Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 2 juli 2012, 20:54
|
|
|
Maandag 2 Juli, Psalm 78: 65-72; Oprecht en wijs.
Dat was geen slechte zet van de Allerhoogste, als ik vrij mag zijn: een dichter! Hij kiest een dichter tot koning! Een dichter die een herder is. Mooier kun je het niet krijgen: een pastorale poëet. Als dat geen goede leider wordt… Het valt bitter tegen. De romantiek van de poëtische herder overschrijdt de grenzen van wat ware romantiek wezen wil. De buurman wordt slachtoffer van wat prozaïsch heten moet: overspel. Wie zijn buurvrouw commandeert in bed te komen en zijn buurman aan het front de dood injaagt, mag geen grote koning heten. David was klein, heel klein. David was een achteraankomertje. Maar op Gods lijst komt hij toch vooraan te staan. Zelfs als koning. Naar hem heet het koninklijk huis: huis van David. Naar hem zal de Messias heten: zoon van David. Typisch weer de God van Israël! De kleinste is bij Hem de grootste, de jongste de oudste, de slechte de beste, de Farizeeër al gauw een huichelaar en de hoer binnen de kortste keren een heilige. Wat is dat voor een God, die God van Israël? Dat is de God die altijd maar weer oog heeft voor de minne mens, de minste mens, de meest verdachte, de kleine man, de geringe vrouw. Een muisje waardeert Hij als zijn oogappel, voor de verloren zoon wordt het gemeste kalf geslacht en een moordenaar krijgt op zijn sterfdag een enkele reis naar het paradijs. Wat een God! Maar wat is er dan waar de psalm, die de oprechtheid en de wijsheid van David bezingt? Is dat dan alleen maar opgeklopte pluimstrijkerij? Een beetje wel. Behoorlijk veel zelfs, als u het mij vraagt. En toch… Zelfs de meest dwaze schuinsmarcheerder is soms diep in zijn hart toch nog een wijs en eerlijk mens.
God riep een koning die voor Hem zou strijden, God riep een herder die zijn volk zou weiden, om wolven van de schaapskooi af te weren – een herder Israëls, een knecht des Heren: David heeft zo de kudde Gods gehoed, oprecht en wijs, in weid’ en overvloed.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 3 juli 2012, 19:11
|
|
|
Dinsdag 3 Juli, Psalm 79: 1-9; Hoelang nog?
Een woedende God? Dus toch een soort Wadon of Donar? Wat zijn dit voor achterhaalde, mythologische metaforen? Onze Heer is toch een lieve Heer, wat zullen we nu hebben? Of is dat allemaal oudtestamentisch, Joods dus nog niet christelijk, niet zoals Jezus het ons heeft geleerd? Een God die woedend is op zijn eigen volk en het daarom in ballingschap laat gaan, het overgeeft aan vijandelijke machten? Het lijkt nota bene wel de theologie van zwart gejaste oud-gereformeerden, die in de oorlog beweerden dat de nazi’s waren binnengevallen in opdracht van de Allerhoogste persoonlijk! Dat is theologisch van het jaar nul? Zeker. Maar verder weet ik het zonet nog niet. In de eerste plaats kun je de halve Bijbel wel met de vuilnisman meegeven, als je de toorn van God wilt schrappen. Er staan nogal wat teksten in de Schrift die deze kant op kijken… En dat niet alleen in het Oude, maar ook in het Nieuwe Testament! Als Jezus spreekt over het laatste oordeel, heeft Hij het wis en waarachtig niet over een vriendelijk intakegesprekje! Heel begrijpelijk: een goed, liefdevolle God heeft toch per definitie een andere kant, een minder zachtmoedige zijde? Wie werkelijk het goede op het oog heeft, kan het kwaad toch niet door de vingers zien? God kan woedend zijn. Zoals een vader. Maar hoe lang? Zolang als nodig is.
Hoe lang, Heer, moeten wij die smaad verduren? Hoe lang zijn wij tot spot voor onze buren? Zal dan uw toorn uw eigen volk verteren? Tref met uw gramschap die uw naam niet eren. Zij zijn in overmoed belust op Jakobs bloed. Zij maken woest en ledig het land door ons bewoond. Zij hebben U gehoond, uw grote naam beledigd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 4 juli 2012, 21:08
|
|
|
Woensdag 4 Juli, Psalm 79: 10-13; Wij zijn de schapen.
Deze psalm is heel dubbel. Aan de ene kant beseft Israël goed dat de ballingschap het een en ander te maken heeft met ‘de zonden van vroeger’. Er zit iets in van een straf vanwege het onrecht dat men elkaar heeft aangedaan: toch al sociaal zwakken nog dieper de put ingewerkt, gesjoemel op de markt, gesjacher in de tempel – erg mooi was het allemaal niet. Is het een wonder dat God woedend is? Maar er zit een andere kant aan de medaille. Een gebed. God, laat uw woede zich liever keren tegen degenen die ons dit aandoen! ‘Stort uw toorn uit over de volken die u niet kennen!’ En dan gaat het echt niet over hindoes of moslims, maar over lieden die de wet van de Eeuwige niet érkennen en die aan hun dreunende laarzen lappen. Moffige mannen, als u begrijpt wat ik bedoel. Christenen die zichzelf onherkenbaar ombouwen en het kruis vertimmeren tot hakenkruis. En het volk van God? Dat appelleert aan wat van Gods kant geklonken heeft: aan opdracht én belofte. Jullie zijn mijn volk, mijn kudde, mijn schapen. Het is alsof je Israël hoort zeggen: Daar houden wij U aan, o God! Wij willen niets liever dan U prijzen, nu en altijd. Wij willen van generatie tot generatie uw Naam hooghouden!
O Heer, wij zijn het volk door U verkoren, wij zijn de schapen die uw roepstem horen, Gij, onze herder, zult ons veilig leiden aan stille waatren en in groene weiden. Geslacht meldt aan geslacht uw goedheid en uw kracht, de grootheid van uw daden. Zo gaat een blinkend spoor van lof de eeuwen door. Wij prijzen uw genade.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 5 juli 2012, 21:04
|
|
|
Donderdag 5 Juli, Psalm 80: 1-8; Uw lichtend gelaat.
