Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 29 juli 2012, 09:37
|
|
|
Zondag 29 Juli, Psalm 91: 3-8; Zijn sterke vleugels.
Over vogels gaat het, in deze psalm. En over vogelvangers. Die vogelvangers willen niets liever dan vogels vangen. Ze hebben daar speciale vogelvangnetten voor. En wee zo’n kleine, argeloos vogeltje dat zich toevalligerwijs in de omgeving van zo’n vogelnet waagt. Zo’n vogeltje is er geweest… Dat vogeltje is Israël, weggefladderd is Egypte. Een woestijnvogeltje. Dat vogeltje is de kerk, klein musje in de wereldvolière. Dat vogeltje bent u misschien, bang heen en weer vliegend tussen allerhande angstaanjagende vogelvangnetten. Dat vogeltje ben ik, opgejaagd door schrikbarende berichten in dag- en weekbladen, berichten over terreur, over haatcampagnes, over wat niet al. Voor je het weet ben je er geweest, staat je eigen overlijdensbericht in de krant. Treurig. Ja, heel treurig. Maar ik moet niet alleen mijn krant lezen en overlijdensberichten spellen. Ik moet ook mijn psalmboek lezen en die psalmen zingen. Deze psalm, bijvoorbeeld. In de psalm lees ik dat er iets tegen die vogelzangers is. Dat er Iemand tegen die vogelzangers is! Hij kan het niet hebben dat wie of wat dan ook het gemunt heeft op zijn kleine, angstig fladderende vogeltjes. Hij spreidt zijn wieken uit, breeduit. Hij neemt mij onder zijn vleugels, Hij overdekt mij met zijn geverderde vlerken. Ja, een vlerk is Hij, één grote Vlerk, twee grote vlerken zelfs! Deze Vlerk is veel en veel groter dan die vlerken van vogelvangers zijn – dat geloof ik, daar mag ik op vertrouwen, nu en in het uur van mijn dood.
God redt uw ziel van nood en dood, Hij heeft u aangenomen: een vogel, die ternauwernood is aan de strik ontkomen. De Heer zal over uw bestaan zijn sterke vleugels breiden. Hij is, in trouw u toegedaan, uw schild en pantser beide.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
DJES101
|
Berichten: 240
|
Geplaatst: zondag 29 juli 2012, 09:38
|
|
|
MARIO216 schreef: | Zondag 29 Juli, Psalm 91: 3-8; Zijn sterke vleugels.
Over vogels gaat het, in deze psalm. En over vogelvangers. Die vogelvangers willen niets liever dan vogels vangen. Ze hebben daar speciale vogelvangnetten voor. En wee zo’n kleine, argeloos vogeltje dat zich toevalligerwijs in de omgeving van zo’n vogelnet waagt. Zo’n vogeltje is er geweest… Dat vogeltje is Israël, weggefladderd is Egypte. Een woestijnvogeltje. Dat vogeltje is de kerk, klein musje in de wereldvolière. Dat vogeltje bent u misschien, bang heen en weer vliegend tussen allerhande angstaanjagende vogelvangnetten. Dat vogeltje ben ik, opgejaagd door schrikbarende berichten in dag- en weekbladen, berichten over terreur, over haatcampagnes, over wat niet al. Voor je het weet ben je er geweest, staat je eigen overlijdensbericht in de krant. Treurig. Ja, heel treurig. Maar ik moet niet alleen mijn krant lezen en overlijdensberichten spellen. Ik moet ook mijn psalmboek lezen en die psalmen zingen. Deze psalm, bijvoorbeeld. In de psalm lees ik dat er iets tegen die vogelzangers is. Dat er Iemand tegen die vogelzangers is! Hij kan het niet hebben dat wie of wat dan ook het gemunt heeft op zijn kleine, angstig fladderende vogeltjes. Hij spreidt zijn wieken uit, breeduit. Hij neemt mij onder zijn vleugels, Hij overdekt mij met zijn geverderde vlerken. Ja, een vlerk is Hij, één grote Vlerk, twee grote vlerken zelfs! Deze Vlerk is veel en veel groter dan die vlerken van vogelvangers zijn – dat geloof ik, daar mag ik op vertrouwen, nu en in het uur van mijn dood.
God redt uw ziel van nood en dood, Hij heeft u aangenomen: een vogel, die ternauwernood is aan de strik ontkomen. De Heer zal over uw bestaan zijn sterke vleugels breiden. Hij is, in trouw u toegedaan, uw schild en pantser beide. |
MOOI ,AMEN
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 30 juli 2012, 21:24
|
|
|
Maandag 30 Juli, Psalm 91: 9-13; Beschermengelen.
Mooi hoor, al die beschermengelen! Maar op de meest beslissende momenten geven ze niet thuis, liggen ze blijkbaar te slapen of maken ze even een ommetje. Zeker, ik ken de verhalen over wonderbaarlijke uitreddingen, over mensen die door een onbegrijpelijke greep van hogerhand werden weggerukt voor een vallens stuk beton of een aanstormende vrachtwagen. Maar ik ken ook de verhalen over hen die nu juist in soortgelijke situaties níet net op tijd de dans konden ontspringen en de rest van hun leven moeten doorbrengen in een rolstoel of in het verpleeghuis. Ze zijn mij te onberekenbaar, die beschermengelen… Je kunt je afvragen of ze er zelfs in het leven van Jezus wel altijd op tijd bij waren. In de woestijn, waar Christus beproefd wordt door de duivel, citeert Satan de psalm die wij dezer dagen lezen. ‘Als u de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal hij de opdracht geven om u handen te dragen, zodat u uw voet niet zult stoten aan een steen”.’ Jezus kan niets met dit citaat. Zó mag je de Schrift niet misbruiken! De engelen zullen het wel uit hun heilige hoofden laten mee te werken aan een satanisch showprogramma! Later, als Jezus bloed zweet in Getsemane, zal er wel een engel verschijnen, om Hem kracht te geven. Maar op Golgotha lijkt die engel van licht in geen velden of wegen te bekennen – daar heerst drie uur lang angstaanjagende duisternis. Pas met Pasen, dan zijn ze er weer: de engelen die triomfantelijk het Licht aan de dag laten komen! Nee, ze verschijnen niet als het mij past. Toch neurie ik gelovig met de psalm mee:
Maar gij moogt schuilen bij den Heer, geen kwaad bedreigt uw woning; gij hebt tot schild en tegenweer den allerhoogste Koning. Hij gaf zijn engelen bevel dat u geen ding zou schaden; zij zullen u naar Gods bestel behoeden op uw paden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 31 juli 2012, 18:47
|
|
|
Dinsdag 31 Juli, Psalm 91: 14-16; Ik geef antwoord.
Ik zou wel willen weten dat dit waar was: je roept tot God, om hulp. En prompt krijg je antwoord. Hoe? De Eeuwige bevrijdt je overlaadt je met roem en bezorgd je lengte van dagen, een lang leven. Ik geef toe: een enkele keer gaat het zo. Maar in de meeste gevallen pakt het anders uit. Wat ik gisteren schreef over de beschermengelen, moet ik hier herhalen: er valt geen staat te maken op die beloofde uitreddingen van de Allerhoogste. Vraag het de vroegchristelijke martelaars maar. Voor de zoveelste keer sta ik hier met legen handen en een mond vol tanden. En alweer heb ik den neiging dat hele psalmboek aan de kant te gooien. Mooie poëzie, maar niet in overeenstemming met de werkelijkheid! Hoogverheven taal, maar in feite wartaal. Religieus maar niet heus – je kunt er niets mee! Kijk maar naar Jezus: kreeg Hij een antwoord op Golgotha? ‘Mijn God, mijn God. waarom hebt Gij mij verlaten?’ Geen antwoord te horen, geen engel te zien. Is het een verlegenheidsoplossing als ik mijzelf opnieuw, voor de zoveelste keer met de neus op de Schrift attendeer op een ándere realiteit: die van Gods eeuwigheid? Nee, dat is waarachtig geen verlegenheidsoplossing! Ik geloof het werkelijk, met heel mijn hart: niet zelden verkijken wij ons op de werkelijkheid van Gods woorden, omdat wij geneigd zijn alleen maar rekening te houden met onze eigen tijdsberekening. God heeft de tijd. Zijn antwoord heeft eeuwigheid.
