Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 14 november 2012, 20:51
|
|
|
Woensdag 14 November, Psalm 129; Van mijn jeugd af aan.
Er zijn mensen die al op jonge leeftijd veel te verduren krijgen. Je vader was alcoholist en sloeg thuis de boel kort en klein. Je moeder stierf toen je nog maar een kind was. Een o zo vriendelijk oom deed dingen met je die je nooit meer vergat. Of je kreeg een ongeluk en je zit voor de rest van je leven in een rolstoel. Het volk Israël kan erover meepraten. Toen het nog maar heel klein was, een handjevol mensen in Egypte, werd het als slaaf behandeld. Afgebeuld werd het, dat kleine volkje Israël. Later, toen het groter geworden was, werd het niet beter op. Het kwam ver van huis in den vreemde terecht. Het werd opgejacht, in de loop der eeuwen van land tot land verdreven. Het werd geslagen, getreiterd, gedwongen rond te lopen met gele davidssterren op de borst. Het werd gedeporteerd, naar gaskamers geranseld. ‘Dikwijls wed ik gekweld, van mijn jeugd af aan.’ Maar, hoe waar dit alles ook moge zijn, nooit wie dan ook Israël klein gekregen! ‘Gebroken hebben ze mij niet!’ Triomfantelijk klinkt het in de psalm van vandaag. Als een refrein wordt het herhaald: Dikwijls gekweld, dikwijls gekweld, van mijn jeugd af aan, maar nooit gebroken! Laar niemand je wijsmaken dat je altijd slachtoffer blijft. Vergeten kun je al die verschrikkelijke dingen uit je jeugd natuurlijk nooit. Dat hoeft ook niet. Wie ze met alle geweld uit het geheugen probeert te bannen, vraagt om moeilijkheden later. Maar die herinneringen koesteren is minstens zo kwalijk. Je ben al voldoende gekweld: kwel jezelf nu niet nog langer! Ga liever door het leven als een door de Eeuwige gezegende. Hij snijdt de riemen van de slavendrijver door.
Zij hebben immer van mijn jeugd af aan, Zo zegge Israël, zij hebben immer, reeds van mijn vroegste jeugd, mij leed aangedaan, maar overweldigd hebben zij mij nimmer.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 15 november 2012, 21:51
|
|
|
Donderdag 15 November, Psalm 130: 1-4; Bij U is vergeving.
Dat deze psalm roept vanuit de diepe, kon wel eens te maken hebben met het feit dat dit lied een pelgrimslied is, een lied van de opgang. Wie op bedevaart ging naar Jeruzalem, klom de berg Sion op en betrad de treden van de tempel. Hoger en droger ging je, tot je was naar de Eeuwige wilde wonen. Toch zal die aanduiding van diepte niet alleen een geografische typering zijn, leuk bij wijze van toeristische informatie. Die diepte duidt vooral aan hoezeer de dichter weet heeft van depressie. Keer op keer is hij terneergedrukt, zit hij diep in de put. Uit die neerslachtigheid, uit het donkere dal van zijn misère, roept hij tot de Allerhoogste. ‘Uit de diepte roep ik tot u, Heer, Heer, hoor mijn stem.’ Waarom voelt de dichter zich zo ellendig? Is dat omdat hij zwaar gezondigd heeft? Die kant denk je al gauw op; niet voor niets spreekt de psalm over zonden en over vergeving. Toch wordt hier niet gezegd dat de dichter zelf persoonlijk, een grote schuld met zich meetorst. Het zou ook wel eens de last van het volk kunne zijn, de ongerechtigheid van Israël. Hoe dan ook, de dichter gaat gebukt onder alles wat mis is. Depressief wordt hij ervan: zoveel onrecht, zoveel kwaad, in de grote boze wereld en ook in zijn eigen kleine ziel. Hoe de dichter uit deze put komt? Spreekt hij zichzelf moed in door te mompelen: ‘Kop op!’? Nee, hij weet beter. Psalm 130 leeft van het besef dat bij de Eeuwige vergeving is. Dát te weten is een bron van verwondering. ‘Daarom eert men u met ontzag.’ Leve de God van Israël! Hij bedekt de schuld met het kleed van zijn liefde. Sterker nog: Hij zal zijn volk van ongerechtigheid bevrijden.
Zoudt Gij indachtig wezen al wat een mens misdeed, wie zou nog kunnen leven in al zijn angst en leed? Maar Gij wilt ons vergeven, Gij scheldt de schulden kwijt, Opdat wij zouden vrezen Uw goedertierenheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 17 november 2012, 16:25
|
|
|
Vrijdag 16 November, Psalm 130: 5-8; Wachten op God.
Wat mij opvalt in de psalm van vandaag is dat de dichter van dit lied niet hoopt op een mooie toekomst, de doorbraak van Gods koninkrijk op aarde, vrede voor alle volken of hoe je droom van Israël ook maar verwoorden wilt. De beeldspraak doet daar wel een beetje aan denken. In gedachten zie je een stad. Op de stadsmuur ijsberen de wachters. Nog is het donker. Wanneer komt de morgen? Maar dan, eindelijk: een streepje licht in het oosten, de horizon licht op. Maar nog is het geen dag. Tergend langzaam wordt de hemel lichter en lichter – totdat eindelijk, eindelijk de zon verschijnt: de nieuwe dag! Daar moet, zo denk je al gauw, toch wel de verrukkelijke toekomst van het vrederijk mee worden aangeduid. Zó verlangend wacht Israël op de doorbraak van Gods koninkrijk. Maar nee, voor wie de psalm aandachtig leest, blijkt al snel dat daar geen sprake van is. Waar ziet de dichter van deze psalm naar uit? ‘Ik zie uit naar den Heer, mijn ziel uit naar hem en verlangt naar zijn woord.’ Dat geeft te denken. Geloven is vooral: wachten op Gód. Zeker, zijn toekomst van vrede blijft een droom. Beloofd is beloofd. Maar die toekomst kan nooit mooier, nooit rijker zijn dan de Heer van die toekomst zelf. Ik zie uit naar een paradijselijk landschapje met vrolijke, altijd en eeuwig vriendelijke agrariërs die met ongesmede zwaarden vruchtbare aarde omploegen; ik zie uit naar de Héér! Niets zal ons zoveel vrede geven als de ontmoeting met Hem. Eenmaal. En nu al.
Ik heb mijn hoop gevestigd op God de Heer die hoort. Mijn hart, hoezeer onrustig wacht op zijn woord. Nog meer dan in de nachten wachters het morgenlicht, blijf ik, o Heer, verwachten uw lichtend aangezicht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 17 november 2012, 16:26
|
|
|
Zaterdag 17 November, Psalm 131; Stil.
Een plaatje, deze psalm! Eerst wordt gezegd wat de dichter allemaal niet wil wezen. Met nadruk – zo lees je in het Hebreeuws – wordt die ontkenning eerst gemeld. Niet trots is mijn hart, niet hoogmoedig mijn blik, niet te groot is wat ik beoog. Het is alsof de dichter van de psalm daar z’n bekomst van heeft. Het is alsof hij een tijdlang hoogmoedig en hooghartig en hoogdravend door het leven ging, maar gaandeweg heeft ontdekt dat de bergweg van eigendunk uiteindelijk toch een dalend en doodlopend steegje blijkt te zijn. De Hoogmoedsavenue leidt alleen maar naar het Doemdenkdal. Wee de mens die in dat dal belandt! Nee, dan kun je beter maar worden als een kind, zoals Jezus dat zijn leerlingen aanried. Nog beter: als een baby, stil in de arm van moeder. Of het in deze psalm over een zekere tragiek: hier ligt een kind in moeders arm dat niet langer bij haar mag drinken. En toch is dat kind stil geworden, tot rust gebracht. Ook zonder de meest intieme nabijheid te kunnen ervaren, weet de ziel zich geborgen in de schoot van de Almachtige. Ik behoef, met andere woorden, niet per se het onderste uit de kan, om toch te beseffen dat ik in de hoede van de Heer veilig ben, in leven en in sterven. Hoe dan ook, in deze psalm zegt iemand dat hij zijn ziel tot rust heeft gebracht. Hij zet dat niet in een overvrome bui allemaal op rekening van God; hij vertelt eenvoudig dat hijzelf elke vorm van hoogmoed in de vuilnisbak heeft gestopt en niet langer zoekt naar antwoorden op alle vragen. Hij heeft tegen zichzelf gezegd: nu moet je een keer ophouden! En zo, zó werd het eindelijk stil.
