt maar geen eind aan. En hoe lang gaat dat nu allemaal nog door, al die oorlogen, al die schermutselingen, al die vormen van getreiter en terreur? Hoe lang nog, o God, hoe lang? Het ergst is wel dat de dichter van de psalm dit alles als pure verlating ervaart. Hij heeft de indruk dat God hem is vergeten en van hem zijn aangezicht heeft afgewend. Moederziel alleen moet hij zijn verdriet verwerken. Geen God die nog naar hem omziet… En als je nu zou kunnen geloven dat dit alles maar een klein tijdje zou duren, dan was het nog om door te komen. Maar het duurt nu al zo lang, zoveel jaren, zoveel eeuwen. Hoe lang nog, o God, hoe lang? Met deze knagende vraag in mijn ziel kan ik mij door geen mens laten troosten. Al die prachtige preekjes die mij een beetje moed influisteren – wat heb ik eraan? Het is toch allemaal religieuze pietpraat, één waardeloze woordenbrij? De enige gedachte die mij nog een beetje verlatingsangst moest meemaken die denkbaar is. En opstond – na drie dagen!
Hoe lang, Heer, gaat Gij mij voorbij? Hoe lang verbergt Gij U voor mij? Hoe lang maak ik vergeefse plannen, Van dag tot dag in druk gebannen, Gedrukt door ’s vijands hovaardij?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 26 januari 2012, 10:42
|
|
|
Donderdag 26 januari, Psalm 13: 4-6; Mijn zekerheid.
Wat is dat voor een zekerheid, waarvan sprake is in de berijming van deze psalm? Is dat de zekerheid van de dogmatiek, die keurig alles op een rij heeft gezet wat ik als gelovig mens moet of mag belijden? Is dat de zekerheid van de wetenschapper, die dankzij perfecte research met feiten kan aantonen dat het zo is en niet anders? Nee, daar is in deze psalm geen sprake van. Het woord zekerheid komt niet eens voor in de oorspronkelijke tekst. Dat wil zeggen, het is als een parel verborgen in de oester van het werkwoord vertrouwen. ‘Ik vertrouw op uw liefde.’ Het is de zekerheid die typerend is voor genegenheid, de ware vriendschap. Je weet het zeker: ik kan op de ander rekenen, hij zal mij bijstaan, in alle nood en dood. Mooi is dat verwoord in het oude gezang ‘Verlosser, Vriend, o hoop, o lust.’ Daarin staat het, met zoveel woorden: ‘Hij geeft mij brood en beker, ‘k ben van zijn liefde zeker. Hij is mijn hoop!’ Aan de tafel van Christus krijg je het te zien en te proeven: hoe goed is God is voor mensen. In de uitreiking van brood en wijn word ik daarvan overtuigd. Dankzij de verkondiging van het evangelie kon ik het weten, maar nu kan ik er helemaal niet meer om heen: het wordt me op de lippen gelegd, het wordt me in de mond gegeven, letterlijk en figuurlijk: Christus voor u, Christus ín u! Wat moet een mens nog meer? Van niets en niemand ben je zeker. Je beste vrienden kunnen je in de steek laten. De mens die je lief was, kan je verraden. Broeders en zusters kunnen je links laten liggen. God niet. Daar ben ik zeker van.
Gij toch, Gij zijt mijn zekerheid. Gij helpt en redt mij op uw tijd. Mijn hart juicht om uw zegeningen. Den Heer zal ik mijn loflied zingen, want Hij heeft mij zijn gunst bereid.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op vrijdag 27 januari 2012, 10:10
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 27 januari 2012, 10:09
|
|
|
Vrijdag 27 januari, Psalm 14; Paal en perk.
Steeds meer mensen geloven dat er geen God is. Iedereen doet gewoon waar hij zin in heeft. Intussen draait de wereld door alsof er niets aan de hand is. Sterker nog, op het moment waarop ik deze woorden schrijf, staan we er economisch gezien zelfs buitengewoon goed voor in ons lage landje bij de zee. Maar de cijfers over kerkbezoek spreken boekdelen: rooskleurig zijn die allerminst. Je zou haast gaan denken: de kerk houdt mensen kort en klein, religie is een remmer, geloof is gif! Laat gerust schieten alles wat op godsdienst lijkt en heel de economie fleurt op! Waarom zou je niet openlijk de materialist uithangen en er zelfs prat op gaan een egoïst te zijn? Wat kan de gewone man in de straat je schelen? Waarom zou je je moeten bekommeren om alle ellende in de wereld? In deze trant hoort de dichter van psalm 14 in zijn omgeving mensen praten over God. Ze beweren dat er geen God is. Hoe de dichter hen noemt? Dwazen! Dwazen? Ja, ze beseffen namelijk niet hoe de Allerhoogste ziet dat er zo langzamerhand niemand meer is die met Hem rekening houdt. Hij zal orde op zaken stellen! Er zal een dag komen waarop zal blijken dat niemand de zwaksten in de samenleving ongestraft kan negeren. Zijn volk heeft niet voor niets hulp gezocht daar waar alleen heil is te vinden is: bij God. Hij stelt paal en perk aan het lijden. Ooit zal zijn wal de kwade krachten keren! De massa’s mogen meesmuilen en de goddelozen grinniken – eens zal hun dwaasheid aan het licht komen. Laten wij dus liever nú al tot inkeer komen: wij hebben palen en perken nodig, grenzen aan de groei, handen om uit te delen in plaats van vingers die altijd maar weer graaien. Of die palen en perken er zijn? We hebben er minstens tien!
Breng, Here, breng een keer in ’t aards bestel, kom toch van Sion uit uw volk bevrijden. Wend, Heer, ons lot, stel paal en perk aan ’t lijden, dan breng U vrolijk lof met zang en spel heel Israël.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 28 januari 2012, 07:53
|
|
|
Zaterdag 28 Januari, Psalm 15; Te gast.