Omdat hij Mij zijn hart toewendt, spreekt God, zal Ik hem leiden; omdat hij Mij bij name kent, hem dekken en bevrijden. Roept hij Mij aan, dan antwoord Ik, is hij in angst en vreze, dan kom Ik nog dat ogenblik om hem nabij te wezen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 1 augustus 2012, 20:41
|
|
|
Woensdag 1 Augustus, Psalm 92: 1-5; Loven in de morgen.
Drie dagen lang: een lied voor de sabbat. Dat betekent dus: een lied dat geschikt is voor de dag waar alles om draait. Je zou zelfs kunnen zeggen: met het oog op deze dag heeft God de hemel en de aarde gemaakt. Niet voor niets wordt de sabbat in Israël dan ook gerespecteerd en geliefd, ja geliefkoosd als een bruid. Niet om voortdurend te werken heeft God de mens geschapen; Hij schiep ons vooral met het oog op de rust. En dan moesten we maar niet aan een luilekkerlandrust denken, maar aan de sjaloom van de voltooide aarde, zoals de Eeuwige die in gedachten heeft. Van die sjaloom is deze sabbatspsalm dan ook boordevol. Het begint allemaal met een aansporing de HEER te loven. Hoewel, ‘aansporing’ is het goede woord niet. De psalm begint met een vreugdevolle uitroep: wat is het toch tof, goddelijk goed, de Naam van de Allerhoogste te bezingen. En zo is het. Daartoe zijn wij geschapen: tot de lofprijzing van de Eeuwige. Dat is onze lust en ons leven, onze ziel en onze zaligheid. En dan denk ik echt niet aan eeuwig zingende koren van kerkgangers, maar dan denk ik aan mannen en vrouwen die vrolijk zingend dansen en spelen voor Gods aangezicht, in het zonlicht van zijn liefde. Dat is nog eens tof! Goed is het, zo mens te zijn. Goed is het, elke sabbat weer te proeven hoe goed het leven is waartoe God ons geroepen heeft. Dat mag dan ook in de kerk wel duidelijk worden. Daar komen we niet alleen voor de preek (ook wel, een goede preek kan je op niveau van de lofzang brengen), maar vooral voor de lofprijzing. Vroeg in de morgen van een nieuwe week prijzen wij Hem die ons leven geeft, adem en stem, rust en ruimte, vreugde voor eeuwig.
Waarlijk, dit is rechtvaardig dat men den Here prijst, dat men Hem eer bewijst: zijn naam is eerbied waardig. Wij loven in de morgen uw goedertierenheid, ook al de nacht zich spreidt houdt ons uw hand geborgen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 2 augustus 2012, 20:41
|
|
|
Donderdag 2 Augustus, Psalm 92: 6-12; Vol van vreugd.
En hoe diep mogen die gedachten van de Eeuwige dan wel niet zijn? Wie meent op deze vraag een helder antwoord te kunnen geven, begrijpt absoluut helemaal niets van de diepten van Gods gedachten. Die zijn zo diep dat geen mens ooit in staat zal zijn daar iets zinnigs over te zeggen. Maar – zo protesteert iemand – hoe weet ik dat? Om zo’n uitspraak te kunnen doen, moet je toch wetenschap over die diepte van Gods gedachten hebben? Nee – zo protesteer ik terug – nee, dat hoeft helemaal niet. Van wetenschap is in het psalmenboek al helemaal geen sprake. Het gaat hier hooguit over geloofswetenschap. Wij geloven te kunnen weten dat wij maar mirakels kleine mensjes zijn en dat er geen Schepper is, zo groot, zo ondenkbaar hoog en diep, dat je over zijn daden, zijn doen en laten eigenlijk alleen maar kunt stamelen, uit verlegenheid en in verwondering. Eén ding is er vanuit dat geloof, over die diepe gedachten van God wel te zeggen: Dit: dat Hij het onrecht weliswaar zijn gang laat gaan, maar slechts voor beperkte tijd. God is er als een boer, die het onkruid op zijn akker enige tijd laat opkomen, juist om het goed van het graan te kunnen onderscheiden. Maar het houdt een keer op! Op een dag zal het afgelopen zijn en dan zal Hij het onkruid neerhalen, uitroeien. Waarom is deze gedachte over Gods daden zo diep? Omdat wij van die haastig gebakerde maaiertjes zijn, die bij het zien van het eerste het beste onkruidje al de spuit van ons venijn willen pakken. Zo is de Eeuwige niet. En dat is maar goed ook.
Gij hebt mij door uw daden, o Here God, verheugd. Mijn hart is vol van vreugd, ik juich om uw genade. Hoe groot zijn uwe werken, de werken uwer hand, Gij houdt het volk in stand. Gij zult hun hart versterken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 3 augustus 2012, 17:36
|
|
|
Vrijdag 3 augustus, Psalm 92: 13-16; Als palmen opgericht.
Prachtig beeld van de mens die leeft in het licht van Gods toekomst: recht en hoog een palm, als een ceder op de Libanon! Wie zo leeft, is als een boom die geplant is in de tempel, in het huis van de Heer. Dichter bij de Eeuwige kun je niet komen. Ik zie Simeon voor me en de oude weduwe Anna. Dag en nacht waren ze in het heiligdom. Ze waren fulltime verwachters van het koninkrijk van God. Aan wie het maar horen wilde, getuigden zij van de hoop die in hen was. Mensen, hoe stokoud en lijfelijk kromgebogen: recht van ziel en zinnen, als palmen opgericht, als ceders op de bergen van Libanon. Van zulke mensen staat in de psalm geschreven dat ze zelfs nog vrucht dragen als ze oud zijn. Ze blijven krachtig en fris. Daarmee eindigt deze psalm voor de sabbat. Wekelijks mag ik weten: voor wie leeft met de Eeuwige is een oude dag met veel gebreken niet per definitie mijn voorland! Fris en groen zal ik zijn! Misschien worden op een dag mijn lijf en leden stram en stijf en hopeloos kromgebogen; misschien ga ik eenmaal trillend, bevend als een rietje door de lange gangen van een verpleegtehuis; misschien wordt ooit mijn geest beneveld door dementie, aangetast door wat Alzheimer heet – toch zal ik fris en groen zijn, een mens als een wuivende palm, als een rechtopstaande ceder. Is dit nu goedbeschouwd geen vrome pietpraat, hoogdravende hunbug? U mag het noemen zoals u het wilt, ik geloof erin. En ik ben niet de enige. Israël leeft de eeuwen door vanuit deze psalmen. De kerk niet minder. En ik ook.
Zoals de cederbomen hoog op de Libanon, staan bij de levensbron de nederige vromen. Die in Gods huis geplant zijn, zij bloeien in Gods licht als de palmen opgericht. Hun lot zal in zijn hand zijn.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 4 augustus 2012, 11:11
|
|
|
Zaterdag 4 Augustus, Psalm 93: Geweldiger dan water.