Heb ik mijn ziel niet naar uw wil gevoegd in vrede, mild en stil, zoals het pas gespeende kind troost in zijn moeders armen vind?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 18 november 2012, 09:45
|
|
|
Zondag 18 November, Psalm 132: 1-7; Naar Gods woning gaan.
Waar woont God? Als je dat aan een kind van de kindernevendienst vraagt, zal het waarschijnlijk zeggen: overal. Of: in de hemel. Dat is allemaal mooi en goed gezegd, maar in de Bijbel kom je ook nog andere antwoorden tegen. Ik denk nu aan twee aanduidingen. De eerste vind je in de psalm die we vandaag lezen. God heeft een woning in Jeruzalem, in de tabernakel. Daar moet Hij hoognodig naartoe! De psalm heeft het oog op de tijd waarin de ark van het verbond bij de Filistijnen verbleef. David laat de ark halen. Die ark, met de Tien Woorden van de Eeuwige daarin, moet naar de residentie. Die ark moet weer een plekje krijgen in het binnenste van het verbond, in het heiligdom. Later zal Salomo er een tempel voor bouwen; nu staat nog de tent van de samenkomst, de tabernakel klaar om de Eeuwige te ontvangen. Daar is zijn woning, daar is Hij onder mensen thuis. Geen wonder dat de dichter van deze psalm hier David sprekend invoert. David had ooit gezworen zijn eigen tent niet meer binnen te zullen gaan voordat hij de Eeuwige een woning had meer binnen te zullen gaan voordat hij de Eeuwige een woning had bereid. De ark moest en zou naar Jeruzalem! Je kunt toch God niet aan de Filistijnen overlaten? Elders in de Bijbel lezen we dat God wil wonen in ons hart, in de diepste kern van ons bestaan. Zó lees ik de psalm ook, als een herinnering aan een oude belofte: God, U mag wonen in mijn hart. De vraag is: ben ik zo gemotiveerd als David ooit was om de Eeuwige een woning te bereiden? Is Hij werkelijk welkom in mijn leven, in het klokhuis van mijn bestaan? Realiseer ik mij nog wel wat ik doe zodra ik inkeer tot mijzelf? Dan ga ik naar Gods woning! Dan sta ik voor mijn Koning!
Zo zal ik naar Gods woning gaan en buigen voor zijn groot gezag en juichen dat ik leven mag, zo zal ik voor mijn Koning staan, Hem prijzen op zijn kroningsdag!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 19 november 2012, 20:08
|
|
|
Maandag 19 November, Psalm 132: 8-18; Brood in overvloed.
Wij realiseren ons nauwelijks wat we meemaken als wij het avondmaal vieren. De tafel van Christus is rijker dan wij denken. Wij komen niet alleen naar die tafel toe om te denken. Wij komen niet alleen naar die tafel toe om ons verbonden te weten met allen die nu aanzitten aan het feestmaal van Gods hemels koninkrijk. Wij komen niet alleen naar die tafel toe om ons te herinneren hoe de goede God ons als brood en wijn aan elkaar uitgedeeld en geschonken heeft. Wij komen evengoed naar die tafel toe om eraan herinnerd te worden wat de Eeuwige ten diepste en allereerst voor ogen staat: Hij wil zijn volk voeden. ‘Ik zal Sion met voedsel zegenen, de armen brood geven in overvloed.’ Als ik dat lees, mag ik niet al te snel aan Christus denken. Of tóch: zie zijn vermenigvuldigde liefde voor mensen die honger hebben! Ook in Hem, die het Brood des levens is, komt voor de dag waar het de Vader omgaat. God wil niets liever dan dat mensen het gevoel hebben, sjaloom hebben, vrede alom. Wie dat beseft, gaande in de richting van de tafel of daarvan weglopend, van die tafel weer de wereld in, die weet: wij aanbidden een God die de armen spijzigen wil, royaal, in overvloed. Dat besef mag en moet de kerkelijke agenda bepalen. Juist wij, die Christus kennen en weten hoe hongerig de wereld is, hoe verlangend naar wat werkelijk verzadigen kan, wij zouden moeten inzien dat je met een lege maag weinig ziet in brood voor het hart. Gods liefde is voor hart én maag. En wij zijn geroepen die liefde vorm te geven. Wij zijn geroepen van Gods liefde brood te bakken. Waar God ook wonen mag, in elk geval waar dat brood gebroken wordt.
Sion is van den Heer voorgoed, Hij heeft het aan zijn eer gewijd: ‘Hier is Mijn rust in eeuwigheid, hier geef Ik brood in overvloed en spijze alwie honger lijdt!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 20 november 2012, 21:25
|
|
|
Dinsdag 20 November; Psalm 133; Samenwonen.
Werd er over samen wonen maar net zoveel gesproken als over samenwonen! Hoewel, over samenwonen hoor je steeds minder. Het lijkt wel alsof we eraan wennen: je doet gewoon waar je zin in hebt. De rest van de wereld heeft daar niets mee te maken. In het bijbelse Israël leeft echter het besef dat je elkaar nodig hebt. Dat je dus elkaar ook betrekt bij de dingen die je onderneemt. Bij trouw en rouw, in leven en sterven, in goede en slechte tijden, altijd weer heb je elkaar nodig en dus zul je elkaar ook laten weten wat je denkt en doet. Het publiek, hel hele volk mag het horen: we zijn verloofd, we gaan trouwen, er is een kind geboren! Juist omdat we als mensen zo op elkaar aangewezen zijn, is het zaak het publieke domein in ere te houden. Een sterke gemeenschap bouw je niet op met losse individuen. Vandaar die uitroep aan het begin van de psalm: ‘Hoe goed is het, heerlijk als broeders bijeen te wonen!’ Broeders. Nu moeten we maar even afzien van flauwiteiten vanwege de ongenoemde zusters. Dat de Bijbel ontstond in een andere cultuur is inmiddels al voldoende bekend. De vraag wie met die broeders zijn bedoeld, is veel interessanter. Zijn dat de priesters in de tempel? Zijn dat de zusters en broeders van de kerk? Nee, dat zijn, veel algemener, je medemensen. In de psalm worden er allicht volksgenoten mee bedoeld, maar dat doet weinig terzake. Het gaat er de dichter om te bezingen hoe goed het is, hoe zeer ‘van God’ het is, wanneer mensen het samen goed kunnen vinden. Het is te vergelijken met de zalfolie op het hoofd van de hogepriester, druipend op zijn priesterlijk gewaad. Het is te vergelijken met de dauw die de in het noorden gelegen berg Hermon bedekt, maar ook neerkomt op de berg Sion in het zuiden. Zo ruim en royaal geeft de Heer zijn zegen aan mensen die weten: wij zijn van één huis, we zijn er voor elkaar.
Zie toch hoe goed, hoe lieflijk is ’t dat zonen Van ’t zelfde huis als broeders samenwonen. Eén liefdeband houdt hen tezaam. De zegen van Gods hoog verdreven naam daalt op hen neer vol zoete tederheid, als olie die den priester wijdt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 21 november 2012, 20:11
|
|
|
Woensdag 21 November, Psalm 134; Nacht aan nacht.