Mag het alstublieft een beetje minder?, dacht ik, toen ik deze psalm weer eens las. Hier krijg je een plaatje van een perfect soldaatje uit het Leger des Heils. Een portretje van een vroom ventje. Hij is zo vroom dat ik bijna een hekel aan hem krijg. Wat een fijn figuurtje, wat een irritant fatsoenlijk mannetje! Het stinkt bijna de psalm uit, zo oprecht en volmaakt is het allemaal. Mijnheer doet exclusief wat goed is, zal nooit iemand benadelen, altijd doen wat hij heeft beloofd en zodoende nooit eens plat op zijn spreekbuis vallen – altijd en eeuwig blijft hij rechtovereind. Nu mag ik intussen de dichter van dit lied wel mijn excuses aanbieden, want zo is het vast niet bedoeld. Wie de dichter is? Van David, staat er boven. Maar een fotootje van David krijg ik vast niet te zien in deze prent, getiteld: een rechtvaardige als pelgrim op weg naar het heiligdom. David was zo’n lieverdje niet. Trouwens, of je ‘van David’ of ‘voor David’ moet vertalen is en blijft de vraag. In deze psalm zou ik het overigens wel weten. Zó zou David zelf nooit geschreven hebben, in elke geval niet na zijn overspel met buurvrouw Bathseba en de moord op buurman Uria. Als er één was die zijn naaste benadeelde, dan David wel! Maar wat doet zo’n lied dan in de Bijbel? Is God dan geen fan van fatsoensrakkers, gastheer van heilige boontjes? Ik weet alleen: er stond een altaar in het heiligdom, een plaats van verzoening van zonden. Deze psalm mag je niet lezen als een toelatingstest voor avondmaalgangers. Deze psalm schetst alleen hoe zij die hun brood en beker met anderen delen, worden getrakteerd aan de tafel van de Heer.
Wie mag te gast zijn in uw tent, wie zult Gij drank en voedsel rijken? Die onomkoopbaar ’t recht erkent van ieder die zich tot hem wendt. Nooit zal hij wanklen en bezwijken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 29 januari 2012, 11:10
|
|
|
Zondag 29 Januari, Psalm 16: 1-6; Mijn erfdeel en mijn beker.
‘U bent mijn geluk.’ Dat hoor je maar weinig mensen zeggen. Ik zeg het zelf ook niet elke dag. Ik vergeet het nogal eens. Ik denk er soms niet eens aan. Ik zoek mijn geluk in iets anders. Ik beproef mijn geluk in pogingen iets in mijn vingers te krijgen. Geld. Goud. Goed. Vastgoed. Huizen. Landerijen. Als een herenboer zou ik weleens langs mijn velden willen lopen, mij in de handen wrijven van genoegen. Zeker, het is nu nog januari, tenzij de sneeuw er een plaatje van maakt, liggen de akkers er donker en droevig bij. Maar wacht eens af, als de lente komt en straks de zomer, dan golft hier het graan over de aarde, dan moet je eens kijken hoe vorstelijk alles er bij staat. Daaraan denkend voel ik mij nu al gelukkig, ik, grootgrondbezitterm agrariër bij de gratie Gods! Of… zou ik ziek zijn nog voor het zomer is, ongeneeslijk zien? ‘U bent mijn geluk.’ Dat is een andere tekst. Dat is andere taal. Anders denken. Omdenken. Omkeringsdenken. Zeg maar: bekering. Dat je je geluk net meer zoekt in bloemen of boeken, in duizend-en-één hoeken, maar in God alleen. Dat is niet normaal. Nee, niet normaal. Het zou wel normaal moeten zijn. Want wat je ook in handen kunt houden, absoluut zeker weet je dat je het eenmaal uit handen zult moeten laten wegglijden. Alles. Behalve: God. Alleen in Hem ben ik geborgen. Alleen in Hem schuilt mijn geluk. Hij is mijn lot, mijn land, mijn beker en mijn brood. Hij is mijn huis, mijn tafel, mijn bed. Hij is mijn ziel, mijn zaligheid.
Bewaar mij, want ik schuil bij U, o God, Gij zijt mijn Heer en mijn geluk is zeker. Gij maakt bestendig mijn voorspoedig lot, Gij zijt mijn heil, mijn erfdeel en mijn beker. Gij deelt mij toe zo lieflijke landouwen dat mijn hart in mij opspringt bij ’t aanschouwen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 30 januari 2012, 20:45
|
|
|
Maandag 30 Januari, Psalm 16: 7-11; Zelfs in de nacht.
Dat is eenmaal mooi en goed, maar hoe doe je dat? In het holst van de nacht, als de duisternis op je af komt, de herinnering aan wat je misdeed – hoe houd ik dan de Heer voor ogen? Heb ik soms een plaatje van Hem? Wat er aan ellende in mijn leven was, dat zie ik haarscherp. Beelden van weleer, taferelen van momenten waarin ik faalde, ik zie ze helder als de dag. De gezichten van de macho’s die mijn kleineerden, me het leven zuur maakten, die kan ik wel uitrekenen. De tronies van lieden die sterker waren, knapper waren, groter, leuker, beter – die zie ik zomaar weer voor me. Ik droom ervan en ik lig er wakker van. Als zo’n psalm zegt dat het anders moet, geloof ik dat graag – maar hoe? Daar moet ik maar naar raden. Ja, dat ik mijn God voor ogen moet houden, dat zal wel waar zijn. Maar hóe houd ik God voor ogen? Ik kan Hem niet uittekenen. Ik heb Hem nooit gezien. Heeft Hij een oud gezicht, vriendelijk, vaderlijk? Dat mag ik hopen, maar zeker weten doe ik het niet. Heeft Hij wel een gezicht? Hij heeft niet eens een naam. Ik ben die Ik ben, zo wil Hij heten. Maar wat moet ik met een God die geen naam wil hebben en zijn gezicht niet laat zien? Hoe houd ik mij Hem voor ogen, in het midden van de nacht? Nu zou ik graag iets moois over Jezus zeggen: de Icoon van de Vader, het Beeld van zijn wezen. Maar ik weet ook niet hoe de Afdruk van Gods Majesteit eruitziet. Ik ken Hem alleen uit verhalen. Daar komt bij: de dichter van deze psalm kende zelfs die verhalen nog niet. Zou er dan misschien een engel zijn, die ’s nachts dat licht in mijn ziel ontsteekt? Een Christusengel, die mij een lied voorzingt? En zou in dat lied en in dat licht het gezicht van de Eeuwige zich openbaren?
