|
ANITA324
|
Berichten: 913
|
Geplaatst: maandag 7 december 2009, 14:12
|
|
|
Twee naturen
Dit is een samenvoeging van twee artikelen die verschenen zijn in de nummers 8 en 9 (juni en aug. 1976) van het tijdschrift ‘Brood voor een hongerig hart’, Mandolinehof 36, 2992 NH Barendrecht, Nederland. Als bronvermelding werd opgegeven: E.C.H., uitgave Grace and Truth, U.S.A.
DEEL 1 Elk wedergeboren kind van God ontvangt de goddelijke natuur. Deze nieuwe goddelijke natuur is door een soevereine daad van God, door Zijn Geest en door het Woord, in de gelovige ingeplant. De gelovige heeft dus dezelfde natuur in zich als die in God is. Zoals hij door zijn natuurlijke geboorte deel kreeg aan de gevallen natuur, zo heeft hij nu door de nieuwe geboorte deel aan de natuur van God. ‘Wat uit het vlees geboren is, is vlees (de natuur die wij bij de natuurlijke geboorte ontvangen hebben); en wat uit de Geest geboren is, is geest (de natuur die we bij de wedergeboorte ontvangen). Verwondert u niet, dat ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden’ (Johannes 3:6,7).
‘Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerste-lingen Zijner schepselen’ (Jakobus 1:18 SV).
‘Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwigblijvende Woord van God’ (1 Petrus 1:23 SV).
‘Door welken ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der God-delijke natuur deelachtig zoudt worden’ (2 Pe 1:4 SV). Deze Goddelijke natuur of dit leven dat in de gelovige geplant is, is onlosmakelijk met de Persoon van Christus verbonden, Die ook de oorsprong ervan is.
Wij lezen dan ook: ‘God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven, wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet’ (1 Joh 5:11,12).
En wederom: ‘Uw leven is met Christus verborgen in God ... Christus die ons leven is’ (Kol 3:2,3).
Deze nieuwe Goddelijke natuur en het leven stroomt uit Christus. Hij is de oorsprong en de bron, en dit leven heeft dezelfde hoedanigheden en karaktertrekken in de gelovige als in Christus ... dezelfde verlangens en dezelfde vreugden. En daarom kan het alleen vrij tot uiting komen als het in de gelo-vige kan werken zoals het destijds in Christus werkte toen Hij hier op aarde was.
Sommige mensen zeggen dat wij in deze moderne twintigste eeuw in andere omstandigheden leven dan Christus. In zekere zin is dit zo, als wij naar de moderne vindingen en gemakken kijken, maar de menselijke natuur in zijn onderlinge relaties met mensen is helemaal niet veranderd, en in die zelfde omstandigheden openbaarde zich de goddelijke natuur in Christus, toen Hij onder de mensen leefde. En juist deze menselijke verhoudingen zijn het gebied waar de goddelijke natuur in de kin-deren van God werkzaam is ten behoeve van God en van de mensen.
Het is belangrijk om deze waarheid van de goddelijke natuur in de gelovige duidelijk te zien. Zon-der wedergeboorte - zonder deze goddelijke natuur - is blijvende zaligheid niet mogelijk. Wie uit God geboren is, is in een eeuwige verhouding met God gebracht. Hem is gegeven deel te hebben aan Zijn blijvende Goddelijke natuur - aan Zijn eeuwig leven. Dit goddelijke leven in de gelovige is alleen gelukkig als het werken kan naar zijn eigen natuur - naar zijn eigen verlangens.
De wezenlijke eigenschappen van goddelijk leven zijn heiligheid en liefde. Dit leven vindt zijn diepste bevrediging in een volkomen dienstbaarheid aan God en de mensen. De gelovige kan dan ook alleen maar gelukkig zijn als hij dit soort leven heeft. Want alleen in zulk een leven kan de goddelijke natuur zich ontplooien naar haar aard.
Waarom kocht God ons vrij met zo’n hoge prijs, door de offerande van Zijn eigen Zoon? Waarom was Christus gewillig om de prijs van onze verlossing met Zijn eigen bloed te betalen? Zeer zeker niet door één of andere uitwendige dwang, want boven God is er geen macht die hier aandrang zou kunnen uitoefenen. Maar dan moet de drang vanuit Zijn eigen natuur zijn gekomen, die vreugde vond om in onzelfzuchtige liefde anderen te dienen.
De kinderen van God hebben deel aan deze zelfde Goddelijke natuur, en dus maakt een leven van liefde en onzelfzuchtige dienst hen gelukkig. Maar een zelfgericht - een zichzelf zoekend leven - onderdrukt de goddelijke natuur in de gelovige en geeft hem een ellendig gevoel. Dan is er nog het belangrijke feit dat de Heilige Geest van God in de gelovige woont en deze nieu-we natuur ondersteunt en doet groeien. Als wij ons met een gehoorzaam hart en in een geest van gebed met het Woord van God voeden, dan neemt de Heilige Geest van de dingen van Christus en laat die aan ons zien (Joh 16:14).