De psalmtekst van vandaag functioneert in dit lied als een refrein. Het is trouwens in het psalmboek van Israël telkens het oude liedje. Eigenlijk is heel wat dat psalmenboek met deze woorden te typeren: al die 150 psalmen vormen samen één grote litanie, één schreeuw om licht, één smeekbede om het lichtend gelaat van de Allerhoogste te mogen zien. O, zeker, er zijn in het psalmboek ook uitgesproken lofliederen, die weinig of niets te smeken hebben – maar dwars door al die uiteenlopende facetten van het psalter is daar toch deze ene rode draad te ontdekken: die van het gebed om het licht van Gods gelaat. Heel het boek der psalmen smeekt om te mogen aanschouwen: het aanschijn van de Eeuwige. In de psalm van vandaag wordt dat al heel duidelijk. Het kan toch niet zo zijn dat de Goede Herder zijn schapen uit Egypte heeft gehaald en helemaal naar Kanaän heeft gebracht om ze nu vandaar naar Babel te laten transporteren als slachtvee? God sta op! zo bidt deze psalm. Doe er wat aan! Steek er een stokje voor! Keer ons lot ten goede. Toon uw lichtend gelaat! Wat wordt daar toch mee bedoeld, met dat lichtend gelaat, met dat aanschijn van de Eeuwige? Daar worden Gods ogen meebedoeld. Wat is er nu heerlijker dan na een flinke woordenwisseling in de ogen van je geliefde weer lichtjes van vreugde te zien twinkelen? ‘Toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered.’ Misschien werd het daarom op de paasmorgen wel zo stralend licht: omdat Gods ogen weer van vreugde begonnen te glinsteren… Om alle moeheid te vergeten!
O God van Jozef, leid ons verder, hoor ons en wees weer onze herder; gij vuurkolom, straal gij ons toe. Waak op, o Held, wij worden moe; Laat lichten ons uw aanschijn, Heer, doe ons opstaan en help ons weer.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 6 juli 2012, 17:19
|
|
|
Vrijdag 6 Juli, Psalm 80: 9-20; Uw naam op ons voorhoofd.
Er staat in de berijming van deze psalmtekst een heleboel dat niet in de psalm zelf geschreven staat. Daar kun je lelijk over doen, maar die neiging heb ik allerminst. Integendeel: verrukkelijk mooi is het en volkomen in de lijn van de psalm zelf. Er is over Israël gezongen, er is gezegd dat die als een wijnstok uitgegraven is in Egypte en overgeplant is in Kanaän, prachtplek, waar hij wortel kon schieten. Groter en groter werd hij – totdat de wijngaard geplunderd werd, omgewroet door wilde zwijnen. Een erbarmelijk tafereel, een hartverscheurend beeld van de ballingschap. Voordat dan het refrein weer klinkt, stijgt nog een gebed omhoog. ‘Leg uw hand op uw beschermeling, het mensenkind dat u hebt grootgebracht.’ Wat hier staat, doet eigenlijk aan de Messias denken. Over de menszoon gaat het, de man van Gods rechterhand. Daar mag dan het volk Israël mee worden bedoeld, liever nog zie ik bij deze woorden de Israëliet bij uitstek, de ware Wijnstok: achter Israël aan, nee, voor Israël uit. Zolang de hand van de Eeuwige op Hem rust, zal het volk bij Hem veilig zijn, waarachtig leven, en zijn Naam uitroepen, dé Naam, de Naam van Hem die erbij is, altijd, tot in de eeuwen der eeuwen, amen. Als ik dat allemaal besef, heb ik volle vrede met wat er in de berijming is bij gelicht. Dat die Naam is als Gods gelaat, dat die als een sterrenbeeld is – prachtig, maar dat mag het dan wezen: het sterrenbeeld van Bethlehem? Of eventueel dat van de Leeuw, die van Juda? Dat die Naam is als een dageraad, fris als de morgen – wat een verrukkelijk perspectief! Maar vooral dit: dat die Naam op ons voorhoofd zal prijken! Dat doet me denken aan de doop, aan de Vader, de Zoon en de Geest, aan de Eeuwige totaal en helaal, alles in allen. Moge het zo zijn!
Dan zullen wij niet van U wijken, uw naam zal op ons voorhoofd prijken, uw naam is ons als een dageraad. Laat lichten ons uw aanschijn, Heer, doe ons opstaan en help ons weer.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 7 juli 2012, 17:37
|
|
|
Zaterdag 7 Juli, Psalm 81: 1-8; Een last van je schouder.
Een psalm die vrolijk begint! Als je mij midden in de nacht wakker zou maken en zou fluisteren ‘Psalm 81’, dan zou ik slaapdronken, spontaan gaan zingen: ‘Open uwen mond, eist van Mij vrijmoedig.’ Zulke psalmverzen, nog in de oude berijming op zondagsschool geleerd, verdwijnen nooit meer uit je gedachten. Het gaat weer eens over Israël, uit Egypte bevrijd. Heel het priesterlijke orkest moet er aan te pas komen: tamboerijn, harp en lier en ramshoorn. Leve de God van de bevrijding! Het was toch warempel niet niks wat daar gebeurde: een last van je schouder, geen mand vol loodzware stenen meer waaronder je in de felle zon wel moest bezwijken – uittocht, vrijheid, blijheid, een loflied voor de Heer! Soms, nogal vaak is het leven geen lust maar een last. Soms ga je gebukt onder de dingen van elke dag. Soms drukt het verleden als een loden last op je geweten. Soms word je door de een of andere werkgever van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat opgejaagd, afgebeuld. Soms is het degene die ooit je geliefde was - nu een slavendrijver, een koele controleur. Maar dan: een pak van je hart, een last van je schouder – vrijheid, ruimte, een nieuw bestaan! Hoe? Gods liefde gaat langs wonderlijke wegen. Soms is het zomaar afgelopen, Pascha, uittocht, wegwezen. Niet dat dan alles opgelost is – al gauw dreigen duizend-en-één nieuwe gevaren, een woestijn van soberheid. Maar je bent vrij, je hebt de ruimte, die ijdele dwingeland is weg, je bent weer een mens met toekomst! Wie zou dan niet zingen, z’n mond opendoen, eten, drinken, en van harte vrolijk zijn?
Onder lasten zwaar waart gij haast bezweken. Groot was het gevaar – Ik vergat u niet, In het doodsgebiet gaf Ik taal en teken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 8 juli 2012, 11:24
|
|
|
Zondag 8 Juli, Psalm 81: 9-17; Vraag van mij vrij moedig.