Ik prijs de Heer; Hij heeft mijn hart verlicht, dat in de nacht zelfs blijft van Hem gewagen. Ik houd bestendig naar zijn aangezicht mijn ogen vol vertrouwen opgeslagen. Ik wankel niet, want aan mijn rechterzijde Staat God, mijn Heer, die mij tot hiertoe leidde.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 31 januari 2012, 21:19
|
|
|
Dinsdag 31 Januari, Psalm 17: 1-7; Geen kwaad.
Krijgen we hier een weer zo’n staaltje van zelfgenoegzaamheid? Weer zo’n padvinder die meldt dat ie elke dag een goede daad heeft gedaan? Het vingertje tegen de pet, het jasje strakgetrokken, het kuifje gekamd – kijk mijnheer daar toch eens keurig staan, een toonbeeld van tevredenheid. God, snijd me maar doormidden, U zult nog geen gezwelletje zien, geen rottigheid tegenkomen – als een gaaf appeltje lig ik hier op de muzikale fruitschaal van uw kerk en koninkrijk! Ik dacht het niet. Hier is een mens aan het woord die zo rechtvaardig is, dat hij zelfs niet zijn best doet een gefingeerde schuldbelijdenis uit zijn strot te persen. Daar kan ik nog wat van leren! Het Kyrie eleis zingen we maar al te graag, want dat staat zo goed bij de presentatie van je persoonlijkheid… Het staat chic om nederig te doen. Bescheidenheid siert de mens, toch? Dus belijden wij graag liturgisch onze schuld, ook al menen we er geen fluit van. Maar daar doet de dichter van deze psalm mooi niet aan mee. Daar is hij veel te eerlijk voor. Hij heeft het gevoel dat hij niets kan doen aan de ellende waarin hij terecht is gekomen. Hij is een man als Job, die zich door geen honderd vrienden van zijn schuld laat overtuigen. Mag een mens er misschien ook eens dankbaar voor zijn dat ie nooit als een olifant door andermans porseleinkast is gebanjerd? Dank God, als Hij voor grote zonden heeft bewaard!
Hoor, Heer, Gij God van trouw en recht, mijn zaak is recht, hoor naar mijn klagen, doe eindelijk uw aanschijn dagen, dan is voorgoed het pleit beslecht. Gij hebt gepeild mijn diepste gronden, mijn hart doorschouwd in diepste nacht, mijn woord getoetst aan wat ik dacht, en Gij hebt mij oprecht bevonden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 1 februari 2012, 21:04
|
|
|
Woensdag 1 Februari, Psalm 17: 8-12; Gods oogappel.
Hoe bewaart iemand zijn oogappel? Het antwoord op die vraag lijkt me niet zo moeilijk. Door er zijn of haar ooglid overheen overheen te trekken! Je beschermt je pupil door je ogen dicht te doen. ‘Als een vogel, die zijn tere jongen met de vleugels dekt, zo houdt over mij de Here zijn beschuttende arm gestrekt.’ Daar heb je met een ander beeld dezelfde gedachte: God slaat zijn armen om je met een ander beeld dezelfde gedachte: God slaat zijn armen om je heen. Hij doet een oogje dicht om zijn oogappels te beschermen. Hij behoedt zijn pupillen door ze te verdonkermanen. Je zou bijna zeggen: in de strijd tegen boosdoeners en overige onverlaten, voert de Eeuwige zijn eigen, hoogstpersoonlijke, struisvogelpolitiek… Een wonderlijke gedachte! Je wordt in het donker gezet, omdat God je zo bewaren wil. Je ziet opeens geen hand voor ogen meer, omdat Hij zijn ooglid als een deken over je heengetrokken heeft. Je denkt dat je plotsklaps in het holst van de nacht bent terechtgekomen, omdat de Almachtige je zo voor zijn daglicht bewaart. Is dat werkelijk zo’n wonderlijke gedachte? Zit er niet een onvoorstelbaar grote zegen in? ‘In het duister van de tijden ben ik nooit alleen geweest’, zo zingt datzelfde gezang dat ik zojuist al citeerde. Ik denk soms wel dat ik alleen gelaten word. Ik denk soms wel dat ik geen hand voor ogen zie. Ik denk soms wel dat niemand zich nog om mij bekommert – maar door Gods ooglid. In feite behoedt Hij mij als zijn oogappel. Hij leert mij als een pupil door de les der eenzaamheid wat vaderlijke zorg betekent: duisternis die mij bewaart voor het licht.
Gij hulp van wie wordt overmand, hoe wonderbaar kunt Gij die U bevrijden! Hoe zegent Gij die U verbeiden, die schuilen bij uw rechterhand. Behoed mij dan, laat mij niet vrezen, behoed de appel van uw oog; breid uit uw vleugels van omhoog en laat mij zo geborgen wezen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 2 februari 2012, 20:22
|
|
|
Donderdag 2 februari, Psalm 17: 13-15; Blij vooruitzicht.
Wakker worden en je Geliefde recht in de ogen kunnen kijken – dat is nog eens wat je noemt: geluk! Met die Geliefde bedoel ik: God. Zeker, het is een bijzonder voorrecht als je een levenspartner hebt, die je bij het ontwaken aan je zijde vindt. Dat is een geschenk uit de hemel en een dagelijkse bron van dankbaarheid. Maar daarover gaat het niet in de psalm. Het gaat over een Geliefde die Zich ook vinden laat door hen die ongehuwd of niet meer gehuwd en misschien zelfs volstrekt alleen door het leven gaan. Menselijk geluk hangt niet af van ‘hebben’ van een levenspartner, hoe mooi dat ook mag wezen mag. In deze psalm gaat het over een Ander die je ’s morgens bij het wakker worden in de ogen mag kijken. De dichter zegt zelfs dat hij zich verzadigt aan Gods beeld! Wie daar geen notie van heeft, kan zich hoogtuit met iets anders bevredigen. Middelen en methoden te kust en te keur. Drugs. Seks. Voedsel. Je kunt in onze tijd krijgen wat je hebben wilt. Of het je echt gelukkig maakt? Ik geloof er niets van. ‘Kortstondig gewin’, noemt de psalm het. Even een kick en alles is weer over. Nee, dan die andere verzadiging! Daar kun je mee opstaan en mee naar bed gaan, daar kun je mee slapen en daar kun je mee waken. Beeldschoon is wat je krijgt te zien: Gods vriendelijk aangezicht, één en al vrolijkheid en licht! Je ziet het niet? Zing dan, zing dan luidkeels of fluisterzacht dit lied, deze psalm. En ga het al zingend van de Goedheid zelve. Laat zijn Woord je slaap wiegen. Laat zijn Stem je wakker maken. Mens, heb Hem lief!