Wisseling van de wacht! Althans, daar lijkt het wel op in deze psalm. Het is alsof het ene priesterkoor het andere priesterkoor toezingt. Goede woorden worden uitgewisseld. ‘Zegen de Heer!’ Maar ook: ‘Moge de Heer U zegenen!’ Het is een en al zegen wat hier de klok slaat, over en weer. Dat mag ook wel, bij zo’n wisseling van de wacht. Vooral de nachtploeg heeft het zwaar. Overdag is het licht. Dan zorgen de pelgrims voor vrolijkheid, dan roepen de offeraars om hulp bij het brengen van hun graven. Dan moet er bovendien gezongen worden. En er moe muziek worden gemaakt. De hele dag ben je bezig, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Dat is boeiend, vermoeiend, maar vooral een grote vreugde. Maar dan komt de nachtploeg. En opeens verschuiven de panelen. Geen pelgrims meer te zien, geen lachende gezichten, geen dansende drommen, geen zang, geen muziek. Stilte. Duisternis. Een blaffende hond hooguit. Nog een enkele passant misschien. Maar verder… Niets dan de donkere, pikdonkere nacht. Houd dat maar eens vol, uur na uur, nacht na nacht. Het zal je lot maar wezen! Maar het moet, je moet erdoorheen, het hoort bij de taak die je hebt als priester gewijd en geordend, bevestigd in het ambt van gezalfde – je bent eens en voorgoed een christenmens. Een christenmens? Ja, gedoopt en wel ben je geroepen priester te zijn, bewaker van het heiligdom, behoeder van de heilige woorden. Daar heb je de zegen van de Eeuwige wel bij nodig! En ook een goed woordje van hen die in Christus je broeders en zusters zijn.
Gij dienaars aan de Heer gewijd, zegent zijn naam te allen tijd. Gij die des daags zijn gunst verwacht, zegent zijn naam ook in den nacht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 22 november 2012, 21:40
|
|
|
Donderdag 22 November, Psalm 135: 1-4; U verheven plicht.
Dat zegt de psalmberijming heel goed: ‘Loof den Heer... gij die uw verheven plicht in de tempelhof verricht.’ Zo is het maar net: die dienaren in de tempel moeten dat gewoon doen. Het is hun beroep. Ze zijn aangesteld om de Allerhoogste te loven. Natuurlijk, het zal wel eens niet zo goed uitgekomen zijn. Je hebt niet elke dag, ‘je dag’. Maar daar wordt niet naar gevraagd. Als je een taak op je genomen hebt, dan moet je ook bereid zijn op de gekste momenten te doen wat tot je werkopdracht behoort. In het geval van een tempeldienaar, een priester, een Leviet, betekent dat: God loven – dat is je plicht, je verheven plicht. En zo’n verheven plicht hebben ook wij, christenmensen. Wij zijn priesters in de tempel van Christus. De kerk is zijn tempel. Niet dat ene gebouw en zelfs niet die ene, bepaalde gemeenschap, waar wij toevallig bij behoren – nee, de wereldwijde kerk, díe is zijn tempel. In die tempel zijn wij priesters, jong en oud, blank en bruin. Wij hebben de taak de Eeuwige te loven, in doen en laten, in woord en daad, in gezang en gebed, met mond en hart en handen. Dan kun je je dag niet hebben of verdrietig zijn vanwege het een of ander, die plicht blijft: het is een verheven plicht. Dat is maar goed ook, want anders zou er van wereldwijde lofzang niet veel terechtkomen. We hebben allemaal weleens een baaldag. We voelen ons allemaal weleens depressief. Weleens? Nogal vaak. En daarom is het maar goed dat we niet alleen geroepen zijn de Allerhoogste te loven als we een goede dag hebben, maar dat ook te doen als het eens even minder gaat. En waarom dat zo goed is? Kan de Eeuwige dagje zonder? Ik denk het wel. Maar ikzelf kan geen dagje zonder! Die verheven plicht brengt mijzelf op een hoger niveau. Mét dat ik de Eeuwige dankzeg voor al zijn zegeningen, voel ik zijn zegeningen, voel ik mezelf sterker.
Halleluja! Looft den Heer, prijst zijn naam en majesteit, toegewijden aan zijn eer, die vanouds zijn knechten zijt, gij die uw verheven plicht in de tempelhof verricht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 23 november 2012, 21:14
|
|
|
Vrijdag 23 November, Psalm 135: 5-12; Boven alle machten.
Ik hoor de tegenstemmen al in mijn oren klinken: ‘Zie je wel, daar heb je het weer! De God van Israël is weer eens beter dan de goden van de andere volken… Het is indertijd gewoon een soort competitie geweest: welk volk heeft de sterkste, de beste god? In die sfeer is het geen wonder dat elk volk met de mooiste verhalen voor de dagen komt. De Bijbel zou je kunnen zien als een leuke promotieactie van het volk Israël ter ondersteuning van de eigen volksgod. Het klinkt allemaal heel interessant, maar goedbeschouwd is die Heer van Israël gewoon één van de vele goden die men in die tijd aanbad. Natuurlijk schrijf je aan je eigen god toe dat díe alles gemaakt heeft en alles in de hand houdt. En natuurlijk schrijf je aan díe god toe dat ten koste van anderen volken die het veld moesten ruimen in die oorspronkelijke strijd om bestaansrecht en bestaansruimte. Maar daar nú nog altijd een beroep op te doen, dat is echt van de gekke. Nu nog altijd te beweren dat Israël recht heeft op Palestina en het alleenvertoningsrecht bezit op de ene, ware God, dat is niet meer van deze tijd!’ Wat is daarop uw antwoord, kerk van Jezus Christus? Ik persoonlijk zou antwoorden: laten we zeggen wat Jezus zei. En wat zei Hij dan? Hij zei niets. Hij sprak geen woord over eeuwigdurende rechten van Joden op welk land dan ook. En al die andere goden? Voor Hem was er maar één God: zijn Vader. Die Vader van Jezus Christus is de Vader van álle volken. En Hij vraagt al die volken in liefde voor Hem en elkaar te leven. Dat is geen boodschap waar de politiek van opkijkt. Maar wel een boodschap waar de hele wereld beter van wordt.
Boven al wat blinkt en eer, boven alle machten uit, is de Heer een enig Heer. Hij volvoert wat Hij besluit. Hemel, aarde, zee en land, zelfs de overvloed dwingt zijn hand.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op zaterdag 24 november 2012, 12:51
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 24 november 2012, 12:52
|
|
|
Zaterdag 24 November, Psalm 135: 13-21; Prijs de Heer.
Woont God nog altijd op de berg Sion? Heeft de Heer der wereld, de God van hemel en aarde, een vaste woon- en verblijfplaats in Jeruzalem? Ik dacht dat Hij in de hemel woonde… Ja, dat is ook zo. Maar tegelijkertijd woont Hij waar zijn woord een plekje krijgt. Zijn woord: zijn geboden en zijn beloften. Op de twee stenen tafelen die Mozes ontving, stonden die woorden van God gegrift. Israël wist: die woorden zijn niet zomaar woorden van mensen. In die woorden woont de Eeuwige: Hijzelf vindt een huis, overal waar liefde woont, liefde voor Hem en liefde voor zijn mensen. Vandaar dat Jeruzalem de plaats voor Hem, en liefde voor zijn mensen. Vandaar dat Jeruzalem de plaats werd die, naast de hemel, als woning van de Allerhoogste werd beschouwd. Niet alleen in de hemel, ook in de tempel werden zijn woorden bewaard. Daarom heette de tempel: huis van God. En nu? De tempel is er niet meer. God woont niet in een huis door mensenhanden gemaakt, zei de apostel Paules. Waar dan wel? Overal waar zijn kerk is! Welke kerk! De mijne dus? Geen sprake van! De ene ware kerk is de wereldwijde gemeenschap van allen die de Schepper en zijn schepping liefhebben. En zo wijd als de wereld is, prijst die universele kerk de Heer van de kosmos. In Jeruzalem, op de Sion? Ja, maar ook in New York en in Moskou, in Brussel en in Amsterdam, in Bagdad en Teheran, in Mekka en Medina. Je kunt geen plaats ter wereld opnoemen of er zijn wel minstens een paar mensen die liefde hebben voor Ik-ben-die-Ik-ben, de Eeuwige, die God die liefde is. Hij woont niet alleen in Jeruzalem. Hij woont evengoed in het hart van allen die Hem vrezen en hun naasten liefhebben als zichzelf. En daarom: halleluja, wereldwijd!