Goedbeschouwd loopt deze psalm uit op een heftige aanklacht van de Eeuwige aan het adres van zijn volk Israël. Het heeft niet naar Hem geluisterd. Ondanks de bevrijding uit de dictatoriale hand van de Farao in Egypte, is Israël eigenwijs een weg van ongehoorzaamheid gegaan. Met alle gevolgen van dien… Eigen schuld, dikke bult. ‘Maar mijn volk wou niet naar mijn stemme horen’, zo zongen we bedrukt in de oude berijming. Dat lag niet aan de Bevrijder. Die was royaal genoeg geweest. ‘Opent uwen mond, eist van Mij vrijmoedig!’ Zeg het maar, Israël, waar kan Ik je mee van dienst zijn? Ik zal je dragen, heel de lange weg door de woestijn. Dat wil zeggen, op voorwaarde dat je mijn geliefde bent, mijn kind. Op voorwaarde dat je niet de hoer uithangt en je inlaat met goden die geen goden zijn, afgoden, nepgoden. Dat kan Ik niet hebben. Dan heb Ik het gevoel dat je Mij niet serieus neemt, dat je mijn goede geboden hooguit ziet als een eventuele optie. Maar daar leen Ik mij niet voor, dan ga je maar met die andere goden in zee – en waarschijnlijk de zee in, en nooit meer uit! Als je uit mijn verbond leeft, als je trouw bent aan de afspraken die we gemaakt hebben. (Ik heb je toch niets opgelegd, we waren het toch samen eens, jij wilde het toch zelf ook?!), dan mag je je mond opendoen, zo wijd als je maar wilt, en dan zal Ik ervoor zorgen dat je niets te kort komt, dat het je aan niets zal ontbreken, zelfs midden in een gortdroge woestijn. Dus zeg het maar, wat wil je? Nu kun je nog terug – naar de slavernij waaruit Ik je gehaald heb. Of terug naar de berg van het verbond, waar Ik naar jou getááld heb, waar Ik je mijn hand heb gegeven, mijn woord, mijn erewoord. Zeg het maar, mijn liefste, doe je mond maar open – Ik wil voor altijd de jouwe zijn.
Leef uit mijn verbond. Vraag van Mij vrijmoedig. Open wijd uw mond. Al wat u ontbreekt, al waar gij om smeekt geef Ik overvloedig.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
HEIDE115
|
Berichten: 1156
|
Geplaatst: zondag 8 juli 2012, 12:10
|
|
|
MARIO216 schreef: | Zondag 8 Juli, Psalm 81: 9-17; Vraag van mij vrij moedig.
Goedbeschouwd loopt deze psalm uit op een heftige aanklacht van de Eeuwige aan het adres van zijn volk Israël. Het heeft niet naar Hem geluisterd. Ondanks de bevrijding uit de dictatoriale hand van de Farao in Egypte, is Israël eigenwijs een weg van ongehoorzaamheid gegaan. Met alle gevolgen van dien… Eigen schuld, dikke bult. ‘Maar mijn volk wou niet naar mijn stemme horen’, zo zongen we bedrukt in de oude berijming. Dat lag niet aan de Bevrijder. Die was royaal genoeg geweest. ‘Opent uwen mond, eist van Mij vrijmoedig!’ Zeg het maar, Israël, waar kan Ik je mee van dienst zijn? Ik zal je dragen, heel de lange weg door de woestijn. Dat wil zeggen, op voorwaarde dat je mijn geliefde bent, mijn kind. Op voorwaarde dat je niet de hoer uithangt en je inlaat met goden die geen goden zijn, afgoden, nepgoden. Dat kan Ik niet hebben. Dan heb Ik het gevoel dat je Mij niet serieus neemt, dat je mijn goede geboden hooguit ziet als een eventuele optie. Maar daar leen Ik mij niet voor, dan ga je maar met die andere goden in zee – en waarschijnlijk de zee in, en nooit meer uit! Als je uit mijn verbond leeft, als je trouw bent aan de afspraken die we gemaakt hebben. (Ik heb je toch niets opgelegd, we waren het toch samen eens, jij wilde het toch zelf ook?!), dan mag je je mond opendoen, zo wijd als je maar wilt, en dan zal Ik ervoor zorgen dat je niets te kort komt, dat het je aan niets zal ontbreken, zelfs midden in een gortdroge woestijn. Dus zeg het maar, wat wil je? Nu kun je nog terug – naar de slavernij waaruit Ik je gehaald heb. Of terug naar de berg van het verbond, waar Ik naar jou getááld heb, waar Ik je mijn hand heb gegeven, mijn woord, mijn erewoord. Zeg het maar, mijn liefste, doe je mond maar open – Ik wil voor altijd de jouwe zijn.
Leef uit mijn verbond. Vraag van Mij vrijmoedig. Open wijd uw mond. Al wat u ontbreekt, al waar gij om smeekt geef Ik overvloedig. |
Mooi.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 9 juli 2012, 21:29
|
|
|
Maandag 9 Juli, Psalm 82; Zon van de gerechtigheid.
Wat doen wij eigenlijk, als wij een psalm zingen? Dat kan van alles zijn. Maar vaak doen we dan wat we in de psalm 82 heel nadrukkelijk doen: we verhogen God. Meestal is dat dan in de vorm van een lofzegging. Zingend verhogen wij Gods majesteit. Wij maken Hem nog groter dan Hij al is. Maar hier, in deze psalm, doen wij vooral een poging God letterlijk hoger te krijgen dan Hij is. Wij willen dat Hij opstaat! Kom op, God! Sta op, God! Gaat u er alstublieft eens bij stáán! Het tafereel is enigszins merkwaardig. We zijn in een vergadering, een bijeenkomst van goden. Maar goden bestaan toch niet? Nee. En ja. Hier bestaan ze even wel. Het zijn de kosmische machten en krachten die vanouds van de Allerhoogste zelfs een zekere speelruimte hebben ontvangen. ‘Ooit heb ik gezegd: ‘U bent goden, zonen van de Allerhoogste, allemaal.’ Zijn het ooit gepromoveerde engelen? Wie zal het zeggen? Ik weet het niet, ik ben ook maar een gewoon mens. In elk geval, dat gedoe van die goden, dat is nu afgelopen. Die goden blijken geen goede goden. Ongoden zijn het. Kwaaie rakkers, die de kant van de machtigen en de onderdrukkers kiezen. Ze nemen het niet op voor de zwakken, zoals de God van Israël doet, de Allerhoogste. En daarom roepen wij de Eeuwige toe wat Hij trouwens zelf al van plan was te doen: Opstaan! ‘Verhef u, God, spreek recht op aarde!’ Elke dag roepen wij in ons morgengebed deze Zon op, de Zon der gerechtigheid. Sta op, en bestraal alle volken met de glans van uw gerechtigheid!
Sta op, o God, en richt de aarde, Gij geeft aan alles recht en waarde; wat zich verheft als god en heer, bestraf het en breng vrede weer. Van U zen heer, bestraf het en breng vrede weer. Van U zijn immers alle volken, breek met uw lichtglans door de wolken en straal voor ons in majesteit, Gij Zon van de Gerechtigheid!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 10 juli 2012, 21:54
|
|
|
Dinsdag 10 Juli; Psalm 83; U alleen.