O blij vooruitzicht dat mij streelt, ik zal, ontwaakt, uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met uw goddelijk beeld.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 3 februari 2012, 00:08
|
|
|
Vrijdag 3 februari. Psalm 18: 1-4; Een vestingwal om mij.
Wie in een vestingstad woont, weet het, ziet het om zich heen van dag tot dag: de wallen, de kannonen op de muren, de bastions. Dat moet een veilig gevoel hebben opgeleverd, vroeger, in die wereld van buskruit en hellebaarden. In onze tijd is dat anders. Nu praten we over laserstralen en kernbommen en ruimteoorlogen. Stiekem vraag je je af: zou dat bijbelse geloof in een God die je beschermde, ook niets iets zijn uit de oude doos, iets van vroeger, iets van oma en opa? Ik kan dat nu wel roepen, dat God een vestingwal is om mij, maar hoe weet ik dat, hoe merk ik dat, in onze eigen moderne tijd? De vraag is zeer begrijpelijk. Maar ik roep mijzelf tot de orde! Ben jij nu ook al zo iemand die zich het hoofd op hol laat jagen door de gedachte dat alles anders is dan vroeger? Het wapentuig mag zijn gemoderniseerd, de vijand nog precies dezelfde: de dood. De dichter van de psalm (is het David, op de vlucht voor zijn schoonvader, koning Saul?) heeft zijn dood onder ogen gezien. Maar hij heeft in de hitte van de strijd een bastion ontdekt. Tegen het woeden van de wereld vond hij een wal. David schuilt achter een schild dat van hogerhand hem is aangereikt. Een ruimteschild? Ja, een ruimteschild! Een kolossaal, komisch schild, dat hem immuun maakt voor elke vijand. En dat ruimteschild is er nog altijd.
Ik heb U lief van ganser harte, Here. Gij immers zult het onheil van mij weren. Gij zijt mijn steenrots, mijn bevrijder Gij, Gij zijt een muur, een vestingwal om mij. Mijn God, mijn schild, mijn schuilplaats in gevaren,’ Mijn rots die mij beschermt en blijft bewaren, o hoorn des heils, U loof ik voor altijd, ik roep het uit, want Gij hebt mij bevrijd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 4 februari 2012, 07:34
|
|
|
Zaterdag 4 februari, Psalm 18: 5-20; Het water aan de lippen.
Het gaat er heftig aan toe in dit deel van de psalm. Donder en bliksem, bevende rotsen, vuurspuwende vulkanen, lavastromen en een ragen aan as. En dan de hemel open en de Allerhoogste zwevend als op een engelenvleugels door de ruimte, vurige pijlen en bliksemschichten – het lijkt wel een scienfictionfilm… Allemaal gruwelijke beelden, helse taferelen die enigszins moeten benaderen aan welke angsten en kwellingen de dichter is blootgesteld. Het is alsof ik een psychiatrisch patiënt hoor spreken over angstaanjagende dromen, verschrikkelijke visioenen. Het doet mij denken aan wat in het begin van de bijbel in een korte pennenstreek ons getekend wordt: de aarde was woest en ledig. Woest! Maar uit die woeste overvloed redt de hand van de Allerhoogste. Hij trekt zijn schepping tevoorschijn uit de baarmoeder van het oergeweld. Hij roept ons aan het licht. En als de wateren ons tot de lippen komen, blaast Hij ons droog: Israël door de Rode Zee! In het leven van Jezus is dit alles nog eens overgedaan. Liever gezegd, in Hem is alles nog eens ‘ten diepste’ gegaan: de Jordaan in, ondergedompeld in de woede van heel de wereld, prooi van onze pestpijlen, hangend in Egyptische duisternis – een angstaanjagend visioen in werkelijkheid. Maar de Eeuwige heeft Hem gered! En in Hem zijn mensheid. Hoor man, kijk maar: het werd Pasen!
God boog zich neer, zijn hand heeft mij gevonden toen mij de waatren aan de lippen stonden. Hij redde mij, toen ’s vijands overmacht mij totterdood in d’ engte had gebracht. Te kwader ure traden zij mij tegen, maar God geleidde mij op goede wegen, maakte ruim baan hoezeer ik werd benauwd. Hij is het die in liefde mij behoudt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 5 februari 2012, 09:26
|
|
|
Zondag 5 februari, Psalm 18: 21-30; De sprong wagen.
Een mens hoeft niet te denken die ie altijd alles verkeer doet. Je laat je dat al gauw aanpraten door mensen die er belang bij hebben jou als bron van alle ellende te zien. Geloof ze niet, de doemdenkers! Waarom zou altijd alle schuld bij jou liggen? Misschien had je in bepaalde situaties anders moeten optreden. Maar waren je bedoelingen, je diepste intenties nu werkelijk zo verkeerd al sommigen suggereren? God mag het weten en Hij weet het dan ook. De dichter van de psalm is er in elke geval van overtuigd dat de Eeuwige zijn onschuld kent. En wat nog belangrijker is: de dichter van de psalm is er van overtuigd dat God van hem houdt! Met die overtuiging is geen huis te hoog. Met die overtuiging kun je over muren springen. Laten er leeuwen en beren zijn, laten er dagen zijn waarop alles tegenzit en je weer terugvalt in een donker gat – dit neemt niemand af: dat je met God over bergen kunt springen. Met Hem beklimt je de hoogste muur! Hoe dat dan in z’n werk gaat? Dat kan in niet uitleggen. Dat moet je gewoon ervaren. Je krijgt kracht om vol te houden. Hulp om erdoorheen te gaan. Moed om niet te wanhopen. Het is alsof je van hogerhand een opstapje krijgt, zo’n handje van een vriendje die je vroeger hielp om over een schutting heen te komen. Wie weet kunnen deze woorden, juist vandaag, wel zo’n klimtouw zijn.