Omdat de nieuwe natuur in de gelovige goddelijk is, verheugt die natuur zich in God en in Zijn wil, alsook in Zijn liefde tot de mensen. Zo is er niet alleen een onzelfzuchtig verlangen dat graag de mensen wil dienen, maar tegelijkertijd een groot verlangen naar God, om in alles wat gedaan wordt alleen Hem te behagen.
Dit verklaart het feit dat de gelovige alleen maar volle vrijheid in zijn nieuwe natuur kan vinden, als hij alles wat hij doet, richt en voegt naar Gods wil. Want de verlangens van de goddelijke natuur in de gelovige en Gods wil stemmen overeen, daar zij beide uit dezelfde bron zijn. De goddelijke na-tuur in God is de bron van Zijn eigen wil en de goddelijke natuur in de gelovige brengt in hem de-zelfde verlangens voort, die naar de wil van God zijn.
Om dit samen te vatten kunnen we zeggen dat God wil wat Hij wil omdat Zijn natuur er grote vreugde in vindt, en daar de gelovige deel heeft gekregen aan deze zelfde goddelijke natuur, zal er een overeenkomstige vreugde zijn in de wil van God in iedere gelovige. En deze vreugde in de wil van God is krachtig en werkzaam in dezelfde mate als de Goddelijke natuur in de gelovige krachtig en werkzaam is.
En naarmate de goddelijke natuur in een kind van God tot ontplooiing kan komen, zodat het krach-tig en werkzaam is, zal hij gelukkig zijn. Maar aan de andere kant, in de mate dat hij toegeeft aan de verlangens van zijn gevallen natuur, zal hij zich ellendig en ongelukkig voelen vanwege het terneer-drukkende effect op zijn goddelijke natuur.
GODS WEG VAN OVERWINNING. WAAROM IS EEN GELOVIGE ZO VAAK ONGE-LUKKIG?
De niet wedergeboren mens heeft geen nieuwe goddelijke natuur; alleen zij die uit God geboren zijn hebben deze ontvangen. Maar de niet wedergeboren mens heeft een geweten. Hij weet door zijn geweten dat hij God als zijn Schepper moet liefhebben, respecteren en gehoorzamen. Maar deze gedachte is hem onaangenaam. Hij haat dit, want hij wenst zijn eigen weg te gaan en wil zelf bepa-len waarheen hij gaat en weigert om aan God te denken.
‘De goddelozen zijn als de zee, zo opgezweept dat zij niet tot rust kan komen ... De goddelozen (of kwaaddoeners) zegt mijn God, hebben geen vrede’ (Jesaja 57:20,21).
Ook voor de ongeredden verwoest de zonde hun geluk, hoeveel te meer als iemand wedergeboren is. Als de zonde wordt toegelaten brengt het zijn ziel in conflict. Zijn geweten veroordeelt het, en de goddelijke natuur haat het en wordt terneergedrukt als hij de zonde toelaat; het verwekt in zijn ziel een vernederend besef van nederlaag.
Wanneer u nu dingen doet die u diep in uw hart verafschuwt en die door uw geweten worden ver-oordeeld, dan verstoren ze de vrede van uw hart en maken u ellendig en ongelukkig. U kunt probe-ren ze te vergeten of weigeren er aan te denken omdat het allemaal zo onaangenaam is, maar dit zal uw moeilijkheden niet oplossen.
Dan komen er die neerdrukkende twijfels over uw behoud, zij komen naar boven als u begint te redeneren: ‘Indien ik gered zou zijn, waarom ben ik dan zo?’. Wat is dan het antwoord op deze on-gelukkige toestand? We moeten twee dingen leren verstaan om uit deze toestand te geraken. Ten eerste: Hoe kunnen wij absoluut zeker zijn van onze behoudenis? Ten tweede: Hoe kunnen wij kracht hebben voor over-winning over de zonde in ons leven?
Laten wij inzake het eerste punt eens overdenken hoe we doen moeten met:
TWIJFELS
Als een praktische illustratie hierop zullen wij twee getuigenissen van zielen-in-twijfel opnemen en dan hun vragen beantwoorden.
‘Toen ik dertien jaar oud was werd ik ertoe geleid om de Heer als mijn Heiland aan te nemen. Ik trouwde toen ik achttien was. Zowel mijn man als mijn ouders zijn geen christenen. Doordat ik he-lemaal uit de christelijke invloed weg ben, ben ik koud geworden en helemaal afgedwaald. Satan probeert mij nu te vertellen dat ik nooit behouden ben geweest. Mijn probleem is: Hoe kan ik zonder twijfel weten dat ik behouden ben en hoe, als ik behouden ben, kan ik tot God terugkeren?