Zegen, Israël, den Heer, Priester, looft zijn majesteit, Tempeldienaars, prijst zijn eer, Looft Hem, wie zijn naam belijdt. Hij woont bij ons in gena. Prijst den Heer. Halleluja!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 25 november 2012, 12:29
|
|
|
Zondag 25 November, Psalm 136: 1-12; Trouw in alles.
In een prachtige cadans, als in een reidans danst het door heel psalm 136 heen: eeuwig duurt zijn trouw. Zijn trouw – zijn genade, zijn goedertierenheid, zijn vriendschap: allemaal vertalingen van dat ene Hebreeuwse woord dat te rijk is voor één vertaling in het Hollands. Waarom loven wij de Eeuwige? Omdat zijn genegenheid zo overstelpend groot en goed is. Eeuwig duurt zijn trouw! Genesis en Exodus komen in deze psalm in vogelvlucht voorbij. Over de schepping gaat het. En over de nieuwe schepping, de uittocht: het volk Israël als herboren, uit Egypte bevrijd, uit de Rode Zee gered. Door al die verhalen heen schittert de trouw van de Eeuwige. Wonderlijk: in deze psalm tref je goedbeschouwd alleen maar hoogtepunten aan, momenten die vor het volk Israël gunstig waren. De dichter had ook een heel andere opsomming kunnen maken. Dan had hij minstens zo veel stof tot schrijven gehad. Over wat misging in de Hof van Eden had hij dan een boekje open kunnen doen. Over Kaïn had hij kunnen schrijven en over de moord op Abel. Van de achtergrond en de gevolgen van de zondvloed had hij melding kunnen maken. Aan het gemopper van Israël in de woestijn, op weg naar Kanaän, had hij kunnen herinneren. Maar dat alles doet hij niet. Hij zet alleen de grote daden van de Eeuwige op een rij. En dan, telkens zichzelf onderbrekend: eeuwig duurt zijn trouw. Eigenlijk zou je die trant ook eens een opsomming van je eigen belevenissen moeten maken, een soort levensloop, een korte autobiografie – met om de regel net zo’n refrein als in deze psalm: eeuwig duurt zijn trouw.
Looft den Heer, want Hij is goed, trouw in alles wat Hij doet. Want zijn goedertierenheid zal bestaan in eeuwigheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 26 november 2012, 21:15
|
|
|
Maandag 26 November, Psalm 136: 13-26; Die ons voedt.
Ik protesteer! Vanwege de hongersnood. Hoe vaak lees je niet in de krant dat er in Afrika of Azië weer eens hongersnood is. Je ziet de beelden op de televisie: broodmagere mensen, snakkend naar een handje vol voedsel. En wij maar zingen: ‘Hij geeft brood aan alles wat leeft, eeuwig duurt zijn trouw.’ Zo’n psalm krijg je toch je keel niet meer uit, als je denkt aan zoveel hongerlijders, de eeuwen door, gistere, vandaag en morgen? Zo’n psalm is een klinkklare leugen! Ik aarzel. Zo dom waren die psalmdichters toch niet, dat ze daar helemaal niet bij stilstonden? Zij hebben in hun tijd natuurlijk ook geweten van honger en dorst. Zij kenden de verhalen van Israël in de woestijn. Zeker. Maar – en nu komt wat wel eens de oplossing van ons probleem met deze psalm zou kunnen zijn – zij herinnerden zich ook hoe keer op keer de Eeuwige zorgde voor voedsel: brood uit de hemel, water uit de rots. Op wonderbaarlijke wijze was daar dan toch elke keer weer een uitweg uit het dorre, droge land van honger en dorst. Het kan er wel eens even op lijken dat je verhongeren moet en van de dorst. Het kan er wel eens even op lijken dat je verhongeren moet en van de dorst zult opkomen, toch is er bij God elke keer weer een verrassende ontwikkeling, die je tot verwondering brengt. Elke keer? Is er dan nooit een iemand, die toch op God vertrouwde, van honger of dorst omgekomen? Jawel. Waarschijnlijk zijn het er wel duizenden geweest. Wij moeten het geloof niet mooier maken dan het is. Het leven, ook het leven met God, stelt ons vaak voor grote raadsels. En toch: het vertrouwen blijft. Ons is een maaltijd beloofd, een hemels maal! God laat soms je maag leeg. Maar nooit je hart.
Loof den Heer, die al wat leeft dagelijks zijn spijze geeft, die ons laaft en die ons voedt. Eeuwig is Hij trouw en goed.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 27 november 2012, 20:46
|
|
|
Dinsdag 27 November, Psalm 137; Hoe trok ons hart naar huis.
Ik kan deze psalm niet ten einde toe meezingen. ‘Gelukkig hij die jouw kinderen grijpt en op de rotsen verplettert.’ Wat is dat voor sadistische taal? Zoiets doe je toch de kinderen van je grootste vijand niet aan? Dan praat ik nog niet eens over de vergevingsgezindheid die Christus zijn discipelen leerde. Het is gewoon puur terrorisme waar deze psalm mee besluit. Moet je zo’n lied in de Bijbel tolereren? Ja, dat moest ik maar doen. En waarom? Om drie redenen. In de eerste plaats: omdat de psalmen niet mijn psalmen zijn, maar de psalmen van Israël zijn. In de tweede plaats: omdat ik niet leef in de tijd en cultuur waarin deze psalmen geschreven is. In die tijd en die cultuur waren en zijn zulke uitingen van woede min of meer standaard. En in de derde plaats: omdat ik geen balling ben. Kan ik voldoende aanvoelen wat het is om weggesleept te worden van huis en haard, gedumpt in een land waarvan ik taal noch tradities ken? Wat een ellende! Dan zou je toch, zoals Nederlanders dat deden in de tijd van de Tweede Wereldoorlog, vurig bidden om de ondergang van de vijand? Intussen brandt fel het vuur van verlangen naar Jeruzalem, de hunkering naar wat vroeger was. Weet je nog van toen...? Jeruzalem, stad van vrede, stad van de tempel, stad van goud, stad van God! Om nooit te vergeten! Je lijdt nog liever dorst dan te vergeten wat zoveel vreugde gaf. ‘Wie ver van Sion leeft, is zonder vrede.’ Sion. Voor mij is dat geen berg, geen stad. Voor mij is dat de liefde van Christus. Die liefde bedwingt mijn lust om te gaan smijten en mensen, laat staan kinderen re verpletteren. Die liefde leert ons in plaats van vloeken: zegenen.
Aan Babels stromen zaten wij gevangen. Daar weenden wij van weemoed en verlangen. Hoe trok ons hart naar huis, wij treurden om Jeruzalem, des Heren heiligdom. O dagen van weleer, o heilige stede, wie ver van Sion leeft, is zonder vrede.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 28 november 2012, 20:33
|
|
|
Woensdag 28 November, Psalm 138: 1-3; Met hart en ziel.