Voor je het weet wordt de wereld weer opgeschrikt door een tsunami. En zing dan maar eens deze psalm… Ik zou, als nabestaande, waarschijnlijk geen psalm door mijn keel krijgen, maar zeker niet deze psalm. Het is een lied dat de macht van de eeuwige bezingt. Hij is koning, zijn troon staat vast, machtiger dan het geraas van de wateren is zijn stem, boven de branding uit. Halleluja! Hoe kan Israël zulke psalmen zingen? Is het zelf niet menigmaal weggevaagd door tsunami’s van getreiter en terreur? Is de Tweede Wereldoorlog niet als een alles vernietigende tsunami over het jodendom heengegaan? Houd dan maar staande dat uitgerekend de God van Israël macht heeft over het geweld van het water! Voor die overtuiging krijg je in deze moderne tijden geen ziel meer enthousiast? Geen ziel? De mijne wel! Sint-Elisabethsvloed en Watersnoodramp, Eerste –en Tweedewereldoorlog, de Twin Towers in New York en de tsunami in het Verre Oosten, ze zijn niet in staat de ze psalm stuk te krijgen. AL-Qaida is tot veel in staat, maar deze psalm opblazen, dát zal niet lukken. Zeker, als dergelijke rampen gebeuren, ben je stil, heel even of heel lang stil. Maar dan is daar toch weer die wonderlijke levenskracht, die oerkracht van Genesis, die scheppingskracht, zeg maar: God – en die zegt wat Hij toen al zei: Licht! Weg met deze duisternis, weg met die chaos, Ik protesteer, Ik neem het op voor al wat goed en waarachtig is, Ik maak een nieuw begin. Van dat geloof en van die Levenskracht getuigt psalm 93.
Geweldiger dan water en dan wind is in de hoogte God die overwint. Geweldig is de Here die zijn voet plant op de nek van deze watervloed.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 5 augustus 2012, 09:35
|
|
|
Zondag 5 Augustus, Psalm 94: 1-7; God ziet het niet.
Nee, dat had je gedacht! Dat zou je misschien wel willen: dat God niets zag. Dat je lekker kon doen waar je zin in had. Dat je de wet naar je hand kon zetten, elke regel kon overtreden waar jij toevallig zin niet van inzag; dat je kon roven en plunderen, precies zoals het je uitkwam; dat je de zwaksten in de samenleving ongezien nog een trap kon nageven, de ziektekostenpremie van de toch alzo kleine man nog eens extra kon verhogen zonder dat er een haan naar kraaide. Dat je in verre landen kinderen in vuile en donkere fabrieken gerust zich dood kon laten werken in de productie van spullen die jij dan hier weer voor grof geld kunt verkopen; dat je meiden kunt ronselen om ten bate van jouw portemonne op seks beluste mannen van dienst te zijn – en dat zonder dat er iemand is die dat te weten komt en je ervoor straffen zal. Maar die vlieger gaat niet op, dat kun je gerust vergeten! Dat lijkt misschien wel zo en voor de wetgever in ons land of in het buitenland mag je dan misschien brandschoon zijn, er is er Eén die alles ziet. Alles. Is dat het bekende verhaal van Big Brother, het grote Boze Oog dat alles en iedereen in de gaten houdt? Is dit een steenoude, mythologische versie van de huidige bewakingscamera? U mag het noemen zoals u wilt, maar mét de psalm geloof ik dat er uiteindelijk recht zal worden gedaan op aarde. Vraag me niet hoe – God mag en zal dat zeker weten. Maar dat de Eeuwige het onrecht ziet en straffen zal, dat staat voor mij wel vast. Bij alles wat ik doe of juist laat, moest ik daar maar elke dag goed aan denken.
Zie, Heer, hoe zij uw volk verdrukken, uw erfdeel haast aan U ontrukken. Zij slaan aan vreemden in uw land, aan wees en weduwe de hand. ‘God ziet het niet’, zo klinkt hun spot, ‘Hij merkt het toch niet, Jacobs God.’
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 6 augustus 2012, 18:30
|
|
|
Maandag 6 augustus, Psalm 94: 8-15; In de waarheid geplant.
Wie ben ik om daaraan te twijfelen? Ik kan natuurlijk wel allerlei voorbeelden opsommen waaruit moet blijken dat het nog maar de vraag is of de Allerhoogste zijn volk toch niet verstoten heeft. Ik behoef maar ‘Auschwitz’ te roepen of ‘Birkenau’ te zeggen en iedereen zit rechtovereind met al zijn vragen ten aanzien van het godsbestuur in deze wereld. Maar ik heb mooi praten en ik kan comfortabel twijfelen. Israël zelf kon dat zelf niet. Althans, zó niet. Als Israël twijfelde, was dat aan de oevers van de Eufraat en de Tigris, in de ballingschap, in Babel, vol heimwee naar Jeruzalem. Als Israël twijfelde, was dat aan de oevers van de Eufraat en de Tigris, in de ballingschap, in Babel, vol heimwee naar Jeruzalem. Als Israël twijfelde, dan was dat in de barakken van de concentratiekampen, op weg naar de gaskamers, bij het zien van de verbrandingsovens. En daar, uitgerekend daar, waren er velen die gelóófden, die trouw bleven aan wat in de Thora geschreven staat, vervuld zal worden. In de eerste plaats: dat God zijn volk niet zal verstoten. En in de tweede plaats: dat de rechtspraak uiteindelijk toch weer in de waarheid zal zijn geplant. De leugen verliest. De waarheid wint. En op een zal dat blijken! Dat te blijven hopen, daar je leven voor over te hebben, dát is nu pas echt ‘geloven’: lef hebben om het op te blijven nemen voor wat de Levende ons heeft geleerd. Lef hebben de kant te kiezen van Hem die de wereld aan het herscheppen is naar zijn gelijkenis. In het woeste oergeweld roept Hij het licht naar voren. En Hij noemt ons op dragers van dat licht te zijn.
De Here zal zijn volk doen leven, Hij zal zijn erfdeel nooit begeven. De rechtspraak zal in heel het land weer in de waarheid zijn geplant, en ieder die de waarheid eert, bemint het recht dat God ons leert.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 7 augustus 2012, 12:11
|
|
|
Dinsdag 7 augustus, Psalm 94: 16-23; Sterk en teder.
Door zorgen overstelpt. Je ziet het zomaar voor je: een mens die gebukt gaat onder de sores. In de psalm gaat het dan niet over een verregende vakantie of over een lekkage in de badkamer. Ook niet over een familiaire vete of kerkelijk gekrakeel. In de psalm gaat het vooral over de verdrukking van het Godsvolk. Het gaat over moord. De zwaksten in de samenleving, de weduwen, de wezen, de vreemdelingen worden omgebracht. En dat alles onder het motto dat God het wel niet zal zien. Maar daar gelooft de psalm helemaal niets van. God ziet alles! Zou Hij die het oog heeft gemaakt, zelf niet zien? Zou Hij die het oor heeft gevormd, zelf niet horen? De dichter is er heilig van overtuigd: op een dag zal de waarheid zegevieren! Maar intussen gaan die schurken nog hun gang. En dat is onuitstaanbaar, niet te verteren. Dát zijn nog eens sores waar je u tegen zegt. Dat ligt een mens echt van wakker. In dat licht zijn onze zorgen maar poppenzorgen. Kleine akkefietjes, ach, die zijn er altijd, maar wat stellen die nu voor in het licht van de troubles waarover de dichter spreekt? Toch wil ik die probleempjes die wij dagelijks ondervinden niet zomaar wegschoffelen. Ze kunnen je aardig, onaardig bezighouden. Zou de ervaring van de psalmdichter ons tot hulp kunnen zijn? ‘Toen ik door zorgen werd overstelpt, was uw troost de vreugde van mijn ziel.’ Kritisch als wij zijn, vragen wij onmiddellijk naar de bijsluiter, Waaruit bestaat die troost precies? We willen ons geen knollen voor citroenen laten verkopen! Voor de dichter is de Heer een hand geworden, sterk – en teder tegelijk. Dat is allemaal heel mooi, maar hoe werkt dat? Wat zijn die vertroostingen waardoor de dichter wordt verkwikt? Daar zou veel over te zeggen zijn. Ik doe het niet. Waarom niet? Liefde is niet uit te leggen.