Gij immers zult het arme volk verhogen en Gij vernedert, Heer, de trotse ogen. Gij zijt mijn licht, de lamp die voor mij schijnt, Waarvoor de dichtste duisternis verdwijnt. Met U durf ik mij de strijd te wagen, de legerbanden op de vlucht te jagen. Met U ga ik door water en door vuur, En met mijn God spring ik over een muur.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 6 februari 2012, 16:59
|
|
|
Maandag 6 februari, Psalm 18: 31-35; Zoeken naar veiligheid.
Een schild. Wat is dat eigenlijk, een schild? Wat biedt een schild in tijden van oorlogsgeweld? Bescherming Absoluut. Maar zorgt zo’n schild ervoor dat de oorlog ophoudt? Welnee, de oorlog gaat gewoon door. Het wapengekletter is niet van de lucht. Bepaald rustig zit je achter zo’n schild niet. De spanning blijft. Hoe gaat dit aflopen? En hoe zal het met je vrienden gaan? En zal de vijanden binnenkort de strijd staken of nog eindeloos lang met grof geweld verdergaan? Ik wil maar zeggen: zo’n schild is een zegen, maar niet het eind van de strijd en al helemaal geen garantie op een prettig paradijs. Dat geldt ook voor het leven met God. Nooit heeft Hij ons beloofd dat we dankzij Hem van een luilekkerlandleventje zouden kunnen gaan genieten. Geen sprake van! Guido Gazelle wist het al: ‘Het leven is: een krijgsbanier, door goede en kwade dagen, gescheurd, gevlekt, ontvallen schier, kloekmoedig voorwaarts dragen!’ Het blijft knokken, zolang je leeft. Altijd zal er geroezemoes zijn, geschreeuw om je heen. Altijd zullen er links en rechts slachtoffers vallen. En het is niet onmogelijk dat je zelf ook nog enige averij oploopt. Zo’n schild, hoezeer het je ook bewaart tegen de dood, kan je niet garanderen dat je nooit een schrammetje moet incasseren. Volhouden is dus de boodschappen! ‘Het leven is: geen vrede alhier, geen wapenstilstand vragen. Het leven is: de kruisbanier tot in Gods handen dragen.’ Of dat lukken zal? Dat lukt je nooit! Tenzij je schuilt achter het schild van Gods onvoorstelbaar grote goedheid.
Alleen Gods weg kan tot het doel geleiden, zijn woord is waar en zuiver ’t allen tijde. Hij is een schild, een schuilplaats in de strijd, voor al wie bij hem zoekt naar veiligheid. Want wie is God, dan deze onze Here? Wie is de rots die alles kan trotseren? Alleen die God mij met kracht omgordt, bij wie mijn levenspad een heilsweg wordt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 7 februari 2012, 18:05
|
|
|
Dinsdag 7 februari, Psalm 18: 36-43; Lichtvoetig.
Gisteren konden we in de psalm al lezen dat God de dichter ‘voeten snel als hinden’ geeft. Hij zegt zelfs dat God hem op ‘toppen van bergen’ doet staan! En vandaag keert dat thema nog even terug. ‘U baant de weg voor mijn voeten, ik wankel niet.’ Indrukwekkende beeldspraak! In de berijming komt dat alles weergaloos naar voren. ‘Hij maakt mijn voeten licht als die der hinden.’ Je ziet het voor je: zo’n hinde, slank en soepel, pijlsnel vliegend over de hellingen, geen heuvel te hoog, geen berg te onherbergzaam… Zonder uitglijders komt ze waar ze komen wil, weg van wie haar vervolgen, met kloppend hart weliswaar, maar dan toch: de vreugde van de vrijheid tegemoet! Zo vergaat het de mens die met de eeuwige leeft. Je begrijpt het soms zelf niet. Je ziet geen licht, geen toekomst meer. Je voelt je belaagd door mensen en hun malle meningen. Je weet je bedreigd door de duisternis die ook schuilt in je eigen ziel. Kun je dat aan? Zul je standhouden, op den duur? Heb je voldoende moed om door te gaan, ook als de duisternis langer duurt dan vandaag? Soms twijfel je eraan. Soms slaat de schrik je om het hart. Maar dan is daar zo’n lichtstraal in het donker, een woord in de wildernis. En zie, dan kan weer, dan is het alsof je wordt opgetild boven je eigen zwaardgewichtigheid uit. En dan is daar, als door een wonder, die verrukkelijke kracht die je tot een hinde maakt, dansend over de bergen…
Hij maakt mijn voeten licht als een die der hinden en doet ze op de steilt’ een steunpunt vinden. Hij is mijn oefenmeester van omhoog, door Hem geschoold span ik de koopren boog. Omdat Gij mij het schild uws heils wilt reiken, zal ik door U gesteund voor niemand wijken. Als Gij U tot mij wendt en mij geleidt word ik een held geharnast in de strijd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 8 februari 2012, 17:47
|
|
|
Woensdag 8 februari, Psalm 18: 44-51; Niets te vrezen.