Schietgebedjes – daar zijn wij goed in. Korte tafelgebeden. ‘Here, zegen deze spijze om Jezus’ wil amen.’ En misschien ’s avonds ‘Ik ga slapen ik ben moe.’ Maar verder moet de Allerhoogste maar geloven dat we te druk zijn met onze werkzaamheden om Hem aandachtig er eerbiedig te naderen. Onze agenda schrijft ons voor dat we hooguit vijf minuten per dag kunnen vrijmaken voor gebed, stille tijd, meditatieve toewijding of hoe je het maar noemen wilt. Op zondag willen we dan nog wel een uur reserveren voor de kerkdienst, maar veel langer moet het dan ook niet zijn, want ook op de rustdag kennen wij zo onze verplichtingen. De familieband moet worden versterkt, de sociale contacten aangehaald en als het goed weer is, wil een mens ook wel eens een frisse lucht halen. Laten we eerlijk zijn: onze gebeden zijn vaak schietgebeden, gebeden om op te schieten, zo kort, zo gedachteloos, zo oneerbiedig. Wij willen opschieten! Voor de dichter van de psalm speelt tijd geen rol. Vol is hij van liefde voor de Eeuwige. Zijn hárt is vol en daarom stroomt zijn mond over. Eén en al lofprijzing is hij. Met hart en ziel looft hij de God van zijn leven. Hij buigt zich neer, zoals iemand doet die op audiëntie gaat bij zijn koning. En waarom? Omdat God hem heeft bemoedigd, met kracht in zijn ziel. De Allerhoogste heeft hem lef gegeven om te leven, een hart om lief te hebben, een ziel om te zingen. En uit pure dankbaarheid zingt hij nu – een loflied voor God!
U loof ik, Heer met hart en ziel, in eerbied kniel ik voor U neder. Ja, in tegenwoordigheid der goden wij ik U mijn beden. Naar ’t heiligdom waar Gij vertoeft hef ik het hoofd, ik zal U prijzen. Gij zult, o Here, wijd en zijd uw heerlijkheid en trouw bewijzen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
ZEELAND736
|
Berichten: 4863
|
Geplaatst: woensdag 28 november 2012, 21:04
|
|
|
Mooi passend bij de Dankdag van vandaag....
De tekst in de preek die ik mocht beluisteren was :
Wat zal ik de Heere danken voor al de weldaden aan mij bewezen...
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 29 november 2012, 21:13
|
|
|
Donderdag 29 November, Psalm 138: 4-6; Eenmaal aanbidt het U.
Soms denk je: wat maakt het eigenlijk uit? Of ik God nu dien of Hem niet dien, zijn geboden onderhoud of juist in de wind sla – het maakt geen verschil. Wat zou ik me druk maken over Gods koninkrijk? Van dat koninkrijk is toch niets te zien. In geen velden of wegen bespeur je iets van de invloed die Gods Geest op deze wereld zou hebben. De armoedzaaiers worden de grond in getrapt door machomannen. Mensen die zich om God niet bekommeren maken de dienst uit. En intussen leven die pochers als goudhaantjes, zwemmend in het geld, zwalkend als dronkenlappen door een lui en lekker leventje. De hemel blijft doof en God is blijkbaar blind. Waarom zou ik mij druk maken om geboden die je blijkbaar zonder enig bezwaar ook aan je laars kunt lappen? Als je niet uitkijkt, val je door zo te denken in een ravijn van moedeloosheid. Als je niet uitkijkt, word je slachtoffer van je eigen doemdenken. Zo verging het de dichter van de psalm van vandaag. Bijna viel hij ten offer. Bijna was hij een gemakkelijke prooi voor de leeuwen en beren van zijn tijd: de machthebbers, de haantjes die koning kraaiden. Bijna. Nog net trok God hen op uit dat ravijn, nog net kwam hij tot een ander inzicht: ‘Al wat op aarde macht bezit, eenmaal aanbidt het U, o Here!’ Er komt een tijd waarin God recht zal doen aan de rechterloze. En voor wie het geloven wil, is die tijd in zekere zin al gekomen. Want God houdt de hoogmoedige mens op afstand. Maar – hoe verheven Hij ook moge zijn – de nederige kijkt God met liefde recht in de ogen. Zoals Jezus deed.
Ten dage dat ik riep hebt Gij gehoord naar mij en kracht gegeven. Als ik welhaast ten offer viel, hebt Gij mijn ziel weer doen herleven. Al wat op aarde macht bezit, eenmaal aanbidt het U, o Here! Als Gij hun ’t woord van uw verbond met eigen mond hebt willen leren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 30 november 2012, 21:52
|
|
|
Vrijdag 30 November, Psalm 138: 7-8; Omringd door tegenspoed.
De dichter doet alsof het wekelijks raak is. En misschien is dat ook wel zo. Waarom denken wij toch dat de Bijbelheiligen onbewogen mannen en vrouwen waren die dag in dag uit Gods lof zongen en als het ware al met één been in de hemel stonden? Wie de zogenaamde bijbelheiligen een beetje kent, weet wel beter. Noem ze maar op: Abel, Jozef, David, Elia, Jesaja, Jeremia, Daniël – ze zaten voortdurend in de problemen, in financiële of in morele moeilijkheden, in een diepe waterput of in een donkere leeuwenkuil. Je kunt eigenlijk niemand noemen van al die bijbelse figuren, van wie niet geldt: hij zat vaak in de put. ‘Wanneer ik wandel temidden van benauwdheid…’ Wie weet hoe vaak de dichter van deze psalm links en rechts de muren op zich zag afkomen. Wie wee hoe dikwijls hij wanhopig bedreigd is door de dood, letterlijk of figuurlijk. Wie weet hoe vaak de angst hem aanvloog en de moedeloosheid hem het mes op de keel zette. Wie weet hoe hij keer op keer te maken had met mensen die hem geen licht in de ogen gunde en hem het leven zuur maakten… Hoe houdt een mens dat uit? Dat houdt een mens uit als hij voortdurend vertrouwt op God. Ook al word ik omringd door tegenspoed, ook al stormt links en rechts, van voren en van achteren, de dood op mij aan, dit weet ik, vast en zeker: niemand kan mij ontnemen het leven dat God mij schenken zal.
Als ik omringd door tegenspoed, bezwijken moet, schenkt Gij mij leven. Wanneer mijn vijands toorn ontbrandt, uw rechterhand zal redding geven. De Heer is zo getrouw als sterk, Hij zal zijn werk voor mij voleinden. Verlaat niet wat uw hand begon, o Levensbron, wil bijstand zenden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 1 december 2012, 18:05
|
|
|
Zaterdag 1 December 2012; Psalm 139; Gij weet waar ik ga.
Het klinkt alsof we het hebben over Big Brother – kijk uit, hij ziet je altijd en overal! Is God zo? Ja, zo is God! Hij verlies ons geen moment uit het oog. Niet als een rechercheur die achter een crimineel aanzit dag en nacht de verdachte observeert – nee, God ziet ons zoals een broeder ons ziet. Nu kijken volwassen broers in het algemeen niet dagelijks naar elkaar om. Laat mij daarom liever denken aan een broeder in het ziekenhuis, een broeder op de afdeling Intensive Care. Geen seconde laat hij zijn patiënt alleen. Als hij niet op de kamer is, doet de camera zijn werk. En als er iets mis is, gaat direct een alarmsignaal. Via de monitor is de broeder elk moment van de dag met zijn patiënten verbonden. Zo is God. dat is geen bedreigende hel en verdoemenispreek. Integendeel: dat is vertroostende verkondiging! Er is er Eén die mij niet alleen laat, mij kent, mij doorgrondt, die weet wat leeft op de bodem van mijn hart. ‘Heer, die mij ziet zoals ik ben… ‘In mijn somberste uren, gedurende de donkerste delen van de dag, in de nacht van vertwijfeling en aanvechting is Hij er bij. Ook al zie ik Hem niet, ook al ervaar ik zijn aanwezigheid niet en hen ik het gevoel dat Hij heel ver weg is, Hij houdt mij in het oog. Is dat toch niet een beetje angstaanjagend? God die zelfs mijn donkerste gedachten doorziet, is Hij niet tegelijkertijd de aanklager, de mij al mijn hoogmoedige bedenksels en driftige daden genadeloos veroordelen zal? Ligt niet alles open voor zijn ogen? Zeker. Hij ziet hoe ziek ik ben – maar niet als rechter. Hij ziet mij als een arts, die mijn ziel zal genezen.