Maar stortte ik soms bijna neder, dan steunde Gij mij sterk en teder; ik viel niet, want Gij hieldt mij vast. Als in mijn hart de twijfel wast, dan zijt Gij, Heer, mij zeer nabij en met uw troost verkwikt Gij mij.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 8 augustus 2012, 11:03
|
|
|
Woensdag 8 augustus, Psalm 95: 1-5; De dank van al wat leeft.
Waarom jubelt deze psalm zo blij? Omdat God zo groot is, een machtig koning. En hoe blijkt dat? Dat blijkt nergens uit. Nu ja, nergens uit – dat is te weinig gezegd. Toch ook in de psalmen over gelóven gaat. Wij zingen geen loflied voor God omdat uit alles om ons heen blijkt dat de wereld zo keurig geregeld en fantastisch goed op orde is – want dat is allerminst het geval. We zingen een loflied omdat we geloven dat het allemaal keurig geregeld en eenmaal fantastisch goed op orde zál zijn. De diepten van de zee, die golvende, bruisende kolkende zee van volkeren, de toppen van de bergen, die carrièreladders waarop aan de afgoden van macht en geweld eigen vlees en bloed geofferd wordt, die diepten en die hoogten zijn als was in Gods hand! Daar hebben we fiducie in, dat we geloven we en daarvan zingen we. Het gaat al met al in deze psalm over God die onze bevrijdende Schepper is. Dat geeft mij aanleiding nog eens te protesteren tegen een al te simpele gedachte over God. Die gedachte is deze: Hij heeft ooit op een dag alles gemaakt, toen hebben wij het verprutst en nu wacht alles op de grote restauratie. Die voorstelling van zaken lijkt mij al te menselijk. Hoe dan? Ik lees in de Bijbel dat God nog steeds Schepper is. Zoals een jongen op het strand een kasteel schept dat sterk genoeg is om de branding te weerstaan, zo schept God tegen de oerkracht van de kosmische chaos een plek waarin het licht kan leven. Met die schepping is Hij nog altijd doende, vaak gedwarsboomd door menselijke tegenwerking, soms geholpen door kinderen van het licht die zijn medewerkers willen zijn. Welnu, psalm 95 steekt de loftrompet voor Hem die als redder en bevrijder deze schepping in gang heeft gezet en eenmaal zal voltooien. Hij is waard: de dank van al wat leeft!
Steekt nu voor God de loftrompet, Hem die ons in de vrijheid zet. Komt voor zijn aanschijn met verblijden. Brengt Hem de dank van al wat leeft, Hem, die ons heil gegrondvest heeft. Viert Hem, de koning der getijden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 9 augustus 2012, 08:45
|
|
|
Donderdag 9 augustus, Psalm 95: 6-11; Buigen in aanbidding.
Protestanten knielen niet. Tenminste, in de kerken niet. Niet meer. Heel de kerk, de katholieke kerk, deed dat ooit wel. Protestanten (en vele katholieken) hebben de knielbanken uit de kerk weggehaald. Maar wat is er bijbelser dan knielen? Knielend word je zo klein als en kind. Ik kan me geen betere godsdienstoefening voorstellen… In de psalm van vandaag worden we opgeroepen door de knieën te gaan. Wie stokstijf blijft staan, is oneerbiedig. Wij dienen onze Koning eer aan te bieden – en dat doe je in de houding van een onderdaan: geknield. Nu is het zeker zo dat wij tegenwoordig niet meer knielen voor onze koningen en in dat licht mag ook best worden gerelativeerd wat ik zo juist over knielen schreef – maar toch… De dichter wenst te knielen. Voor je het weet worden je knieën stram. In de woestijn bleek dat het geval met het volk van Israël. Ze stelden God op de proef, alsof Hij een eindexamenkandidaat zou zijn. Geen wonder dat ze er veertig jaar over deden, over dat korte reisje naar Kanaän. Dat had sneller gekund als ze geknield hadden. Je kunt wel denken dat je hardlopend sneller vooruitgaat dan knielend, maar dat is het koninkrijk van God een denkfout. Wie dagelijks van knielen weet, houdt de ziel soepel. Wie buigt voor de Eeuwige, gaat niet onder zorgen gebukt. Die worden je afgepakt, zoals men van een knielende kameel de lastpakken afneemt. Vandaar de oproep aan het slot van de psalm: ‘Wees niet koppig!’. Je zou door je koppigheid de uiteindelijke rust ontlopen. En dan te weten dat je in het rijk der hemelen alleen geknield groot kunt zijn.
Komt, werpen wij ons voor de Heer die wij ons gemaakt heeft biddend neer, wij, die het volk van zijn weide. Want onze God, Hij gaat ons voor, Hij trekt met ons de diepte door. Zijn hand zal ons als schapen leiden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 10 augustus 2012, 08:27
|
|
|
Vrijdag 10 augustus, Psalm 96: 1-6; De goden ver te boven.
Nu moeten we het – na bijna honderd psalmen – hoognodig eens hebben over de claim van Israël: onze God, die is het helemaal – en die goden van de andere volken, die zijn waardeloos. Het is alsof er een wedstrijd gaande is: wie heeft de beste god? Zij of wij? Voor Israël is het geen vraag: die van ons! Dat staat als een paal boven de zee van de volkeren. Andere goden zijn eigenlijk niet eens goden. Ze lijken erop, maar in feite zijn zij nepgoden, schertsgoden, afgoden, goden van niks. Dat is nogal wat! Niet gering, zo’n claim. Onze God is de beste, de enige! Geen wonder dat zo’n pretentie nogal wat kwaad bloed zet. Het zal je maar gezegd worden: die god van jou, waarmee je bent opgegroeid, die je vertrouwd is van jongs af aan, die god stelt helemaal niets voor. Stel je eens voor dat een hindoe of een moslims dat tégen ons zou zeggen… We zouden het hem niet in dank afnemen. Je kunt die oerbijbelse claim alleen begrijpen wanneer je bij nogal wat goden denkt aan figuren als Hitler. Weliswaar is hij nooit als god aanbeden, maar het had er toch wel heel veel van: verering, lofliederen, vlaggen. De Farao is Egypte en Nebukadnezar in Babel waren de representanten vande goden in hun land. Keiharde koningen, die soortgelijke goden vertegenwoordigen. Het waren vorsten en goden die kinderoffers eisten: jongetjes in de Nijl, eerstgeborenen als offers in het vuur voor de god Moloch en ga zo maar door. Met zulke goden had Israël niets. Sterker nog: van zulke goden zijn inderdaad goden van niets. Die moet je niet tolereren. Die moet je niet negeren, die moet je elimineren. Maar dan wel, alstublieft, op een christelijke manier: met Woord en Geest.
God laat de goden ver te boven, die ijdle waan die heidnen loven. Hij heeft de hemelen gesticht, van luister is zijn aanschijn licht. Zijn kracht vervult de heilige hoven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 11 augustus 2012, 09:35
|
|
|
Zaterdag 11 augustus, Psalm 96: 7-13; Het loflied van de bomen.
De bomen als juichende toeschouwers langs de kant van de weg: daar komt Hij, de Heer der wereld! Leve de Koning, dat de bomen met al hun takken Hem toezwaaien en Hem welkom heten. Dat de velden zich verblijden, dat het koren op de velden buigen zal voor Hem; laat de maïs in de kolven klappen, laat allerlei soorten groente Hem groeten! Het is een machtig perspectief dat ons hoer geboden wordt. De psalm ziet Hem al aankomen: de rechtvaardige Rechter, die eindelijk orde op zaken zal stellen en de wereld vrede brengen zal. Wie goed luistert, hoort bij voorbaat al iets van deze toekomstmuziek. Ik geef toe: je moet dan wel goed, heel goed kunnen luisteren. Ik vermoed dat de meeste mensen dat niet kunnen. Ik verwijt het niemand, want tegenwoordig is het ook haast niet meer mogelijk iets anders te horen dan lawaaimuziek. Popmuziek, zo zal dat officieel heten – en ik mar er eigenlijk helemaal niet zo negatief over doen, want popmuziek betekent gewoon populaire muziek, muziek die het populus, het brede publiek aanspreekt. En waarom zou die per definitie kwalijk moeten zijn? Toch is het wel opmerkelijk dat het ‘volk’, het brede publiek, voornamelijk houdt van lawaaimuziek. Herrie. Laat de huisschilder komen en je krijgt het er gratis bij: pop, de ganse dag een kast met popmuziek. Poppenkast is het, zo’n kast met popmuziek. Niet over liefde gaan de liedjes, maar over ‘love’. Hoewel, zo af en toe is er wel iets bij dat toch aan de psalmen doet denken. Dan proef je ook in een popsong iets van hetzelfde verlangen: naar sjaloom. Naar gerechtigheid, naar het einde van elke oorlog. Zulke liedjes zullen er misschien ook wel bij zijn, te zijner tijd, als de bomen psalmen zullen zingen en de Koning binnenrijdt.