Ik word er, eerlijk gezegd, zo langzamerhand wel een beetje moe van. Voor de zoveelste keer hebben we hier een psalm die alle vijanden een kopje kleiner wil maken. Ze worden met naam en toenaam genoemd, al die verschrikkelijke volken Israël in de loop der eeuwen belaagden. Ze omsingelden in noorden, oosten en zuiden het heilige land, en dreigen het naar het westen toe de zee in te jagen. Het is alsof je de krant van vandaag zit te lezen… En nu doet de dichter van de psalm een dringend beroep op de Allerhoogste om dat te verhoeden. ‘God houd u niet stil, zwijg niet, God zij niet onbewogen toe.’ Opnieuw een oproep aan de Eeuwige om in actie te komen. Beoogd doel: naar de hel met al die haters! Naar de hel? Ik dacht niet dat dat er stond. Dat hoor je tot op de dag van vandaag wel Israëls vijanden zeggen. In de psalm lees ik daar niets van. Ja, ik lees over kaf dat verwaait in de wind. Over een verwarrende wervelwind. Over een eerloze teloorgang – daar lees ik over. Maar over de hel geen woord. Ik bedoel maar: mag je misschien de Allerhoogste vragen of het met dit soort achterbakse praktijken afgelopen mag zijn? Deden wij dat in de tijd van het nationaal-socialisme anders? U alleen. Dat is het motto boven deze pagina. Het komt uit het slot van de psalm. ‘Dat u alleen de Allerhoogste bent op aarde.’ Dat mogen wij hopen: dat eens op een dag de volken van dood en verderf zullen inzien dat er Eén waarachtig God is: die God die het opneemt voor wie geen helper heeft.
Ja, laten zij van stonde aan met heel hun macht te gronde gaan, opdat zij eens en voor altijd weten dat Gij in hoogheid zijt gezeten, en dat Gij, Allerhoogste, Here, regeert en eeuwig zult regeren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 11 juli 2012, 20:37
|
|
|
Woensdag 11 Juli, Psalm 84: 1-9; Zelfs vindt de mus een huis.
In nogal wat dorpen en steden is een wijk met straten genoemd naar vogels. Vaak heet zo’n wijk dan ook de Vogelbuurt. Je treft er de Kievitstraat, de Lijsterlaan, de Leeuwerikstraat en de Sperwerhof – maar een Mussenplein? Zo’n onooglijk musje vernoem je niet, het is te petieterig om in beeld te komen. Hoe vertroostend dat de psalm van vandaag nu juist de mus wél een plaats geeft, een ereplaats zelfs. De zwaluw, maar nog vóór de zwaluw uit: de mus, zij mogen in deze psalm de voorbeelden zijn van wat er gebeurt wanneer iemand naar het Godshuis gaat. Je komt thuis! Zoals zelfs het kleinste musje wel hier of daar een nestje vinden kan en de zwaluw onder de een of andere dakgoot allicht iets fabriceren kan dat op een woning lijkt, zó vindt de pelgrim op weg naar Jeruzalem uiteindelijk een woonplaats in het heiligdom. Bij God kun je thuiskomen! Soms vraagt een mens zich af: ben ik wel goed genoeg voor de Eeuwige? Ziet de hemel mij wel staan? Ben ik niet te onbeduidend, te miezerig voor die grote God? De psalm windt er geen doekjes om. Je mag er zijn, hoe klein, hoe onbetekenend je ook bent. Jezus zei zelfs dat een mens als een musje, nog geen halve stuiver waard, kostbaar is bij God. De hemelse Vader telt zelfs je hoofdharen – kun je nagaan!
Het heil dat uw altaar omgeeft beschermt en koestert al wat leeft. De mus, de zwaluw vindt een woning. Haar jongen zijn in veiligheid. Mij is een schuilplaats toebereid in het paleis van U, mijn Koning. Heil hen die toeven aan uw hof en steeds zich wijden aan uw lof.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
ROELANDE345
|
Berichten: 2533
|
Geplaatst: woensdag 11 juli 2012, 20:56
|
|
|
MARIO216 schreef: | Woensdag 11 Juli, Psalm 84: 1-9; Zelfs vindt de mus een huis.
In nogal wat dorpen en steden is een wijk met straten genoemd naar vogels. Vaak heet zo’n wijk dan ook de Vogelbuurt. Je treft er de Kievitstraat, de Lijsterlaan, de Leeuwerikstraat en de Sperwerhof – maar een Mussenplein? Zo’n onooglijk musje vernoem je niet, het is te petieterig om in beeld te komen. Hoe vertroostend dat de psalm van vandaag nu juist de mus wél een plaats geeft, een ereplaats zelfs. De zwaluw, maar nog vóór de zwaluw uit: de mus, zij mogen in deze psalm de voorbeelden zijn van wat er gebeurt wanneer iemand naar het Godshuis gaat. Je komt thuis! Zoals zelfs het kleinste musje wel hier of daar een nestje vinden kan en de zwaluw onder de een of andere dakgoot allicht iets fabriceren kan dat op een woning lijkt, zó vindt de pelgrim op weg naar Jeruzalem uiteindelijk een woonplaats in het heiligdom. Bij God kun je thuiskomen! Soms vraagt een mens zich af: ben ik wel goed genoeg voor de Eeuwige? Ziet de hemel mij wel staan? Ben ik niet te onbeduidend, te miezerig voor die grote God? De psalm windt er geen doekjes om. Je mag er zijn, hoe klein, hoe onbetekenend je ook bent. Jezus zei zelfs dat een mens als een musje, nog geen halve stuiver waard, kostbaar is bij God. De hemelse Vader telt zelfs je hoofdharen – kun je nagaan!
Het heil dat uw altaar omgeeft beschermt en koestert al wat leeft. De mus, de zwaluw vindt een woning. Haar jongen zijn in veiligheid. Mij is een schuilplaats toebereid in het paleis van U, mijn Koning. Heil hen die toeven aan uw hof en steeds zich wijden aan uw lof. |
Heel mooi
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 12 juli 2012, 19:53
|
|
|
Donderdag 12 Juli, Psalm 84: 10-13; Een dag in uw paleis.