Heer, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, kent Gij mij, Gij weet waar ik ga, Gij volgt mij waar ik zit of sta. Wat mij ten diepste houdt bewogen, ’t ligt alles voor u ogen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 2 december 2012, 09:44
|
|
|
Zondag 2 December; Psalm 139: 5-6; Geheim.
God heeft een geheim. Misschien moet je zelfs zeggen: God is een geheim. Een groot levensgeheim. Hoe zou de Levende niet een geheim kunne zijn? Het leven zelf is een geheim, een geheimenis. Wij krijgen, met al onze vingers nog altijd niet achter het leven zelf – en ik vermoed dat dit ook wel nooit zover zal komen. Het leven ligt in Gods vingers, komt uit zijn handen. Het zou niet zo best zijn als wij precies wisten hoe God en het leven in elkaar staken. Dan zouden wij vanbuiten toekijkend over het leven en de Levende kunnen oordelen. Dan zouden wij ons kunnen aanmatigen hoger en groter dan God te zijn. Voor ons, mensen, is God per definitie een geheim. Toch wil Hij geen raadsel te zijn. Hijzelf is ongekend, maar Hij kent ons wel. Zo ervaart de psalmdichter dat – en daarin staat hij niet alleen. ‘Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven.’ Hoe je dat weet? Hoe je dat ervaart? Ook dat is een geheim. Oorspronkelijk betekent het woord geheim: tot het heem, het Heim, tot het huis behorend. Een geheim is iets waar alleen zij van weten die ‘in huis’ zijn, de intimi. Je moet bij God thuis zijn, wil je iets van zijn geheim kunnen doorgronden. En hoe je bij Hem thuis kunt zijn? In elk geval kunnen doorgronden. En hoe je bij Hem thuis kunt zijn? In elk geval niet door voor Hem weg te lopen. Dat zou je bovendien toch niet lukken. Hij is overal, waar je ook gaat of staat. En daarom: laat je door Hem aanraken, laat zijn hand in je leven toe, beschermend, corrigerend, koesterend. Weet je in Hem geborgen. Voel je bij Hem thuis. Wat kan je gebeuren met zijn liefde als een mantel om je heen?
Waar zou ik vluchten voor uw Geest? Gij sluit mij in, ik ben bevreesd. Gij legt uw hand op mij, Gij zijt zo dichtbij met uw majesteit, zo ver en zo met mij verbonden: hoe kan ik uw geheim doorgronden?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 3 december 2012, 21:26
|
|
|
Maandag 3 December, Psalm 139: 7-12; Gij zult er zijn.
En dan is het zomaar: Pasen! Pasen in december? Pasen bij de nadering van kerst? Jazeker, dankzij de psalm van vandaag is het zomaar even Pasen. De dichter weet zich omringd door de goedheid van God. Hij beseft: waar ik ook ga of sta, overal is de Eeuwige. Zou ik als vogel naar de hemel vliegen, ik tref daar de Allerhoogste aan. Zou ik als een vis de diepte van de oceaan doorzoeken, ook daar zal de Allerhoogtse zich aan mij openbaren. En als de dichter dan zo tot in de verste schuilhoeken Gods nabijheid bespeurt, ziet hij Hem zelfs in de plaats waarvan je zou denken dat God er niet kan wonen. ‘Lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar.’ Nu zou je precies Bijbelstudie kunnen houden over de vraag wat hier precies wordt bedoeld. De schimmige waarin de geesten van de gestorvenen ronddwalen? Het graf waarin ons uitgeleefde lichaam ooit begraven wordt? De antwoorden op deze vragen kunnen mij nu niet boeien. Ik houd mij alleen voor ogen dat de psalm gelooft dat God in en zelfs ná de dood aanwezig is. ‘U bent daar!’ Als een triomfkreet wordt het hier uitgeroepen. Alsof God het zelf niet eens weten zou, Hij mag het nu horen: ‘U bent daar!’ Hoe het ook zijn zal, straks als je de ogen gesloten hebt: bovenwereld of onderwereld, hemels leven of slapen tot de jongste dag, God is daar! Sinds Pasen, sinds het moment waarop de Opgestane neerdaalde in dat dodenrijk, is het zelfs daar niet volstrekt donker meer. Boven- en onderwereld mogen het weten: het licht van de verrijzenis belooft ons leven!
Waar vlucht ik voor uw aangezicht? Al steeg ik op in ’t hemels licht, al daald’ ik tot de doden af, Gij zult er zijn, zelfs in het graf. Gij blijft mij, God, in alle dingen, altijd en overal omringen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 4 december 2012, 20:49
|
|
|
Dinsdag 4 December, Psalm 139: 13-18; Mijn oerbegin aanschouwd.
Tegenwoordig krijg je al ver voor de geboorte in het ziekenhuis een foto mee: onooglijk klein zie je dan iets waarvan je geloven mag dat het een kindje is. Een pril gevormd begin. De psalm van vandaag gelooft dat er Eén is die zelfs het vormeloze begin al heeft gezien. Als er nog niets gevormd is, als alles nog openligt en het nog alle kanten op kan, dan ziet de Eeuwige al het leven dat zich aandient. Hij heeft mijn oerbegin aanschouwd. Een wonder! Mooi – maar je zult dit maar lezen als je zelf dolgraag een kindje zou hebben en van de dokter te horen hebt gekregen dat je onvruchtbaar bent. Je zult deze psalm maar moeten horen in de kerk en nog nooit de man of vrouw van je leven zijn tegengekomen. Je zult deze bladzijde maar lezen en vader of moeder van een zwaar gehandicapt kindje zijn… Wat doe je dan met zo’n psalm? Een God die het oerbegin aanschouwt – had die dan niet even beter kunnen opletten? Wie zo redeneert ziet God ten onrechte aan voor een mislukte manager. Het gaat niet op God overal de zwarte piet voor toe te schuiven. Het gaat ook niet op Hem als een soort Sinterklaas te zien, die altijd maar precies moet geven wat wij graag hebben willen. God is de Bron van het leven, Hij is de Levende zelf. Dat leven is nu nog niet volmaakt. De Schepper moet zijn schepping nog voltooien. Donkere nachten en lichte leven. Reken maar dat de Eeuwige alles op alles zet om zijn doel te bereiken: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Hoe vertroostend is het dan te weten: ook de verfomfaaide, gehandicapte leven ontgaat Hem niet.
Ik loof U die mijn schepper zijt, die met uw liefde mij geleidt, Gij hebt mijn oerbegin aanschouwd, in diepst der aarde opgebouwd. Niets blijft er voor uw oog verborgen, Ja, Gij omringt mij met uw zorgen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 5 december 2012, 20:50
|
|
|
Woensdag 5 December; Psalm 139: 19-24; Doorgrond mijn hart.