In ’t lied dat klinkt als Hij zal komen zijn aard en hemel opgenomen, de zee herhaalt het duizendvoud en door de stilte van het woud weerklinkt het loflied van de bomen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 12 augustus 2012, 09:31
|
|
|
Zondag 12 augustus, Psalm 97: 1-6; In de verborgenheid.
Ik mag niet denken dat God mijn vriendje is. Hij is wel mijn Vriend, maar niet mijn vriendje. Dat eerste is een wonder. Die grote, onmetelijk grote Schepper van hemel en aarde: onze Vriend! Dat tweede, is géén wonder. Juist omdat God zo groot is, kun je niet zomaar met Hem babbelen en borrelen, alsof hij jouw vriendje zou zijn. Je mag wel tegen Hem aanpraten – dat doen de psalmen ook. Je mag Hem zelfs aanroepen, je mag Hem zelfs aanklagen. Maar Hij is niet je vriendje! Hij gaat gehuld in wolk en duisternis. Dat werd al duidelijk in de woestijn, toen Israël goed en wel bevrijd was uit Egypte en bij de berg Horeb kwam. Daar gaf de Eeuwige aan Israël zijn goed geboden. Tien Woorden – geen tien vriendschappelijke adviesjes. Levenswoorden, gegeven door een stem die vanuit een wolk en duisternis klonk. Zo is God met zijn volk Israël meegegaan, heel die lange weg van Egypte naar Kanaän: in wolk en duisternis. Zeker, er was vuur in die wolk. Midden in de pikdonkere nacht kon je nog zien waar Hij was, God in zijn verborgenheid. Toch was en bleef God gehuld in die duisternis. Zo licht is Hij, God enkel licht, dat Hij met recht de Verborgene heet. Je weet nooit wie je in Hem hebt. Je weet wel wat je aan Hem hebt. Je weet dat Hij de volstrekt Betrouwbaar is. Hij is die Hij is. Je kunt op Hem rekenen. Geen wonder dat de poten onder zijn troon ‘recht’ en ‘gerechtigheid’ heten. Daar baseert Hij zich op. Hij zit op het recht. De God van Israël is een rechter. En wat voor een! Een rechter die recht doet. Dat kun je helaas niet van elke rechter zeggen… Mij dunkt: weer een reden om te zingen!
Groot Koning is de Heer. Volken, bewijst Hem eer, breek uit in jubel, aarde, nu Hij de macht aanvaardde. De landen wijd en zijd zijn in zijn naam verblijd. Op recht en op gericht heeft Hij zijn troon gesticht in de verborgenheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
JOL252
|
Berichten: 4097
|
Geplaatst: zondag 12 augustus 2012, 11:05
|
|
|
MARIO216 schreef: | Zondag 12 augustus, Psalm 97: 1-6; In de verborgenheid.
Ik mag niet denken dat God mijn vriendje is. Hij is wel mijn Vriend, maar niet mijn vriendje. Dat eerste is een wonder. Die grote, onmetelijk grote Schepper van hemel en aarde: onze Vriend! Dat tweede, is géén wonder. Juist omdat God zo groot is, kun je niet zomaar met Hem babbelen en borrelen, alsof hij jouw vriendje zou zijn. Je mag wel tegen Hem aanpraten – dat doen de psalmen ook. Je mag Hem zelfs aanroepen, je mag Hem zelfs aanklagen. Maar Hij is niet je vriendje! Hij gaat gehuld in wolk en duisternis. Dat werd al duidelijk in de woestijn, toen Israël goed en wel bevrijd was uit Egypte en bij de berg Horeb kwam. Daar gaf de Eeuwige aan Israël zijn goed geboden. Tien Woorden – geen tien vriendschappelijke adviesjes. Levenswoorden, gegeven door een stem die vanuit een wolk en duisternis klonk. Zo is God met zijn volk Israël meegegaan, heel die lange weg van Egypte naar Kanaän: in wolk en duisternis. Zeker, er was vuur in die wolk. Midden in de pikdonkere nacht kon je nog zien waar Hij was, God in zijn verborgenheid. Toch was en bleef God gehuld in die duisternis. Zo licht is Hij, God enkel licht, dat Hij met recht de Verborgene heet. Je weet nooit wie je in Hem hebt. Je weet wel wat je aan Hem hebt. Je weet dat Hij de volstrekt Betrouwbaar is. Hij is die Hij is. Je kunt op Hem rekenen. Geen wonder dat de poten onder zijn troon ‘recht’ en ‘gerechtigheid’ heten. Daar baseert Hij zich op. Hij zit op het recht. De God van Israël is een rechter. En wat voor een! Een rechter die recht doet. Dat kun je helaas niet van elke rechter zeggen… Mij dunkt: weer een reden om te zingen!
Groot Koning is de Heer. Volken, bewijst Hem eer, breek uit in jubel, aarde, nu Hij de macht aanvaardde. De landen wijd en zijd zijn in zijn naam verblijd. Op recht en op gericht heeft Hij zijn troon gesticht in de verborgenheid. |
Schitterend...
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
ZEELAND736
|
Berichten: 4863
|
Geplaatst: zondag 12 augustus 2012, 18:26
|
|
|
Juist dit stukje van Mario..is toch ook een antwoord op de vraag...WIE IS GOD????
Heel duidelijk en heel mooi!!!!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 13 augustus 2012, 11:40
|
|
|
Maandag 13 augustus, Psalm 97: 7-12; Licht als de dageraad.
Dat is een prachtig beeld, in de berijming van deze psalm: licht als de dageraad. Je ziet het voor je, dat rijzende licht. Langzaam komt het voor de dag, zoals de nieuwe morgen. Een veelzeggende vergelijking. Maar in de psalm zelf is er geen sprake van. Dat wil zeggen, wel over licht gaat het daar. Maar van dat licht wordt gezegd dat het uitgezaaid is. Het komt dus niet óp, zoals de rijzende zon. Het gaat ónder, zoals zaad verdwijnt in de akker waarin het is gestrooid. Die beelden ontlopen elkaar wel niet totaal; zowel de zon gaat eerst onder en komt pas later op – maar toch, ik wil die vergelijking van dat zaaien niet missen. Vreemd: noch in de oude noch in de nieuwe psalmberijming kom ik dat beeld van de verdwijning en de ondergang tegen. Toch lijkt me dat van belang, hier en overal waar het zaad in de Schrift ter sprake komt. Licht is voor de rechtvaardige gezááid. Dat wil zeggen dat je niet zomaar mag verwachten dat het op bestelling zichtbaar is. Wij zijn – zo zegt mij het evangelie van onze Heer Jezus Christus – als het erop aankomt schatrijk. Wij hebben een uitgezaaid koninkrijk! Dus: het is er bij wijze van het zaad. Het is verborgen, het ligt te wachten op betere tijden; het is er wel degelijk, maar dan bij wijze van belofte. Is er nu dan nog niets van dat licht en van die vreugde te bespeuren? Zeker wel! De berijming spreekt zelfs van vreugde die neerstroomt in de harten van wie God toebehoren. Dat is heel wat! Maar het is nog niets vergeleken bij wat komt.