Aan het slot van deze psalm gekomen, moet ik onweerstaanbaar denken aan de Mensenzoon, aan Jezus. Laat ik maar geen omtrekkende bewegingen maken, laat ik maar met de deur in huis vallen, vandaag. Ik zie in het slot van deze psalm de omtrekken van de Messias, het silhouet van Jeshoshua, onze Bevrijder! Hij was te bescheiden om de overwinning op zijn naam te zetten. Altijd wees Hij van zichzelf af, naar zijn Hemelse Vader toe. ‘U bevrijdde mij van een opstandig volk.’ Dat is paastaal, opstandingsmuziek! Hier zie ik het licht van de verrijzenis. En dat andere, dat volgende in de tekst? ‘Hij stelde mij aan tot hoofd van de naties.’ Hoe zit dat dan? Daar bespeur ik nog niet veel van, wereldwijd. Ik zie de naties wel, ik zie zelfs de Verenigde Naties. Maar die staan niet onder leiding van de Mensenzoon. Soms vraag ik me af of er wel iemand is die aan de Verenigde Naties leiding geeft. Je kunt nu wel met z’n allen om een mooie ronde tafel zitten en onder leiding van een secretaris-generaal fraaie plannen bedenken, maar of dat nu is wat de wereld nodig heeft… Hoe zit dat nu, Heer Jezus? Gezalfde van God, Woord van den beginne, Brood en Water des levens, wat komt er terecht van die aloude belofte, van dat koninkrijk der hemelen op deze aarde? Pardon – bent u nu al vergeten wat we eergisteren zagen? Dat er een schild is, betekent nog niet het einde van de strijd. Dat we weten wie de Leider zal zijn van de Verenigde Naties, wil nog niet zeggen dat Hij nu al metterdaad Koning is. Dat zouden Hij en wij nu wel willen, maar voor de Allerhoogste is de tijd blijkbaar nog niet rijp. Maar wat niet is, zal zeker komen! Wie weet: morgen al…
De Here leeft en zij alleen geprezen. Hij is mijn rots en ik heb niets te vrezen. Hij is de God die mij voldoening geeft en volken aan mij onderworpen heeft.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 9 februari 2012, 18:29
|
|
|
Donderdag 9 februari, Psalm 19: 1-7; Een wijdverbreide mare.
Van licht naar Licht gaat deze psalm. Van de zon naar de Zoon, had ik bijna niets gezegd. Maar dat moet ik uitleggen en dat komt morgen pas. Eerst maar die zon. Die wordt hier beschreven in poëtische kleuren. Die zon komt op als een bruidegom die de huwelijksnacht achter de rug heeft, rent vrolijk door de dag en gaat dan ’s avonds ook weer onder, moe van de blijdschap die bij een bruidegom behoort. En zo is heel de hemel één groot woordeloos verhaal dat ons vertelt hoe groot God is. Dag in dag uit wordt het lied van Gods glorie gezongen; dat houdt niet op en gaat maar door, het is één onophoudelijk halleluja. Nu weet ik wel: deze psalm wil verder, wil naar de Thora toe, naar het Woord dat wordt gehoord, naar de Taal die een toon heeft, naar de Wet die in ons geweten spreekt – maar het kan geen kwaad een dagje stil te staan bij de opkomende en weer ondergaande zon. Dat doen we al veel te weinig, hooguit een keer als we op vakantie zijn, op een mooie, zomerse dag. Maar juist nu, in deze nog o zo donkere tijd van het jaar, nu is het van levensbelang stil te staan bij het opgaan, blinken en verzinken van die veelbelovende bruidegom die zo stralend ons de lente belooft. Wat er dan zo bijzonder is aan die hemellichamen? Ze zwijgen. Stilzwijgend getuigen ze van Eén die nog groter is dan dat immens grote heelal. En stilzwijgend roepen ze op te doen wat zij zelf ook doen: zwijgend een licht zijn voor de ander.
De hemel roemt den Heer, het firmament geeft eer Hem, die ’t heelal volbracht. De dag spreekt tot de dag van wat zijn hand vermag, de nacht meldt het de nacht. Er is geen taal, geen woord, toch wordt alom gehoord een wijd verbeide mare. Geen stem gaat van hen uit, maar overal verluidt hetgeen zij openbaren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 10 februari 2012, 12:36
|
|
|
Vrijdag 10 februari, Psalm 19: 8-13; Licht voor onze ogen.
Na de zon: de Zoon! Dat kondigde ik gister al aan, en nu moet ik het uitleggen – hoe kun je nu de Thora, de wijsheid van Gods goede geboden, aanduiden als ‘de Zoon’? Is dat niet een goedkoop taalspelletje, een woordgrapje waarmee je in twee typeringen zo’n hele psalm wilt samenvatten? Een lied van zon en Zoon – mooi, maar onzin, goedbeschouwd. Onzin? Allerminst! In de Thora verschijnt naar diep inzicht de Eeuwige zelf. Hier wordt zijn wil verwoord en hier krijgt zijn woord handen en voeten. Hier licht zijn aanschijn op, hoer glanst de gloed van zijn gelaat, hier zie je Hemzelf recht in de ogen! De Thora is zijn kindje, zijn lieveling. De Thora, bedoeld als een licht voor onze ogen, is meer dan de zon die de Schepper schiep op de vierde dag. De Thora is zijn kloppend hart, zeg maar gerust: die Thora is zijn Zoon! En Israël weet dat. En om die reden bejubelt Israël weet dat. En om die reden bejubelt Israël de Thora. Israël ziet het, met ogen van geloof: in deze zon is de Zoon opgegaan, het Grote Licht der wereld. Of ik hiermee niet eigenlijk Jezus bedoeld? Of ik niet vergeet dat Hij het Licht der wereld wordt genoemd? Stel u gerust: dat weet ik allemaal heel goed en op mijn blote knieën dank ik daarvoor de hemel. Hij is de Zoon die de zon van de Thora heeft gezien! Als de zon een bruidegom is, dan is Christus de broeder van de bruidegom: volmaakt. Hij heeft voltooid wat zijn broer volmaakt wilde hebben. Helder als de dag is Hij, een licht voor aller ogen!
Volmaakt is ’s Heren wet, die ons verkwikt en redt, Waarbij de ziel herleeft. Getrouw en gans gewis is Gods getuigenis, Dat dwazen wijsheid geeft. Des Heren woord is goed, wie zijn bevelen doet, zijn hart wordt opgetogen. Recht is het woord van God en louter zijn gebod, Een licht voor onze ogen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 11 februari 2012, 07:31
|
|
|
Zaterdag 11 februari, Psalm 19: 14-15; Ingetoomde drift.