Ik heb geprobeerd te bidden, maar het lijkt wel of ik alleen maar woorden zeg die niet hoger komen dan het plafond. Ik wil graag een christen zijn en voor God leven, maar ik zit lelijk in de knel. Ik zou ik weet niet wat willen geven om te weten dat ik voor eeuwig behouden ben en dat de hemel mijn tehuis is. Kunt u mij in deze voor mij zo belangrijke vraag helpen?’
Ik kan heel goed uw grote nood verstaan en ben werkelijk erg blij dat de Heer u heeft doen ontwa-ken tot het besef van uw grote nood. Ik verzeker u dat de Heer in uw nood wil voorzien om u de zekerheid van de eeuwige zaligheid te geven en Zijn vrede die alle verstand te boven gaat, door het geloof in Hem.
U zegt: ‘Ik heb geprobeerd te bidden, maar het lijkt of ik alleen maar woorden zeg die niet hoger komen dan het plafond’. Uit deze uitdrukking maak ik op dat twee dingen de oorzaak zijn van uw moeilijkheden. Ten eerste: u ziet op uw gevoelens inplaats van alleen maar te geloven; en ten tweede: u hebt moge-lijk niet eerlijk uw zonden en uw afdwalen aan God beleden.
‘Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid’ (1 Joh 1:9).
Dit is het onfeilbaar werk van God. Hebt u uw zonden en uw afdwalen beleden aan God? Zo ja, geloof dan dat Hij u naar Zijn Woord heeft vergeven. Hij loog niet toen Hij zei dat Hij getrouw en rechtvaardig is om te vergeven. Gelooft u Hem niet?
U zegt echter, ik voel het niet dat Hij het gedaan heeft. Het schijnt mij toe dat mijn gebed niet hoger komt dan het plafond. Wat hebben uw gevoelens hier mee te maken? Gods vergiffenis is wat God gevoelt ten opzichte van u, niet wat u voelt. Als Hij vergeeft dan is alles naar Zijn gevoelen in orde; anders vergeeft Hij niet. Kijk niet naar uzelf, zeggend tot uzelf: ‘Ik voel niet dat Hij mij heeft verge-ven; het lijkt erop dat mijn gebed niet hoger komt dan het plafond’. Zie naar wat God zegt: ‘Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven’. Als u uw zonden hebt beleden aan Hem, geloof dan dat Hij uw zonden heeft vergeven, daar Hij gezegd heeft dat Hij het zou doen. Geloof Hem dat Hij Zijn beloften waar maakt.
Maak van Hem geen leugenaar door er aan te twijfelen wat Hij heeft gezegd.
Merk op dat het vers zegt: ‘Hij is getrouw en rechtvaardig om ons te vergeven’.
Getrouw en rechtvaardig ten opzichte van wie? Van Christus. Christus droeg onze zonden in Zijn eigen lichaam op het kruis (1 Pe 2:24).
Als u uw zonden aan God belijdt, in geloof dat Christus ze aan het kruis droeg, zou het ontrouw en onrechtvaardig zijn van God ten opzichte van Christus als Hij u niet zou vergeven.
Het zou hetzelfde zijn alsof God zou zeggen: ‘Wel Ik ben niet tevreden met wat Christus aan het kruis deed toen Hij voor uw zonden stierf en daarom blijft u in uw zonden die zich tegen u richten’.
Kunt u zich voorstellen dat God zo onrechtvaardig handelt ten opzichte van Christus, nadat Hij de schuld betaald heeft, en u toch nog daarvoor verantwoordelijk stelt?
Doe deze gedachte verre van u. Christus’ werk is volmaakt en Gods Woord is zeker. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om te vergeven - getrouw en rechtvaardig ten opzichte van Christus die de schuld voor ons betaald heeft.
U zegt dat u behouden werd toen u dertien jaar was. Wat voor een soort van behoud verwierf Chris-tus voor ons door Zijn eigen bloed? Was het maar van tijdelijke aard, zodat het weer weg zou gaan als wij een misstap beginnen?
Met andere woorden een redding die niet echt behoudt?
Of was Zijn kostbaar bloed genoeg in de ogen van God om een eeuwige zaligheid voor ons te ver-werven? Zeer zeker was het dat. De oneindige Zoon van God werd mens, maar zonder zonde en Hij vergoot Zijn bloed voor ons aan het kruis.
Hoeveel waarde heeft dat bloed? Precies evenveel waarde als de waarde is van Hem Die het ver-goot, en Hij is de oneindige eeuwige God, de Zoon, geopenbaard in het vlees. Daarom is de waarde van Zijn bloed oneindig en eeuwig. Dit is het nu juist wat Gods Woord ons verklaart.