Nu moesten we maar niet al te snel aan de zondagse kerkdienst denken. Ik kan me best voorstellen dat er mensen zijn, jong of ook wel een dagje ouder, die het in de kerk hooguit anderhalf uur uithouden. De preek? Veel te lang! De liederen? Veel te saai! De muziek? Niet om aan te horen! Maar laten we het daar nu even over hebben, hoe interessant dat onderwerp ook moge zijn. Het gaat over de tegenstelling die er is tussen de dienst van God enerzijds en de dienst aan de goddeloosheid anderzijds. Wat een verschil! Je kunt nog beter één dag bij God zijn dan duizend dagen waar God niet wonen wil. Ik hoor een zwak protest. Is dit niet een beetje overdreven? Zo af en toe een keertje snuiven aan wat God verboden heeft, zou dat echt zo erg zijn? Ik moet zo af en toe toch ook een flink uit mijn dak kunnen gaan, anders wordt de spanning mij te groot. Even de bloemetjes buiten zetten, dan moet toch kunnen op zijn tijd? Ik laat met niet verleiden tot gemarchandeer. Ik houd het bij de psalm. Ik voel natuurlijk ook de trekkracht wel. Even meedoen met wat leuk en lekker lijkt… Ja, lijkt! Alleen dat werkwoord al: het lijkt zo leuk. Maar dat lijken ruikt naar lijken. De weg naar God los leidt via de goot naar de dood. Is dat wat je wilt? Geef mij dan maar het lieve leven van de tempel, de muziek van de lofprijzing en het gebed:
O Here, ons schild van omhoog, zie neder met gunstig oog op uw gezalfde in uw tempel. Een dag in uw paleis is meer dan duizend elders. Ik verkeer veel liever needrig aan uw drempel dan dat ik aanzit, hooggeacht waar men de Here God veracht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 13 juli 2012, 21:00
|
|
|
Vrijdag 13 juli, Psalm 85: 1-6; Uit uw boek.
Vaker dan menige vertaling laat lezen, gaat het in deze psalm over een ‘keer’, een ommekeer. Hier mogen God en het lot op elkaar rijmen. Hier geeft de Eeuwige het lot op elkaar rijmen. Hier geeft de Eeuwige het lot van Israël naar zich toegetrokken: Gods toorn heeft zich van zijn volk afgewend. De Allerhoogste heeft zich verkeerd. Hij heeft de schuld van zijn volk weggenomen, de zonde van zijn kinderen met de mantel der liefde bedekt. Halleluja! Er wordt in onze kerken nogal veel over bekering gesproken. In sommige kerken gaat het dan over de bekering die wij moeten doormaken als een geestelijk proces van afbraak en wederopbouw. ‘Een mens moet bekeerd worden!’ Dat heeft allemaal ook te maken met de televisie en de bioscoop en tal van andere zaken die niet zouden passen bij een onbekeerd leven. In andere kerken gaat het bij dat woord bekering opeens over heel andere dingen: over het scheiden van huisafval, over kernenergie en milieudefensie, over wapenwedloop, acceptatie van homo’s en emancipatie van vrouwen. Maar in deze psalm gaat het over een vorm van bekering waarover je eigenlijk in de kerk nauwelijks hoort: over Góds bekering. Hij heeft zich bekeert! Hij wendt zich niet langer af van wie Hem ontrouw waren. Hij is in zijn liefde naar ons toegewend en heeft de schulf weggedaan, de zonde vergeven. Wat wij Hem schuldig waren, staat in zijn boek doorgestreept. Halleluja!
Gij waart goedgunstig voor uw land, o Heer, in Jakobs harde lot bracht Gij een keer. De schuld uws volks wilt Gij niet gadeslaan. Gij hebt hun zonden uit uw boek gedaan. Gij die de vlammen van uw toorn bezweert, Gij hebt U van uw gramschap afgekeerd. God van ons heil, herstel ons, neem ons aan en doe uw toorn niet over ons bestaan.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 14 juli 2012, 10:56
|
|
|
Zaterdag 14 Juli, Psalm 85: 7-9; Tot luisteren bereid.
De dichter is tot luisteren bereid. Dat is heel opmerkelijk, want wij mensen zijn over het algemeen niet zo luisterachtig ingesteld. Wij hebben allemaal zo ons eigen verhaal en daar moet een ander maar liever niet tussenkomen. Luisteren is lastig. Luisteren is altijd een onderbreking van je eigen programma. En wij willen door. Wie zo’n houding op na houdt, zal van de psalm weinig begrijpen. De dichter is bereid zijn eigen verhaal te parkeren. Hij is allang blij dat hij niet langer naar zijn eigen verhaal behoeft te luisteren. Zo’n mooi verhaal was het niet. Maar God zij dank, de hemel heeft de dichter – of liever: nu hoopt zijn volk, Israël, nog sterker getroost te worden door een woord van vrede. Het is alsof hier een groot verlangen tot uiting komt naar een vriendelijke, genadevolle groet. Sjaloom! Vrede voor u! Daar ziet de dichter naar uit, dat te horen is hem nu alles waard. Een soortgelijk verlangen zou ook ons geen kwaad doen. Gelukkig de kerkganger die met dit verlangen tot God nadert. Zeker, samen de bijeengekomen gemeente de lof van de Eeuwige te zingen, met aandacht te luisteren naar de voorlezing van de Schrift, welwillend het oor neigen tot de uitleg van wat voorgelezen werd – het is allemaal mooi en goed. Maar goedbeschouwd heb je aan één woord al genoeg. Genade zij u en vrede!
Of blijft uw wrevel tegen ons gericht, Verberg Gij steeds uw godlijk aangezicht? Voert Gij uw volk dan nooit tot leven weer opdat het zich u U verblijde, Heer? Toon ons uw heil en goedertierenheid: ik ben o God tot luisteren bereid. Gij zijt het die uw volk van vrede spreekt, tenzij het dwaas is en de trouw verbreekt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 15 juli 2012, 00:00
|
|
|
Zondag 15 Juli, Psalm 85: 10-14; Met een kus.
Romantisch beeld! Als twee verliefden gaan ze innig gearmd: trouw en waarheid. Die twee hebben iets met elkaar. Die twee houden van elkaar. Trouw – andere vertalingen hebben hier ‘genade’of ‘vriendschap’. En de geliefde heet ‘waarheid’ of ‘waarachtigheid’. Een prachtig stel, die twee! Dat geldt trouwens ook van het volgende koppel. ‘Recht’, zo heet de een. ‘Vrede’, zo heet de ander. Een kind kan zien dat die twee onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Ze begroeten elkaar liefdevol: met een kus. Voor tijd een eeuwigheid zijn die twee met elkaar vergroeid: gerechtigheid en vrede. Waar de een niet is, kan de ander niet wonen. Waarom dit romantische plaatje ons in de psalm wordt voorgehouden? Omdat de dichter van de psalm dat voor zich ziet. Dankzij Gods vergevende barmhartigheid ziet hij een nieuw begin: voor Israël en zo ook voor zichzelf. Dat opent perspectieven! Een groots perspectief! Een wereld vol sjaloom. Een wereld die niet langer wordt geregeerd door ontrouw en leugen, maar door trouw en waarheid. Een wereld die niet langer wordt beheerst door onrecht en oorlog, maar door gerechtigheid en vrede. Hemel een aarde begroeten elkaar, ze schenken elkaar het mooiste en het beste – en dat betekent overvloed, vruchtbaarheid, velden om te oogsten. Misschien is het geen gek idee nu al zo te leven dat die twee maal geliefden zich op deze aarde een beetje kunnen thuis voelen…
Bij wie Hem vrezen is zijn heil geplant. Zijn heerlijkheid zal wonen in dit land, Het heilig land waar goedheid trouw ontmoet, het recht de vrede met een kus begroet; de trouw die uit de aarde opwaarts schiet, het recht dat uit de hemel nederziet. De velden deelt Hij van zijn overvloed, de Here die ons zegent met zijn goed.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 16 juli 2012, 20:59
|
|
|
Maandag 16 Juli, Psalm 86: 1-7; In het bitterste getij.