Sinterklaasavond! Lang leve de Hollandse gezelligheid! Even alle ellende vergeten, de kachel aan, de zak van zolder, gevulde speculaas, marsepein en pepernoten – oerknusse huiselijkheid ten top! En dan ook nog het slot van psalm 139. Maar dat slot is wel het minst geschikte psalmgedeelte voor sinterklaasavond dat je lezen kunt. Het spreekt over haat ‘Zou ik niet haten wie u haten?’De psalm liegt er niet om: ‘Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden.’ De goed-heilig-man ziet je aankomen! Ik vermoed dat hij je nog geen pepernoot zal geven… En wat nog veel belangrijker is: zou je er wel bij Christus mee voor de dag kunnen komen, met het slot van deze psalm? Past dit boek vol haat- en wraakgevoelens wel in de lijst van het evangelie? Hoe begrijpelijk de woede en het verdriet van de psalmdichter ook zijn, haat en staat inderdaad haaks op de grondregels van Gods koninkrijk. Hoewel… het gaat hier om hen die Gód haten. Het gaat hier om afkeer van alles wat goed en goddelijk is. De dichter heeft hier handlangers van de duivel, demonische kwelgeesten op het oog; hij heeft het over laffe moordenaars, niets en niemand ontziende terroristen. Kun je zulke mensen anders tegemoet treden dan met haat? Ja, toch. Zie Jezus. En alsof de dichter van de psalm zelf ook wel aanvoelt dat hij met zijn haat zomaar de grenzen van Gods rijk zou kunnen overschrijden, besluit hij zijn lied met een gebed. ‘Zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is.’ Sinterklaas weet met dit verlanglijstje geen raad. Maar de goede, heilige man die Christus is, wel. Zijn Geest doet niets liever dan ons leiden op een weg van oprechte vergeving en waarachtige liefde.
Doorgrond, o God, mijn hart; het ligt toch open voor uw aangezicht. Toets mij of niet een weg in mij mij schaadt en leidt aan U voorbij. O God, houd mij geheel omgeven, en leid mij op de weg ten leven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
ZEELAND736
|
Berichten: 4863
|
Geplaatst: donderdag 6 december 2012, 08:46
|
|
|
MARIO216 schreef: | Dinsdag 4 December, Psalm 139: 13-18; Mijn oerbegin aanschouwd.
Tegenwoordig krijg je al ver voor de geboorte in het ziekenhuis een foto mee: onooglijk klein zie je dan iets waarvan je geloven mag dat het een kindje is. Een pril gevormd begin. De psalm van vandaag gelooft dat er Eén is die zelfs het vormeloze begin al heeft gezien. Als er nog niets gevormd is, als alles nog openligt en het nog alle kanten op kan, dan ziet de Eeuwige al het leven dat zich aandient. Hij heeft mijn oerbegin aanschouwd. Een wonder! Mooi – maar je zult dit maar lezen als je zelf dolgraag een kindje zou hebben en van de dokter te horen hebt gekregen dat je onvruchtbaar bent. Je zult deze psalm maar moeten horen in de kerk en nog nooit de man of vrouw van je leven zijn tegengekomen. Je zult deze bladzijde maar lezen en vader of moeder van een zwaar gehandicapt kindje zijn… Wat doe je dan met zo’n psalm? Een God die het oerbegin aanschouwt – had die dan niet even beter kunnen opletten? Wie zo redeneert ziet God ten onrechte aan voor een mislukte manager. Het gaat niet op God overal de zwarte piet voor toe te schuiven. Het gaat ook niet op Hem als een soort Sinterklaas te zien, die altijd maar precies moet geven wat wij graag hebben willen. God is de Bron van het leven, Hij is de Levende zelf. Dat leven is nu nog niet volmaakt. De Schepper moet zijn schepping nog voltooien. Donkere nachten en lichte leven. Reken maar dat de Eeuwige alles op alles zet om zijn doel te bereiken: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Hoe vertroostend is het dan te weten: ook de verfomfaaide, gehandicapte leven ontgaat Hem niet.
Ik loof U die mijn schepper zijt, die met uw liefde mij geleidt, Gij hebt mijn oerbegin aanschouwd, in diepst der aarde opgebouwd. Niets blijft er voor uw oog verborgen, Ja, Gij omringt mij met uw zorgen. |
Een geweldig mooie Psalm.... Die ging spreken...toen we een levenloos zoontje kregen....
Maar ook zeker daarna...toen we een zoon kregen die wel mocht leven...
Hoe mooi er wordt beschreven van het prille bestaan... Eer iets van mij begon te leven.... Was alles in ZIJN Boek beschreven...
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
SHANITA130
|
Berichten: 7083
|
Geplaatst: donderdag 6 december 2012, 15:27
|
|
|
Mario: Sinterklaasavond! Lang leve de Hollandse gezelligheid!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 6 december 2012, 20:40
|
|
|
Donderdag 6 December, Psalm 140: 1-6; Bij U geborgen.
De boze, de goddeloze – je vindt allerlei vertalingen voor het woord dat in de Nieuwe Bijbelvertaling met schurk is aangeduid. Ik vind dat nog niet zo gek. Het heeft in elk geval de gevoelswaarde van wat hier ook werkelijk bedoeld wordt. Je zou bijna het woord schoft gebruiken. Het heeft mensen die van God los zijn. Een goddeloze is niet iemand die niet meer naar de kerk gaat. Een goddeloze is niet iemand die niet meer naar de kerk gaat. Een goddeloze is iemand die compleet van Gods geboden los is. Die van-God-losse mens ie iemand die compleet van Gods geboden los is. Die van-God-losse mens trekt zich nergens meer iets van aan en zal zelf wel bepalen wat goed en wat kwaad. De schurk! Hij heelt, steelt, rooft – en gelooft dat er geen God in de hemel is die kan zien welk onheil hij zo op aarde aanricht. Zijn tong? Scherp als die van een slang. Zijn lippen? Glijbaan voor gif. Voor duizenden is de van-God-losse mens een held, dankzij grof geweld. Zo was dat, in de dagen van het oude oosten. Zo is dat nog altijd, in de dagen van ons geciviliseerde westen. En wat kun je ertegen doen? Wij zullen ertegen in opstand komen. Wij zullen ons ertegen verzetten! In woord en daad. Maar wij zullen ook en vooral onze handen vouwen. Of die omhoog heffen, tot God die in de hemel woont. Wij zullen roepen, smeken: ‘Houd mij, Heer, uit de handen van schurken, behoed mij voor hun bruut geweld.’Helpt dat dan, als dat bidden? Jazeker. Soms verhoort de Eeuwige zo’n gebed direct en letterlijk. Dan steekt Hij een stokje voor de snode plannen van die schurken. Maar meestal gaat het anders. Dan gebeurt er wat er gebeurt. Maar dit verschil: je bent sterker dan je anders zou zijn. Je bent gewapend met het Woord. Je draagt een schild van geloof en een helm van behoud. Je staat je mannetje of je vrouwtje. Je bent voor de duivel niet bang. Je bent geborgen. Omdat de Eeuwige je verbergt. In zijn hoede ben je wel geborgen. In zijn hart kan geen vijand je vinden.
Bescherm mij een bewaar mijn gangen. Als adders spuwen zij venijn. Hun tong is scherp als die van slangen. Laat mij bij U geborgen zijn.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 7 december 2012, 21:20
|
|
|
Vrijdag 7 December, Psalm 140: 7-14; Wonen voor zijn aangezicht.
Wonen. Je kunt erover wakker liggen. Je wilt verhuizen. Of juist niet. Je bent op zoek naar een huis, maar je kunt niets vinden. Of je hebt het erg naar je zin, maar de buren zijn onuitstaanbaar. Wonen. Bron van vreugde. Bron van vreugde. De dichter van de psalm woont nu niet bepaald in een omgeving waarvan je kunt zeggen dat die romantisch is. Snurken, schavuiten. Criminelen hebben het op hem gemunt. Zo ergerniswekkend zijn hun praktijken dat hij God bidt hen een kopje kleiner te maken. ‘Dat vurige kolen op hen neerstorten, dat ze vallen in een kuil waaruit ze nooit meer opstaan.’ Alles wijst erop dat de dichter nu niet bepaald wat je noemt prettig woont. Integendeel. Het leven is een hel. Hoe houdt zo’n man het uit? Hij houdt het uit dankzij Gods belofte. ‘Dit weet ik: de Heer doet recht aan zwakken en armen.’ Dat is punt één. Hij weet: de Heer staat aan de kant. En punt twee is: ‘De rechtvaardigen zullen uw naam prijzen, de oprechten wonen in uw nabijheid.’ Is dat toekomstmuziek, het lied van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde? Ook wel, denk ik. Maar het is vooral muziek die hier en heden ziel en zinnen streelt. ‘De oprechten wonen in uw nabijheid.’ Waar het recht woont, daar woont God. Waar mensen eerlijk en oprecht door het leven gaan, daar is de Eeuwige niet ver. Om een andere psalm te parafraseren: waar liefde woont, daar woont God zelf. Ik geef toe: in deze psalm gaat het dan vooral over mensen die door God in het gelijk zijn gesteld, maar ik zou menige plaats in de Bijbel kunnen aanwijzen waar mensen zelfs midden in de grootste misère Gods nabijheid ervaren. Je kunt nog zo beroerd wonen, met de liefde van de Eeuwige in je hart is zelfs het kleinste krot een paleis van vrede.