Christus is met Zijn eigen bloed eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf (Hebr 9:12). Er is maar één verlossing waarvoor Christus de prijs betaalde en dat is een eeuwige verlossing. Als wij vandaag iets hebben en morgen weer kwijt zijn dan was dat niet de verlossing die in Christus Jezus is, want Zijn verlossing is eeuwig.
‘Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus’ (het kan nimmer herhaald worden). ‘Want door één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden’ (Hebr 10:10,14 SV).
De eenvoudige en klare onderwijzing van deze verzen vanuit Gods onwankelbaar Woord is deze: Het was God Zelf die ons geheiligd heeft (apart gezet) voor Hemzelf, door de offerande van Chris-tus.
Christus stierf éénmaal voor alle zonden voor alle eeuwigheid, en daarom staat iedere gelovige voor altijd volmaakt voor God, voor altijd, door de eeuwige uitwerking van die ene offerande. Geen zon-de kan er ooit in het leven van de gelovige komen die niet alreeds verzoend is door die offerande, de zonden van allen die geloven.
God neemt nooit iemand aan dan alleen op de grond van het offer van Christus. Aangezien dat offer voor alle eeuwigheid werd volbracht, staan daarom alle gelovigen voor altijd volmaakt voor God door die volmaakte offerande van Christus, Die al de zonden van hun gehele leven weg deed, eens en voor de gehele eeuwigheid toen Hij zichzelf zonder vlek aan God offerde.
Sommigen zeggen dan: ‘Dan maakt het geen verschil wat een gelovige dan nog doet’. Dit is wel waar wat Gods voorziening voor hem betreft. Er is absoluut geen zonde in zijn leven die, als deze beleden wordt, niet inbegrepen is in de vol-maakte offerande van Christus. Maar het maakt een heel groot verschil voor het geluk van de gelo-vige en zijn gemeenschap met God.
Hoe kunt u gelukkig zijn als u weet dat u zondigt tegen God die u zozeer liefheeft?
God haat de zonde en Hij kan een gelovige niet gelukkig maken die voortgaat met zondigen. God kan geen gemeenschap hebben met een gelovige die voortgaat met de zonde. Hoe kan God met hem op zijn weg wandelen?
En niet alleen dit, maar als een Vader die Zijn kind liefheeft, is Hij verplicht om hem voor zijn eigen bestwil te tuchtigen en hem te corrigeren, als hij wegdwaalt en ongehoorzaam is. En zulke tucht is geen zaak van vreugde maar van smart, maar daarna geeft het vreedzame vruchten aan hen die het ter harte nemen en daardoor de zonde leren haten en verzaken.
Lees voor uw eigen lering over dit onderwerp Hebreeën 12:4-11. Wat er gebeurt als een gelovige zondigt en deze zonde verzuimt te belijden en zichzelf voor God hiervoor veroordeelt, is dat hij de vreugde van de gemeenschap met zijn Vader verliest en zich blootstelt aan Zijn tuchtiging. Hij is nog steeds een kind van God. Hij heeft zijn zaligheid niet verloren - die kan niet verloren gaan want die is voor eeuwig - maar hij verloor de glimlach van de Vader en de vreugde van de gemeen-schap met Hem. Hij kan dit dan ook niet terug krijgen tot hij zijn zonden en zijn falen heeft beleden aan zijn Vader, met het voornemen van het hart om de zonden te laten.
Lees Psalm 32 en zie wat een ellende er in Davids ziel was toen hij zweeg en weigerde om zijn zon-den te belijden. En zie dan welk een vreugde en liederen van verlossing en vertrouwen in God er kwamen, zodra hij ze had beleden.
Zo is het altijd. Daar moet een eerlijke belijdenis voor God zijn, en een geloof dat Christus het reeds door Zijn bloed in orde heeft gemaakt, en dan, ga aan de kant van God staan tegen uzelf om wat u hebt gedaan en dank Hem dan dat Hij Zijn eigen Zoon gaf om er voor te sterven aan het kruis, en geloof in uw hart dat Hij het om Christus’ wil vergeven heeft, naar Zijn Woord en Hij zal u weder-om Zijn vrede geven.
Geef uzelf opnieuw aan Hem over, dat Hij u mag nemen en u vormen en van u mag maken wat Hij wil en Hij zal u sterken en bewaren en u de vreugde geven van het weten voor eeuwig de Zijne te zijn. Spreek dikwijls met Hem als u met uw werk bezig bent en ook in uw rustige ogenblikken. Neem de tijd om Zijn Woord te lezen en te overdenken. U zult merken dat het uw ziel voedt, dat het vreugde voor uw hart is en sterkte voor uw innerlijke mens en een licht is op uw pad.
Vervolg ... Deel 2
|
|