Je hebt mensen die tot God roepen, maar nooit en te nimmer een antwoord krijgen. Althans, dat vertellen ze mij. Je hebt ook mensen die bij het minste of geringste tot God hun toevlucht nemen en altijd verhoring ervaren: een tekst uit de Bijbel, een stem in hun hart, een droom in hun slaap. Hoe is dat toch mogelijk? Heeft de hemel dan favorieten? Trekt God sommigen van zijn kinderen voor? Of zijn er die geen goede antenne voor zijn antwoorden hebben? Als ik mijn Bijbel goed lees, denk ik dat dit allemaal mogelijk is. Er zijn er die door God zijn uitverkoren tot een speciale bestemming op deze aarde. De bekendste is: Jezus. Dicht leefde Hij bij God, zijn Vader. Geen wonder dat Hij keer op keer dienst stem te horen kreeg. Toch kreeg Hij lang niet altijd antwoord. Op Golgotha bleef het angstwekkend donker en stil… Er zijn er ook die geen goede afstemming hebben. Misschien is hun antenne wel goed, maar staat die niet op de hemel gericht. Geen wonder dat je Gods antwoord niet verstaat in het geval je meer gericht bent op de Heer. Geen wonder dat we aan God geen woord horen, als we zelf steeds aan het woord zijn. Maar hoe spreekt de Eeuwige dan? Waarop moet ik mijn antenne dan richten? Ik denk dat alleen al het vurig verlangen naar Hem zijn antwoord is.
Ja tot U hef ik mijn leven, Gij zijt mild om te vergeven, rijk in goedertierenheid voor een hart dat tot U schreit. Heer, neem mijn gebed ter ore, wil naar mijn luide smeken horen. In het bitterste getij roep ik en Gij antwoord mij.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 17 juli 2012, 19:01
|
|
|
Dinsdag 17 Juli, Psalm 86: 8-13; In uw waarheid wandelen.
Eigenlijk wel opmerkelijk: de dichter vraagt God hem zijn weg te wijzen, maar geeft direct zelf al aan welke weg dat wezen moet. ‘Wijs mij uw weg, Heer’- dat is zijn gebed. Zijn aanwijzing is: ‘Laat mij wandelen op het pad van uw waarheid.’ En voor wie zich afvraagt waar die weg van Gods waarheid precies loopt, vertelt de dichter er ook nog bij dat die weg daar te vinden is waar het menselijk hart vervuld is met ontzag voor God. Het lijkt veel op een toerist die ergens de weg vraagt, maar tegelijkertijd zelf al aangeeft dat hijzelf precies weet waar die weg moet zijn. Vragen naar de bekende weg… Gisteren zagen we ook al iets dergelijks. Gods antwoord is vaak al te vinden in het verlangen zijn antwoord te ontvangen. Kortom, de verhoring schuilt menigmaal niet in een concrete oplossing van ons probleem, maar in overgave aan Gods leiding. Dat is hier, in het gedeelte van de psalm dat we vandaag lezen, ook zo. Mét dat de dichter vraagt naar de goede weg, ziet hij de weg direct al voor zich: het is de weg van de waarheid, de weg van de trouw, de genegenheid van de Eeuwige. Het is de weg van het ontzag, de eerbied voor Gods naam. Het is alsof hij zeggen wil: ach, Here God, laat U maar, ik zie het al, die weg die ik U zojuist vroeg, is goedbeschouwd geen onbekende weg. U hebt mij die weg al zovaak gewezen, de weg van uw liefde en trouw, de weg van een eerbiedige bewondering voor U. Die weg wil ik gaan, o God, zolang ik leef… Vandaag bidden wij dit gebed de dichter na.
Leer mij naar uw wil te handelen, laat mij in uw waarheid wandlen. Voeg geheel mijn hart tezaam tot de vrees van uwen naam. Heer mijn God, ik zal U loven, heffen ’t ganse hart naar boven. Ja, uw naam en majesteit loof ik tot in eeuwigheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 18 juli 2012, 21:12
|
|
|
Woensdag 18 Juli, Psalm 86:14-17; Onvoorstelbaar goed.
Extase. Daar houden wij, Hollanders, niet zo van, daar zijn wij te nuchter voor. Mensen van pinksterbewegingen of radicale evangeliegemeenten, die kunnen nog wel eens spiritueel uit hun dak gaan, maar doodgewone katholieken en protestanten blijven toch maar liever met twee bijbelse benen op de Hollandse polderklei staan. Met twee bijbelse benen, schrijf ik. Maar zijn die stijve benen van ons, nuchtere noorderlingen, wel zo bijbels? De oerbijbelse dichter van vandaag begint in elk geval spontaan te jubelen. Nu gebeurt dat wel vaker in de psalmen, het halleluja is er niet van de lucht, maar hier gaat het er toch wel heel heftig aan toe. Extatische taal! De psalmdichter weet niet waar hij zo gauw zijn typeringen vandaan moet halen. Nauwelijks te omschrijven is de goedheid van God. Liefdevol, genadig, geduldig, trouw en waarachtig – zo is Hij, zijn God! Onvoorstelbaar goed, zegt de psalmdichter. Mooier kun je het niet zeggen. Dan moet er toch wel sprake zijn van een gelukkig, vredevol bestaan! Geen sprake van. ‘God, een opstandige bende komt op mij af!’ En dan, in zo’n situatie, zo hoog opgeven van de Allerhoogste? Ja, juist dan. Dát is geloven: tegen de klippen op, tegen de vijanden in, vasthouden aan de diepe overtuiging dat God goed is, onvoorstelbaar goed. God is zo goed, dat wij van zijn goedheid geen voorstelling kunnen maken. En dat moesten wij dan ook maar niet doen.