Ik weet: de Heer zal vonnis wijzen; ’t verdrukte volk wordt opgericht. In recht hersteld zal het Hem prijzen en wonen voor zijn aangezicht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 8 december 2012, 15:10
|
|
|
Zaterdag 8 December, Psalm 141: 1-4; De deuren van mijn mond.
Dat mag dan wel een sterke engel zijn, die wacht voor mijn mond. Een soort hemelse bodygard. Een engel met boksbeugels en een leren riem om zijn witte toog. Want daar komt me wat naar buiten! Als ik de deuren van mijn mond openzet, weet je niet half wat er tevoorschijn kan komen… Keurige praatjes en prettige preken, zeker. Maar dat is lang niet altijd het geval. Soms verdringen de boze woorden en valse verklaringen zich in de hal van mijn mond. Soms stroomt er een golf van kritiek over die lippen heen, een zee van verwijten. De dichter van de psalm van vandaag kent zichzelf een beetje. Hij bidt. Hij draagt zijn gebed op als een offer, het klinkelt als wierook naar de hemel. En wat bidt hij dan zoal? Dat God hem zal beschermen tegen kwade woorden. Zijn die dan zo kwalijk? Ja, dat kunnen kwade woorden zomaar zijn. Je bedoelt het misschien nog niet eens zo kwaad, maar de ander doorziet meestal niet je goede bedoelingen. Het floept eruit, je besluit van het ene moment op het andere moment nog niet eens zo kwaad, maar de ander doorziet meestal niet je goede bedoelingen. Het floept eruit, je besluit van het ene op het andere moment lik op stuk te geven, elke vorm van diplomatie te laten varen, en daar ga je, de ene pas achteraf realiseer je je wat je heb aangericht. Dat is niet altijd en per definitie helemaal fout. Het is goed van je hart geen moordkuil te maken. Maar toch, in veel gevallen heb je er subiet spijt van. Je ziet opeens heel helder: zo bereik ik mijn doel niet. Ik had me moeten inhouden, ik had het anders moeten zeggen, liefdevoller. ‘Zet een wacht voor de mond.’ Ja, het mag de engel Gabriël zelf wel zijn… Die zou mijn lippen wel in toom kunnen houden! Gabriël die gespecialiseerd in goede woorden, in positief nieuws. Gabriël, die ik ken van Bethlehem, van het engelenkoor, van het Ere zij God. Engelen voor je mond leren je het vloeken af. Engelen op je lippen je Gods glorie zingen!
Doe mij, Heer, te rechter tijd zwijgen, laat mij niet spreken zonder grond, bewaak de deuren van mijn mond, laat niet mijn hart tot kwaad zich neigen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 9 december 2012, 11:30
|
|
|
Zondag 9 December, Psalm 141: 5-10; Bij U schuil ik.
Schuilen. Wie alleen al kijkt naar de voorkant van dit boek, kan vermoeden dat het op menig bladzijde in dit boek over schuilen gaat. Als een spelonk, zo is de Eeuwige van Israël. Als een schuilplaats in de wildernis, zo is Hij, de Bron van leven, de Behoeder van ons bestaan. Wat weten wij van Hem? Hoe zullen wij zijn geheim doorgronden? Wij zijn wij, nietige mensjes op deze aarde, lachwekkend klein, vanuit de ruimte gezien niet groter dan miertjes in een molshoop: een prooi voor kosmische machten en krachten, slachtoffer van demonische kwelgeesten. Waar kunnen wij heen, als de winter komt, de vrieskou van de dood? In de psalmen wordt ons gezegd waar wij een schuilplaats kunnen vinden. Nee, nergens ter wereld is een bunker die afdoende bescherming biedt tegen het verwoestende geweld van atoombommen. Nergens zul je veilig zijn als objecten uit de ruimte de aarde raken en haar uit haar wankel evenwicht brengen, met alle gevolgen van dien. Het is niet verstandig je elke dag allerlei doemscenario’s voor ogen te halen wat de toekomst betreft. Er zijn mensen die je precies kunnen vertellen hoe vreselijk het allemaal in de komende tijd worden zal, maar je weet het met de Vader van Jezus Christus, maar nooit! Zijn wegen zijn vaker dan anders gegaan dan massa’s mensen dachten… Hoe dan ook, hoe verschrikkelijk de tijd die komen zal ook moge wezen, er is een schuilplaats! De dichter van de psalm heeft er weet van. Israël ziet zich omgeven door vijanden, het ligt als het ware voor de muil van de ondergang, maar zie, de Eeuwige is als een spelonk. ‘Ik schuil bij u.’ Wij kennen een God die zelfs voor mensen midden tussen de leeuwen een schuilplaats is.
Zo aan dood en graf prijsgegeven hef ik tot U mijn smachtend oog, ik schuil bij U: trek mij omhoog, verzamel weer mijn vege leven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 10 december 2012, 21:28
|
|
|
Maandag 10 December, Psalm 142: 1-5; Alles wat mij benauwt.
Een spelonk is ook niet alles. Daar kwam David achter, toen hij op de vlucht voor zijn schoonvader, koning Saul, in een spelonk zijn toevlucht nam. Daar zit je dan, met al je sores, je angsten, de beklemming die je lijfelijk in zo’n spelonk ervaart. Je kunt geen kant meer op dan alleen de verkeerde: naar buiten toe, waar de mannen zijn die op je leven loeren. Zo’n spelonk lijkt heel mooi, maar is in wezen een doodlopende weg. Als je er eenmaal in zit, zit in je eigen gevangenis. Geen wonder dat de dichter van de psalm het benauwt krijgt. En in die benauwdheid doet hij het enige wat nog een beetje helpen kan: hij stort zijn hart uit voor God. Er zijn mensen die in een soortgelijke situatie anders reageren. Je zwijgt. Je probeert dapper het leed te doorstaan. Je kropt op wat er aan onvrede in je leeft. Maar het helpt niet. Het gaat je, letterlijk, aan je hart. De psalmdichter kiest een andere weg. Hij gooit zijn spanning eruit. Hij gooit die naar God toe. Hij stort zijn hart uit, zoals je een emmer water leeggiet. Bij God klaagt hij zijn nood. Nee, hij formuleert geen keurige gebeden. Hij zegt niet met mooie, goedgekozen woorden wat hem zo dwarszit. Hij schreeuwt het uit naar omhoog. Zou het verder komen dan het plafond van zijn spelonk? Vast en zeker! Als je daar niet meer op zou kunnen vertrouwen… Roepen in de spelonk. Misschien is dat wel een goed beeld voor wat geloven is: in de begrensde en soms o zo benauwde ruimte die leven heet, roepen tot Hem bij wie ruimte is en rust. En zie, wie zo roept, zo schreeuwt tot God, die zal bij tijd en wijle ervaren dat de donkerste spelonk tot God, die zal bij tijd en wijle ervaren dat de donkerste spelonk geen gevangenis meer is, maar een hand van liefde om je heen.
Tot God den Heer hief ik mijn stem, ik riep tot God ik smeekte Hem. Alles, alles wat mij benauwt heb ik den Here toevertrouwd.
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|