Aan de berijming van de psalm danken we een diepzinnige beeldspraak. Daar gaat jet over het intomen van drift. Alsof een mensenziel een woest paard zou zijn dat in toom gehouden moet worden. Nu zei Plato al dat de mens een wagenmenner is, en als twee paarden de ziel: het ene paard mooi en edel, het andere lelijk en kwaadaardig. Het gaat erom, zei hij, ze in toom te houden. De ziel: een span paarden. Goed en kwaad, als de twee kamers van ons ene hart. In de psalmen hoor je soms dat niemand goed is en dat niemand ook maar iets goeds doet. Maar in diezelfde psalmen hoor je ook dichters bij hoog en laag beweren dat zij onschuldig zijn, de goedheid zelfve. Ach, wie kent zichzelf? De waarheid zal hier wel in het midden liggen. Liever gezegd: we zullen wel iets hebben van God en ook iets van de duivel. Er wordt van twee kanten aan ons getrokken. We zijn geliefd in hemel en in hel. Voor die liefde van de hel geef ik geen stuiver. Die liefde wil alleen maar voedsel zien voor vuur, vernedering en vernietiging. De duvel is dat rotjoch (sorry voor het woord!) dat in de oudejaarsnacht alles wat los en vast zit bij elkaar sleept om er de brand in te jagen. De hemel heeft een ander doel voor ogen: het nieuwe Jeruzalem. Daartoe beteugelt onze goede God dat woeste paardje in mijn ziel. Niet altijd lukt het altijd even goed, maar ik moet er niet aan denken dat die beteugeling er niet zou zijn…
Als Gij uw knecht behoedt, o Heer, zal overmoed niet heersen over mij. Legt Gij mij drift in toom, dan leef ik recht en vroom, van grote zonden vrij. Breng voor uw aangezicht mijn wens en woord in ’t Licht door al mijn levensdagen. Verlosser, zie mij aan, mijn Steenrots, doe mij staan in uw groot welbehagen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 12 februari 2012, 09:38
|
|
|
Zondag 12 februari, Psalm 20; Veilig wonen.
Altijd zit er in de berijming van een psalm wel iets wat eigenlijk niet in de oorspronkelijke tekst van de psalm te vinden is. In die zin zou je elke berijmde psalm een gezang kunnen noemen, een psalmbewerking. Het lukt zelfs de meeste Schriftgetrouwe psalmdichter niet om exclusief de tekst van het Hebreeuwse lied in zijn berijming onder te brengen. Je moet wel, of je wilt of niet, het gaat al vanzelf zo’n lied in strofen roept nu eenmaal hier en daar om een verzonnen aanvullinkje. Zo is het met deze psalm ook. Dat in Gods vaandel zijn wil geschreven staat, is nergens in de onberijmde psalm te lezen. En dat Gods wil zou zijn ‘Mijn volk zal veilig wonen’, staat ook al nergens. Dus schrappen, al die verzinsels? Geen sprake van! Het mag er dan niet letterlijk staan, het is wel allemaal in de lijn van het lied. Dat zijn volk veilig wonen zal, dat staat inderdaad hoog in Gods vaandel geschreven! Dat is werkelijk het streven van de strijd! We moesten maar een beetje heenkijken door al dat krijgsrumoer in die psalmen van Israël en onszelf schamen dat ook wij door de eeuwen heen hebben gedacht met flink wapentuig wel een eind in de goede christelijke richting te zullen komen. Intussen staat in het vaandel van de Messias, de Gezalfde, hoog genoteerd: ‘Ik zal hun woning zijn!’ Trouwens, de psalm reikt al de hand naar de sjabloon die de Vredevorst voor ogen stond: ‘Anderen vertrouwen op paarden en wagens, wij op de naam van de Heer, onze God.’
Moge de Heer u antwoord geven als het kwaad benauwt, U wacht een onaantastbaar leven, zo gij zijn naam vertrouwt. God heeft zijn vaandel hoog verheven om ons zijn heil te tonen; daarin heeft Hij zijn wil geschreven: Mijn volk zal veilig wonen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 13 februari 2012, 21:13
|
|
|
Maandag 13 februari, Psalm 21; Lofzingen dag en nacht.
Over welke koning het hier gaat, is volstrekt onduidelijk. Moet het David zijn? Dan wordt hij toch wel hoger opgehemeld dan wenselijk is, die goede, maar soms o zo valse herder. Moet het Salomo zijn? Maar die vroeg juist niet om leven, althans niet om een lang leven. Salomo vroeg wijsheid en kreeg er een lang leven bij cadeau. Ik heb geen idee wie deze koning kan wezen en dat wilde ik ook maar graag zo houden. In deze psalm wordt het ideaal van dé koning getekend. Hier wordt een koning geschilderd die getooid is met glans en glorie, bestraald met het licht van Gods gelaat. Bij zo’n koning kan ik alleen maar aan Christus denken. Elke andere koning valt in het niet vergeleken bij Hem. Jezus mag dan niet één vijand verslagen hebben, sterker nog: zelf door zijn vijanden aan een kruis geslagen, toch is Hij een groter Triomfator dan ooit een koning is geweest of wezen zal. Christus overwon de dood! Hij heeft alle macht, in hemel en op aarde! Laten we er geen doekjes om winden – dat deed de Eeuwige ook niet, toen het Pasen was: onomwonden stond Jezus op uit de dood, de windsels lagen keurig opgevouwen in de open spelonk. De koning van deze psalm vindt zijn vervulling in de Vorst van de verrijzenis! Daarom komt Hem alleen toe: alle lof, in hemel en op aarde, in tijd en eeuwigheid. Nog één ding. Wat te denken van die vijanden die door deze koning verslonden zullen worden? Wat te zeggen van hun kinderen, die in vuur zullen vergaan? Is Jezus zo? Ja! Maar dan denk ik niet aan onschuldige kindertjes die geïndoctrineerd zijn door de een of andere ayatollah, maar aan de duivel zelf en zijn demonische kroost. Ze zullen er ooit nooit meer zijn – halleluja, laten we van harte juichen!
Wij zullen zingen tot uw eer, willen uw wondermacht lofzingen dag en nacht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 14 februari 2012, 19:12
|
|
|
Dinsdag 14 februari, Psalm 22: 1-9; Nochtans.