Gods heil, Gods glorie staat licht als de dageraad reeds voor het oog te gloren van wie Hem toebehoren. Een vreugde van de Heer stroomt in hun harten neer. Gij die rechtvaardig zijt, weest in de Heer verblijd. Zijn naam zij lof en eer!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 14 augustus 2012, 09:21
|
|
|
Dinsdag 14 augustus, Psalm 98: 1-3; Zingt een nieuw lied.
Je hebt mensen die niet graag nieuwe liederen zingen. Ze zingen liever oude liederen. Oud is vertrouwd. Daar is geen speld tussen te krijgen en er is dan ook helemaal niets tegen het zingen van oude, vertrouwde liederen. Maar het oude, vertrouwde liedje van vandaag, psalm 98, roept ons nu juist op een nieuw lied aan te heffen. Waarom? Omdat God iets nieuws heeft gedaan. Of gaat het hier toch om aloude woorden? Dat zou best eens kunnen. Het zou wel weer eens over het oerwonder van de exodus kunnen gaan, over die magistrale uitleiding van toen, de uittocht uit dat barbaarse land van nood en dood, Egypte. Hoe dan ook, ook dat aloude wonder is altijd weer nieuw. En daarom: een nieuw lied! Nieuwe woorden, nieuwe wijzen, om het vers en fris te houden, om steeds weer in eigentijdse taal en op eigentijdse tonen uit te zingen dat God groot en goed is. Halleluja! Om aan de oproep van de psalm te voldoen, ga ik naar de kerk. Daar kan ik zingen. Zingen kan ik alleen ook wel, maar juichen en jubelen in m’n eentje, dat lukt mij vaak niet. Bovendien, wat is mooier dan samen de lof van God te zingen, op verhoogde toon de Eeuwige te prijzen voor Pasen, die uittocht uit de dood? Je kunt de week niet beter beginnen dan zo, zingerderwijs: oude en nieuwe liederen. Al is het maar bij wijze van oefening. Want eens zullen we er aan moeten geloven: dan studeren we wereldwijd en hemelbreed een nieuw lied in. Het lied van het Lam.
Zingt een nieuw lied voor God den Here, want Hij bracht wonderen tot stand. Wij zien Hem heerlijk triomferen met opgeheven rechterhand. Zingt voor den Heer, Hij openbaarde bevrijdend heil en bindend recht voor alle volkeren op aarde. Hij doet zoals Hij heeft gezegd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 15 augustus 2012, 10:05
|
|
|
Woensdag 15 augustus, Psalm 98: 4-9; Rivieren klappen.
Applaus! Dat zal me een geklater geven, als alle rivieren in de handen gaan klappen… Om over de bruisende oceanen nog maar te zwijgen! Het is dat je weet dat het maar beelden zijn, anders zou je er bang voor worden. Overigens, misschien zijn deze beelden juist bedoeld om onze angst te bedwingen. Want gaan we niet werkelijk die kant op: hoogopspattende rivieren, kolkende oceanen, stijgende zeespiegels, stranden en landen veroverende tsunami’s? Het zou best eens kunnen. Maar in de psalm daarover geen woord. Of toch? Zijn die bruisende zeeën en die applaudisserende rivieren soms verbeeldingen van wat wij geloven mogen: dat in het oordeel ons voordeel verborgen ligt? Deze laatste woorden schreeuwen om toelichting. Ik bedoel dit. Ons einde zou wel eens Gods begin kunnen zijn. Hij heeft wel vaker uit onze afbraak iets nieuws opgebouwd. De Eeuwige ziet kans uit de dood leven te wekken, uit de nacht het licht. Waarom dan ook niet uit catastrofale natuurrampen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde? Eeuwenoude profetieën zouden zo nog wel eens letterlijk in vervulling kunnen gaan. Om bang van te worden? Ja en nee. Hoor ik de bergen klagen over tekort aan sneeuw? Nee, zij jubelen om de komst van een nieuwe tijd! Hoor ik de rivieren zuchten en steunen onder het geweld van water en wind? Nee, het is hun applaus dat je hoort: ze verwelkomen Hem die recht zal doen op aarde!
Laat alle zeeën, alle landen Hem, alle landen Hem prijzen met een blij geluid. Rivieren klappen in de handen, de bergen jubelen het uit. Hij komt, Hij komt de aarde richten, Hij komt, o volken weest verblijd, Hij komt zijn koninkrijk hier stichten, zijn heil en zijn gerechtigheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 16 augustus 2012, 09:34
|
|
|
Donderdag 16 augustus, Psalm 99: 1-5; Beef voor zijn vermogen.
Ik kijk op internet naar een site die ‘buienradar’ heet. Vanuit Frankrijk zie ik een forse regenbuien ons landje binnen drijven. Nog een paar uur en de straten zijn hier kletsnat. En dat alles kan ik nu al zien aankomen. Letterlijk. De techniek staat voor niets! Maar in mijn Bijbel kom ik vandaag cherubs tegen en ene God voor wie de volken moeten beven. Hoe is dit alles nog te rijmen, anno nu? Zijn die engelen en die bevende volken en die straffende God nog wel iets van deze tijd? Wat moet ik met die verouderde, mythologische beelden? Pardon! Verouderd? Mythologisch? We moesten ons schamen voor dit soort scheldwoorden. Deze psalm is zo up-to-date als de website die ‘buienradar’ heet. Het recht zal zegevieren! De Heer is koning! Daar mogen inderdaad de volken wel voor beven. De volken – dat zijn, in bijbeltaal, de mensen die er andere goden op na houden: schrikgoden, duivelse goden, angstgoden, op kindermoord en seks beluste goden. Daar moet je bij Israël niet mee aankomen! De Heer is koning, de God die stem heeft, die een woord voor de wereld heeft, die recht spreekt en recht doet. Beefde de aarde maar nu al voor Hem. Niet dat het Hem recht doet is om angst en de schrik. Zo is Hij niet, de God van Israël. Integendeel! Hij wil de angst en schrik verjagen, eens en voorgoed. Maar daar moet wel iets voor gebeuren. En als dat niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks. Dus: volken, beef! Aarde, sidder! Denk maar niet dat engelen die stomme nepgoden van jullie zullen dragen. De engelen houden alleen hoog die Ene, die een God is van liefde, maar ook van recht.
God is Koning, Hij sticht zijn heerschappij. Volken, hoort zijn stem. Buigt u, beeft voor Hem, die met macht gekroond op de cherubs troont. Aarde, word bewogen, beef voor zijn vermogen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 17 augustus 2012, 10:38
|
|
|
Vrijdag 17 augustus, Psalm 99: 6-9; Vol genade.
Dat eerste, dat is mooi: dat God de kinderen van Israël antwoord gaf. Via mannen als Mozes, Aäron en Samuël gaf de Eeuwige zijn woorden, zijn wetten. Prima, een mooie gedachte! En dat is ook heel best: dat de Eeuwige Israël de zonden vergaf. Zo is God, denk je al gauw als je dit leest. Typisch God! Groot en goed, vol van genade, een en al barmhartigheid. Maar dan komt dat derde onderdeel van de tekst van vandaag. ‘Een God die hun misdaden strafte.’ Dat is minder. Dat is zelfs onbegrijpelijk. Dat kan toch niet, zo redeneer je al gauw met een beroep op wat je ooit uit de Bijbel leerde. God vergeeft en vergeet. Zodra Hij de zonden vergeven heeft, praat Hij nergens meer over. Dan is alles vergeven en vergeten. Nooit komt Hij er meer op terug. En dan zal deze psalm ons nu wijsmaken dat God , na de vergeving van zonden, Israël alsnog strafte vanwege die misdaden. Klopt niet! Kan niet! Onuitstaanbare gedachte! Ik vrees dat het wél klopt. Ik vrees dat het zo nog altijd gaat. Het kwaad straft zichzelf. Je mag geloven dat oprecht berouw over alcoholmisbruik door de Allerhoogste wordt beantwoord met zijn volmaakte vergeving. Maar dat neemt niet weg dat de straf van een leveraandoening blijvend letsel geeft. En zo zouden er nog veel meer voorbeelden te noemen zijn van wat de gevolgen van onze zonden zijn.