Zie, o God, de trotse bende die mijn leven tracht te schenden, die in mateloos geweld U zich niet voor ogen stelt. Kome, Heer, mij uw genade, uw barmhartig te stade. Trouw zijn Gij in wat Gij doet, Gij zijt onvoorstelbaar goed.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 19 juli 2012, 20:37
|
|
|
Donderdag 19 Juli, Psalm 87; Al onze fonteinen.
Vrede. Kom daar nu maar eens om, in Jeruzalem. Stad van sjaloom, stad van vrede. Uitgerekend in Jeruzalem is de vrede ver te zoeken. Schermutselingen, vijandigheden, spanning tussen Israëli’s en Arabieren, tussen Joden en moslims. Ja, je kunt er de talen van tal van nationaliteiten horen. Tussen het wapengekletter krioelt het er van toeristen. Maar die zijn er maar even. Vandaag komen ze, morgen gaan ze. Wie wil er in Jeruzalem? Een enkele fanatiekeling, maar verder toch geen mens? Het is een van de gevaarlijkste steden ter wereld! Psalm 87 zingt een ander lied. Psalm 87 kijkt over de waan van de dag heen. Het is een loflied op Jeruzalem, de stad waar God zijn woning heeft. De stad van de tempel. Royaal worden de volken tot haar kinderen gerekend. Hier staat, hoog als een berg: moedertje Sion! En zie, wonder boven wonder: Rahab (Egypte, goedbeschouwd) en Babel, nota bene twee aartsvijanden, ook zij behoren tot de grote kinderschaar van moedertje Jeruzalem. Ze worden door de God van Abraham niet afgeschreven, maar op de rol bijgeschreven! Filistea, Tyrus, Nubië, de volken van de kustlanden, tot in Afrika toe, ze mogen meedoen. Ze worden niet opgeslokt, niet ingepalm, maar welwillend beschouwd als kinderen van die ene Vader, die in Jeruzalem zijn moederstad heeft. Laat ze maar dansen, laat ze maar in lange rijen door de straten en over de pleinen zwieren, laat ze maar zingen: ‘In u, stad van God, zijn de bronnen van wat waarachtig leven heet!’
Met dit vooruitzicht is en blijft Jeruzalem: stad van vrede, stad van de sjaloom die verschijnen zal, wanneer het rijk van de Eeuwige is gekomen.
Zij zullen saam, de groten met de kleinen, dansend de harpen en cymbalen slaan, en onder fluitspel in het ronde gaan, zingend: ‘in U zijn al onze fonteinen.’
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 20 juli 2012, 21:17
|
|
|
Vrijdag 20 Juli, Psalm 88: 1-9; Mijn redder.
Hartje zomer kan het midwinter zijn. De zon kan vrolijk schijnen, de vogels kunnen heerlijk fluiten, maar in jouw ziel is alles zo donker als de nacht. Je kunt op vakantie zijn, ergens op een waddeneiland zitten of kamperen in Frankrijk – soms is niets en niemand ter wereld in staat een glimlach op je gezicht te toveren. Alles is even grijs en grauw. Het wil niet meer, je voelt je beroerd, stuk, kapot. Zo ongeveer is de situatie van de man die in de psalm van vandaag aan het woord is. Zijn lied is bepaald geen loflied. Deze psalm is de donkerste van alle psalmen. Een treurig lied. Een klaaglied. Wat er precies aan de hand is? Dat word je weer eens niet gewaar, zoals wel vaker bij deze oudere liederen van Israël. Maar dat het goed mis is, dat wordt wel duidelijk. De dood nadert. Een graf is al gedolven. Het leven is een ramp geworden. En dit alles ervaart de dichter als een straf van God. Het is de toorn van de Allerhoogste die hem plaagt. Zelfs in de nacht roept de dichter nog om hulp. Om verlichting in zijn ellende. Ik weet niet goed wat ik aan moet zo’n psalm. Er zit geen glimpje licht in. Niets wijst op vergeving, bevrijding, uitredding. Het is een en al kommer en kwel wat hier de klok slaat. Het enige, maar dan ook volstrekt enige waar je je in dit lied aan kunt vasthouden, is dat God ‘mijn redder’ wordt genoemd. Hoe pikzwart ook de nacht, de dichter blijft zelfs in de bitterste ellende God ‘mijn redder’ noemen. En je mag hopen – ja, dat mag je zeker hopen! – dat God uiteindelijk alleen al daarom dan ook werkelijk een redder zal zijn.
Heer, die mijn heil, mijn helper zijt, des daags roep ik om mededogen, des nachts leg ik mij voor uw ogen. Hoor naar mijn gebed voor U verschijnen en niet in duisternis verdwijnen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 21 juli 2012, 09:10
|
|
|
Zaterdag 21 Juli, Psalm 88: 10-19; Aan mij voorbij.
Vandaag wil ik iets naar voren brengen dat waarschijnlijk niet iedereen mij in dank zal afnemen. Ik wil deze keer een klein vraagteken zetten bij wat in de psalm geschreven staat. Dar heb je natuurlijk wel enige moed voor nodig, want per slot van rekening spreken we hier over een tekst van de Bijbel! Nu heb ik de Bijbel hoog en ik zou niet graag te boek staan als iemand die kritiek heeft op de Heilige Schrift, maar ik dit geval gaat het goedbeschouwd niet om een woord van God, maar om een woord van een Joodse dichter. In de psalmen zijn ménsen aan het woord, mensen die uiting geven aan hun gevoelens van vreugde of verdriet, angst of dankbaarheid. Niets menselijks is hun vreemd. De psalmen zijn en blijven dus uitingen van ménselijke overwegingen. Dat betekent dus ook dat als een dichter zegt dat hij van God verlaten is, het nog maar de vraag is of dat werkelijk zo is. Je kunt wel dénken dat iets in je leven waar is, maar daarom behoeft het nog niet zo te zijn. Er zijn mensen die denken dat niemand van hen houdt, terwijl er wis en waarachtig zijn die hun een warm hart toedragen. Zo kun je ook wel dénken dat God je verlaten heeft, terwijl God je in werkelijkheid toch vasthoudt. Dat ik de zon niet zie, wil nog niet zeggen dat de zon niets schijnt. De zon schijnt misschien nu even niet, voor míj niet, niet zichtbaar, niet voelbaar – maar de zon schijnt wel degelijk en is er, achter de wolken, ook voor mij. zelfs in de nacht laat de zon, inmiddels verdwenen, via de maan nog steeds iets van zich gewaar worden.