Er staat niet nochtans! Er staat ook niet ondanks alles of iets wat daarop lijkt. Er staat gewoonweg helemaal niets! De klacht springt zomaar over op een pracht van een lofprijzing. Het ene moment wordt er nog geroepen, gesoebat, gejankt: ‘O, mijn God!’ Het is één grote misère, dat begin van de psalm. De dichter begrijpt er helemaal niets van. Dat God, zin God hem nu gruwelijk in de steek gelaten heeft! Dat God, zijn God, zijn God, zijn gebrul nu niet eens meer hóórt! Dat God, zijn God, hem nu geen seconde meer tot rust laat komen… O God, mijn God! Dat is toch niet om uit houden, dat is toch niet meer menselijk meer! En nu zou je denken dat zoeken vloeken wordt en schreeuwen schelden. Maar dat gebeurt niet. Als een schijnwerper in een donkere nacht is daar plotseling de lofprijzing! ‘U bent de Heilige, die op Israëls lofzangen troont.’ Het is alsof de dichter die troon van lofzangen met zijn eigen, kleine lofliedje bij! En waarom zou je dat doen? Om de Eeuwige nog vaster in zijn zetel te laten zitten! Hij troont op de lofzangen van zijn volk. Hij is niet afhankelijk van die lofuitingen, maar zonder die hulde zaag je wel de poten onder zijn troonzetel weg – en als dát gebeurt, hebben wij geen regering meer. Dat verhoede God! Het kan nog zo donker zijn in je leven, de dingen kunnen nog zo tégen je zijn en de nacht één grote cel van duisternis, zonder enige overgang, zelfs zonder dat bruggetje van het nochtans, plompverloren zullen we weer zingen, een loflied tot zijn eer!
Nochtans, op U, o God die heilig zijt en troont op lofzangen, U gewijd door Israël dat Gij hebt uitgeleid. steunt ons vertrouwen, immers, de vaad’ren bleven op U bouwen, dat Gij hen naamt in heilige bescherming: Gij hebt, als zij U riepen om ontferming, hen niet beschaamd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 15 februari 2012, 09:59
|
|
|
Woensdag 15 februari, Psalm 22: 10-22; Mijn God en Vader.
Gisteren ben ik iets vergeten. Ik heb me laten meeslepen door die plotselinge overgang, van klacht naar klinkend eerbetoon. ‘Op u hebben onze voorouders vertrouwd; ze hebben vertrouwd en u verloste hen.’ Ik ben vergeten erbij te zeggen dat dit allemaal heel mooi is, maar dat dit het probleem alleen maar veel groter maakt. Je kunt nu wel een loflied zingen vanwege Gods grote daden in de geschiedenis, maar als Hij Zich vandaag in geen velden of wegen laat zien, wordt het alleen nog maar moeilijker te geloven dat zijn regering werkelijk iets voorstelt. Waar is die God van wie mijn opa en oma zo hoog opgaven? Waar is nu die God, die mijn vader en moeder mij voor ogen stelden: Hij zal je redden, Hij wil niets liever dan ook jouw God zijn! Prima, prachtig, ik geloof het, bij mijn geboorte vingen zijn handen mij op en van de moederschoot af is Hij mijn God. Maar op dit moment merk ik daar helemaal niets van. Leeuwen en beren op mijn pad. Opengescheurde muilen. Een wandelend skelet: mijn ooit zo welgevormde lijf. Een woeste bende draait om mij heen – de honden! Mijn beenderen kun je tellen, ze steken haast uit mijn ribbenkast. En intussen is er geen ziel die een hand naar me uitsteekt… Of ziek ik daar, door mijn tranen heen, de hand van Jezus? Ver weg is zijn moeder Maria. Ver weg zijn de vissers die zijn vrienden die zijn vrienden werden. Ver weg is God, zijn Vader. Als er Eén is die mensen in hun ontreddering begrijpen kan, dan Hij wel.
Gij die mijn ogen ’t levenslicht ontsloot, mij hebt geroepen uit de moederschoot, mij aan mijn moeders borst een rustplaats bood, voor kwaad beveiligd, Gij hebt mij U ten eigendom geheiligd. Gij, die alleen mijn God zijt en mijn Vader, blijf mij niet ver, want u onheil nadert helpt mij niet een.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 16 februari 2012, 09:39
|
|
|
Donderdag 16 februari, Psalm 22: 23-25; Hoogachting.
‘Hoogachtend’, schrijven we dan, voordat we onze handtekeningen zetten. Huichelaars die we zijn! Soms is er helemaal geen sprake van hoogachting. Soms hebben we een bloedhekel aan de geadresseerde. Maar ja, je kunt er niet omheen, je moet nu eenmaal een keurige brief schrijven en volgens de geldende etiquette die brief ondertekenen. Dus achten we de persoon in kwestie op de aangeschrevene neer. Soms zou je die ander zelfs nog verder naar beneden wensen en met liefde de grond in trappen. De dichter van de psalm voelt zich het slachtoffer van zo’n heftige vijandschap. Hij kan geen kant meer op. Waar hij gaat of staat, overal omringen hem de honden. Muilen van roofdieren zijn tegen hem opengesperd. En toch – jawel, nochtans! – maakt hij de naam van de Eeuwige bekend. Bij ieder die het maar wil horen, looft hij de God van Israël! En waarom? Omdat die hem niet in de goot trapt. Zo is God niet. God acht mensen hoog. Met name de zwakken, de vernederden. God neemt het op voor degenen voor wie niemand het opneemt. Dat besef vertroost de dichter. De samenleving kan je uitkotsen, de politiek kan je demoniseren, de kerk kan op je neerkijken, God ziet naar je om. Hij hoort je, ook al stoppen mensen hun oren voor jouw hulpgeroep dicht. Soms maken mensen je klein. God is anders. God is groter. Hij kleineert niet. Hij verheft. Hoogachtend.
Want geenszins achtte mij de Here gering, die lag vernederd in vernedering. Hij heeft mijn leven aan vernietiging niet prijsgegeven! Hij heeft zijn aanschijn over mij verheven en op mijn woord, dat met geween en klagen oprees tot Hem om zijne hulp te vragen, heeft Hij gehoord!
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|