Here, onze God, bitter was hun lot. Gij hebt hen verhoord, ja Gij gaaft uw woord. Uw vergiffenis was voor hen gewis. Gij zijt vol genade, ook al wreekt Gij ’t kwade.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 18 augustus 2012, 09:36
|
|
|
Zaterdag 18 augustus, Psalm 100: 1-3; Dienstvaardig.
Ik moet voor de Heer dienstvaardig zijn. Goed dat ben ik graag. Tot uw dienst, Heer! Zegt U maar wat ik vandaag voor U kan doen. En wat zegt de Heer, volgens de psalm? Prima, beste broeder, zo mag ik het horen – dien Mij dan maar met vreugde! Ik protesteer zo vriendelijk en eerbiedig mogelijk. Met vreugde, mijn God? U weet niet half wat U dan van mij vraagt! Ik kan toch moeilijk op commando blij zijn? Ik houd bovendien helemaal niet van die vrije, blije christelijke types, die de ganse dag maar ‘blij, blij, mijn hart is altijd blij’ lopen te wezen. Ik ben zo vrolijk niet, qua karakter. U mag me veel vragen; dat ik netjes mijn werk doe, dat ik mensen help en van tijd tot tijd een goed woordje doe voor U, maar niet dat ik dat ook nog met een opgewekt gezicht doe. Zo leuk is het leven nu ook weer niet, goede God. Dat mag allemaal zo zijn, de psalm vraagt om vreugde. Vreugde op commando. Hoog bevel! Van de gedachte dat dit niet kan, wenst de psalm niet te horen. Het moet, en daarmee uit. En waarom? Omdat God het verdient. De Allerhoogste verdient het allerbeste. Dus: ons blijmoedig hart. En als je dat niet hebt, dan maak je het maar. Zo moeilijk is dat ook nu weer niet. Per slot van rekening heb je toch wel enige reden om droefenis in te ruilen voor vreugde. Je bent een schaapje van zijn kudde! Misschien een zwak schaap, misschien een dom schaap, maar een je bent er een. En van wat voor een kudde! En met wat voor een herder! Mooier kun je het niet krijgen. Meer argumenten om je ziel eens hartig toe te spreken en tot blijdschap aan te zetten, had je nog nooit en zul je ook nooit meer krijgen. Mens, je bent er een van Hem! Loof de Heer, met alles wat in je is.
Juicht Gode toe, bazuin en zingt. Treedt nader tot gij Hem omringt, Gij aard’ alom, zijn rijksdomein, zult voor den Heer dienstvaardig zijn.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 19 augustus 2012, 10:22
|
|
|
Zondag 19 augustus, Psalm 100: 4-5; Goed.
God is tof. Dat zeg ik niet. Dat zegt de psalm. Zo staat het er in het Hebreeuws. God is tof. De Heer is goed. Er staat niet: goed dat er een God is. Zo in de trant van: je moet er toch niet aan denken dat er geen helder pakket normen en waarden zou bestaan. Iedereen zou voor het vaderland weg gaat stelen en overspelen, roven, moorden, liegen en bedriegen – vreselijk! Dus: goed dat er een God is. Zal er uiteindelijk toch nog gerechtigheid zijn op aarde… Dat mag allemaal waar zijn, maar dat staat niet in deze psalm. Hier staat niet dat het goed is dat er een God is, hier staat zelfs niet dat God goed is. Hier wordt namelijk niet zomaar over ‘God’ gesproken – hier wordt, die Ene, de Eeuwige, met naam en toenaam genoemd. De Heer, staat er. Eigenlijk is dat geen naam. Hooguit een aanduiding van een mysterie. In het Hebreeuws zijn het vier letters. JHWH. Die vier letters betekenen helemaal geen ‘mijnheer’ of iets dergelijks, maar ‘Ik ben er bij.’ Oftwel: Ik ben er! Ik ga met je mee. Daarom zou je ook, wat sommigen doen, die naam kunnen vertellen met: de Eeuwige. Of: de Trouwe. En nu wordt hier, in deze psalm, die Naam gebruikt en van die Naam wordt gezegd dat die goed is! ‘Ik ben erbij’ is tof! Goed. Onvoorstelbaar goed, zegt de psalmberijming. Dat staat er wel niet, maar het drukt wel heel mooi uit hoe extatisch de psalmist hier wordt. Hij wil er een feest van maken, daar in de tempel. Laat het maar juichen en jubelen, laat het maar schetteren en schallen daar in de voorhoven van het heiligdom. Heerlijk! Want de Eeuwige verdient het. Hij is tof! Zijn liefde is overstelpend. Zijn trouw gaat maar door: van grootouders naar kleinkinderen, van geslacht op geslacht. Halleluja!
Want God is overstelpend goed, die ons in vrede wonen doet. Zijn goedheid is als morgendauw: elk nieuw geslacht ervaart zijn trouw.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 20 augustus 2012, 21:27
|
|
|
Maandag 20 augustus, Psalm 101: 1-4; Het kwaad kan niet kennen.
Onthouding – dat is een kernwoord in het leven van de Messiaanse mens. Wie koninklijk leven wil, en profetisch, en priesterlijk, die moet goed onthouden waarvan hij zich onthouden moet. Nee, aan seks denk ik niet, al denk ik er nu wel even aan. Met seksualiteit heeft deze onthouding niets te maken. Met celibatair leven heeft deze onthouding niets van doen. Koningen, priesters en profeten waren in Israël gehuwde mannen. Toch leefden ze in onthouding. Ze onthielden zich van onrecht en bedrog, van list en van leugen. Althans, dat was het doel waarnaar zij streefden. Wie zich daar niet van onthield, stond in de hofannalen, de Koninklijke notulen, niet goed aangeschreven. Integendeel. Op een mens van God moet je kunnen rekenen. Dat was toen zo. En dat is nu nog zo. Een christen wil het kwaad niet eens kennen. Om het woord niet te kennen, moet je je onthouden. En dat valt deze kwade dagen om de drommel niet mee. Dat valt voor de duvel net mee! Want die duvel wil niets liever dan dat wij het kwaad wél kennen. Goéd kennen. En dan kénnen in de bijbelse zin van het woord: er gemeenschap mee hebben, ermee omgaan, er deel aan hebben. Kansen te over, in deze moderne tijden. Ongezien kun je alles zien. Onopgemerkt kun je alles opmerken. Mobiel, digitaal, on line. Je maakt jezelf wijs dat je er part nog deel aan hebt, dat je er geen cent aan uitgeeft – maar intussen zit je vooraan in de rij van de voyeurs en speel je met je creditcard hoog spel. De man van de psalm niet. ‘Het kwaad wil ik niet kennen.’ Ik ken een man – hij schreef ook psalmen – die dat even vergeten was. Hij speelde overspel. Hij pleegde moord. Hij heeft het geweten, toen zijn geweten wakker werd. Ik zou er niet aan beginnen. Alleen al daarom niet. Wie het kwade niet kent, die is pas een vent!
Onrecht en schande, afval van den Here, ik haat het, ja ik zal het van mij weren. Ik wil niet kennen wie zijn boze hart in ’t kwaad verwart.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 21 augustus 2012, 21:16
|
|
|
Dinsdag 21 augustus, Psalm 101: 5-8; Ik duld hem niet.
Wat gaan we nu krijgen? Intolerantie? Ja, inderdaad: intolerantie. Een mens van de Messias is lang niet altijd tolerant. Sterker nog: een mens die in het spoor van de Messias gaat, is bij tijd en wijle fanatiek intolerant. Zie de psalm van vandaag. ‘Een trotse blik, een aanmatigend hart, verdraag ik niet.’ Er zijn mensen met wie je niet kunt leven. Dat zijn soms buitengewoon aardige, gezellige mensen. Ze praten over van alles en nog wat, ze weten over iedereen wel iets – en dan lang niet altijd de leukste dingen. Maar, wees eerlijk, dat zijn dan ook vaal de meest opzienbare dingen. Roddel is het niet, want het is gewoon de waarheid. Dus vertellen maar, doorgeven, van de een naar de ander. Gemeen? Welnee, het zijn toch geen leugens, het is gewoon zo. Een beetje aangedikt misschien, dat wel. En ook verteld met een air van ‘gelukkig’ maar dat ik anders ben’ – maar verder is alles geheel conform de waarheid. En de waarheid mag gezegd worden, toch? Nee, de waarheid moet soms verzwegen worden. Alles wat een ander belast, alles wat een druk kan leggen op een medemens, moet ik achterwege laten. Laat staan dat ik dingen ga vertellen waarvan ik niet eens helemaal zeker ben. Om van geroddel, leugens en listen maar te zwijgen! Ik moet ook niet tolereren dat anderen in mijn bijzijn zulke dingen doen. Daar is het gat van de deur! zeg ik dan. Trotse blikken, aanmatigende harten, ik verdraag ze niet. Die intolerantie verwacht ik van Israëls koning. En ook van mijzelf.
Verdelgen zal ik uit het land de kwaden, die heimelijk hun naasten durven smaden, in wier verharde hart de trots gebiedt, ik duld hen niet.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 22 augustus 2012, 19:38
|
|
|
Woensdag 22 augustus, Psalm 102: 1-9; Als een vogel op het dak.
Op het dak van de wereld staat een kruis. En op dat kruis, op het dak van de wereld, zit een vogel. Christus, zo heet die vogel. Daar zit Hij, daar hangt Hij, eenzaam. Nooit was iemand eenzamer dan Hij. Zijn vrienden staan spotten om Hem heen. De hele dag wordt Hij gehoond en uitgelachen. Vreemde vogel op het werelddak, wat doe je daar, wat hang je daar, waar is nu die God van je, die je zou bevrijden? Gaat deze psalm over Jezus? Nee. En toch, ja. De psalm gaat over een ongelukkige die dreigt te bezwijken en nu zijn klacht uitstort voor God. Mager, broodmager is hij. Uitgeteerd. Schuw als een vogel op het dak, zo zit hij ineengedoken. Slapen kan hij niet meer. Hij is kapot van alles wat er is gebeurd. Compleet kapot. En wat doet hij nu? Wild om zich heen slaan kan hij niet. Protesteren misschien? Bij wie, bij welke instantie? Ja, bij God, dat zou nog kunnen. En dat doet hij dan ook. Hij roept de hemel aan: de laatste instantie die wellicht nog iets voor hem kan betekenen. ‘Heer, hoor mijn gebed, laat mijn hulpkreet u bereiken.’ Is dat dan nog de vraag: of God hem horen wil? Eigenlijk niet. Maar je vraagt het je toch af, als je je zo eenzaam voelt.
Als een vogel, die in steppen zich wanhopig voort moet reppen, als een witte pelikaan, ver van alle hulp vandaan, als een uil in ’t puin verborgen, wacht ik angstig op de moren. Eenzaam moet mijn hart hier waken als een vogel op de daken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 23 augustus 2012, 21:53
|
|
|
Donderdag 23 augustus, Psalm 102: 10-18; Eeuwig roem.
Eeuwig roem – daar behoef je niet op te rekenen. Hooguit praten de mensen nog een paar jaar na je dood over je. ’t Was toch wel een zus of zo man of vrouw, zeggen de mensen dan. Dan is het voorbij. Voorgoed voorbij. Als je veel hebt betekent, op welk gebied dan ook, kan het iets langer duren. Dan heb je kans dat je na een eeuw nog hier en daar in een naslagwerkje met ere wordt genoemd. Slechts een enkeling overleeft qua naam de wegglijdende eeuwen. Groten in de politiek, kerkvaders, beroemde kunstenaars – maar niet de gewone man. ‘Mijn dagen gaan heen als een schaduw, ik moet verdorren als gras.’Opgaan, blinken en verzinken – dat is het normale patroon. Onze houdbaarheidsdatum is beperkt. Het kan een tijdje goed gaan, maar dan komt toch op een dag de dokter met het bericht dat er niets meer aan te doen is. Je mag afscheid nemen. ‘As is het brood dat ik eet, het water dat ik drink vermeng ik met tranen.’ Zo overgaat het de psalmdichter. Zo vergaat het Israël. Maar dan klinkt als een klaroenstoot, dwars door de klaagzang van deze psalm heen: ‘Maar u, Heer, troont voor eeuwig, uw roem zal duren, geslacht na geslacht.’ Dat is andere taal! Dat is de troost waaraan de dichter zich optrekt. Hij maakt zichzelf niet wijs dat zijn eigen leven toch ook wel íets heeft voorgesteld heeft voorgesteld en dat het allemaal toch niet zo gek is wat hij presteerde. Nee, de eeuwige roem van de Allerhoogste, die is hem tot troost. Dat Hij er zal zijn, van generatie tot generatie, díe gedachte houdt hem op de been. Gods tij, zijn stad zal zeker komen!
Gij, Heer, troont te allen tijde, steeds zal men uw naam belijden van geslachte tot geslacht. Gij zult opstaan in uw kracht. Gij zult ons verlossing schenken, Sion eindelijk gedenken, Tijd is ’t voor uw grote daden, eindelijk tijd voor uw genade.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 24 augustus 2012, 22:13
|
|
|
Vrijdag 24 augustus, Psalm 102: 19-29; Midden in het leven.
Daar is menigeen bang voor: niet oud worden. Nu is oud worden ook niet alles. De ouderdom komt met gebreken en niemand behoeft te verlangen naar een tijd waarin niemand nog je voornaam kent. Maar het andere uiterste is ook geen feest: midden in het leven te moeten sterven. Ik heb heel wat goede vrienden al jong die weg zien gaan. Ik weet enigszins wat dat is. Het is een grote ellende. Het is schreeuwen naar de hemel. Het is huilen met wie je liefheb. Het is huilen met wie je liefhebt. Het is niet begrijpen, vragen naar het waarom – het is knokken, vechten, met jezelf en met God. De dichter van de psalm is er ook bang voor. Hij ziet het al voor zich: halverwege zijn leeftijd alles voorbij. Hij bidt. Laat het niet gebeuren, o God! Waarom zou U mij wegnemen? U hebt toch alle tijd – U hebt de eeuwigheid! ‘Uw jaren duren van geslacht op geslacht.’ Zo smeekt hij, zo bedelt hij, om langer te mogen leven. Zou de dichter het goed zien? Is het God die ons zulke dingen aandoet? Besluit Hij op een hemelse achternamiddag dat het welletjes is en dat jij nu maar de laatste adem moet gaan uitblazen? Is de Eeuwige algemeen directeur van de firma Leven? Ik dacht het niet. Wij kunnen wel denken dat God voortdurend aan allerlei touwtjes trekt, en de geloofsovertuiging van velen kan die gedachte nu wel onderschrijven, maar daarmee is dat nog niet de laatste waarheid. Ik geloof niet dat God wil dat wij midden in het leven sterven. Hij wil dat wij midden in het dood zullen leven!
Argeloos ging ik mijn wegen. Plotseling kwam God mij tegen, Greep mij aan en brak mijn kracht. Nu richt ik tot Hem mijn klacht: Laat niet midden in het leven mij de duisternis omgeven, Gij, die eeuwen telt als uren, laat mij één geslacht lang duren.
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|