Eerlijk gezegd denk ik dat God zelfs zijn heilig Kind Jezus niet verlaten heeft in de diepste duisternis van Golgotha, ook al had Jezus wel dat gevoel. Nooit verlaat de Eeuwige hen die Hem liefhebben. Dat kan ik niet bewijzen. Ik geloof het. Vast.
Uw toorngloed overweldigt mij, uw schrikgerichten doen mij beven, als water staan zij mij naar ’t leven. Mijn vrienden gaan aan mij voorbij, Gij doet mij al hun troost ontberen en met de duisternis verkeren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 22 juli 2012, 11:23
|
|
|
Zondag 22 Juli, Psalm 89: 1-8; Aan komende geslachten.
Deze psalm kan ik niet zingen zonder aan mijn grootmoeder te denken. Deze psalm was haar lievelingspsalm. Nog zie in gedachten haar zitten, lezend bij het raam. Die Bijbel was haar leven. Met het geloof stond ze op en met het geloof ging ze naar bed. Op haar grafsteen stond deze psalm, geciteerd in de oude berijming: ‘k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên.’ Die psalm is ook ná haar leven waar geworden. Mede dankzij haar ligt die Bijbel ook op mijn bureau open. Van geslacht op geslacht is het verhaal van Gods liefde doorverteld. Zij had het van haar ouders, zij vertelde het van mijn vader, die gaf het weer door aan de kinderen die hij en mijn moeder kregen. En op onze beurt proberen wij het die aloude woorden in deze moderne tijd door te geven aan onze kinderen en kleinkinderen. Van geslacht op geslacht… Waarom doen we dat? Waarom zijn we verdrietig als het niet lukt, als dat verhaal van toen, dat verhaal voor alle tijden, wordt afgewezen? En waarom ben je blij en dankbaar als je merkte dat wat voor jou zo veel betekende, ook voor een nieuwe generatie waardevol blijkt te zijn? Omdat je gelooft, wéét, zeker weet, dat wat ons in dat oude, altijd nieuwe bericht van de Bijbel wordt verteld, het enige is dat in dit leven werkelijk van waarde is: de liefde van de Eeuwige, die trouw blijft, door alle tijden heen. Rozen verwelken, schepen vergaan, zelfs onze liefde houdt soms op te bestaan. Maar niet de zijne, niet de genegenheid van de Heer: die blijft van geslacht op geslacht, die geeft richting aan je leven, die wijst een weg door de woestijn. En daarom zing ik en blijf ik zingen, in navolging van wie zijn voorgegaan:
Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied des Heren milde gunst, het werk aan ons geschied. Mijn mond verkondigt, Heer, aan komende geslachten hoe Gij uw trouw betoont aan hen die U verwachten. Uw goedertierenheid rijst op en gaat zich welven, een altijd veilig huis, vast als de hemel zelve.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 23 juli 2012, 20:04
|
|
|
Maandag 23 Juli, Psalm 89:9-19; [/i]Hoe zalig is het volk.[i]
Op dit moment in de psalm zie ik de tempel voor me. Reikhalzende pelgrims. Ginds: de priesters, de Levieten, in koren opgesteld. Mannen met trompetten, bazuinen, trommels en tamboerijnen, citers en cimbalen. Een opperzangmeester die de toon aangeeft. Het is een en al muziek, lofzang, aanbidding op verhoogde toon, stem en tegenstem: juichende koorleden, instemmende pelgrims - het halleluja is er niet van de lucht. En nu kijk nu eens naar die gezichten: vreugde, uitbundigheid - zalig, zo'n samenzijn in de tempel, daar leeft van een mens van op! 'Gelukkig het volk dat van uw roem getuigt en leeft, HEER, in het licht van uw gelaat.'
Ik heb niets tegen preken. Preken moeter er zijn. Ik heb er in mijn leven honderden gehoord en duizenden gehouden. Preken houden je bij de les. Bij welke les? Bij de les van de lofzang! Je zou kunnen zeggen dat elke preek daarop dient uit te lopen. Het lied is geen franje aan de preek, geen hymnische omlijsting van het gesproken woord. De Allerhoogste woont niet in de preken van de predikanten, maar troont op de lofzang van zijn volk. Ook daarom, vooral daarom, ga ik naar de kerk: om de Eeuwige te loven in mijn lied. In mijn lied? In óns lied. Zingen is iets van ons allen. Zingen is sámen spreken op hoge toon. Niet omdat je boos bent, niet omdat je blij bent - want ik ben heus niet elke zondag boos of blij. Wij zingen om elkaar op de hoogte te brengen van het heil. Het journaal brengt mij niet op de hoogte. De krant brengt mij alleen maar in de diepte. Als ik op dee hoogte wil komen, op de hoogte van het heil, dan moet ik zingen, dan moet het schallen in mijn oren, dan moeten er bazuinen en cimbalen zijn, harpen en luiten en wat niet al. Ter ere van de Eeuwige en ter verheuging van mijn soms o zo moedeloze ziel.
Hoe zalig is het volk dat U de lofzang zingt, dat uitbreekt in gejuich als de bazuin weerklinkt. Uw lichtend aangezicht zal altijd hen geleiden. Zij zullen in uw naam zich dag aan dag verblijden, zij gaan in vrede voort, zij wandlen voor uw ogen, want uw rechtvaardigheid zal hen voorgoed verhogen.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op vrijdag 27 juli 2012, 19:12
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 24 juli 2012, 21:22
|
|
|
Dinsdag 24 Juli, Psalm 89: 20-38; Mijn vader en mijn God.
Goedbeschouwd steekt deze psalm de loftrompet over het koninklijk huis. En dan bedoel ik natuurlijk niet ons eigen koninklijk huis, maar dat van David, die oerkoning van Israël. Hoe fout hij ook geweest moge zijn (denk aan het overspel met zijn buurvrouw, denk aan de moord op zijn buurman), deze kleine man, de jongste, de geringste, de herdersjongen van Bethlehem, de man die Goliath versloeg, de psalmdichter, hij en geen ander is dé koning van Israël. En nu wordt in psalm 89 vrolijk bezongen hoe de Eeuwige zelf het huis van David uitverkoren heeft om koninklijk leiding te geven aan de kinderen van Israël. Nooit zal de liefde van de Allerhoogste bekoelen, nooit zal Hij het huis van David laten vervallen tot een onbewoonbare woning – zijn trouw staat garant, zijn verbond staat als een rots, van geslacht tot geslacht. Dit alles komt nu vooral tot uiting in het credo van de koning. Die zal de Eeuwige erkennen als zijn vader, zijn God, de rots die hem redt. Om die belijdenis zal de Allerhoogste hem maken ‘tot de hoogste van de koningen der aarde.’ Is het een wonder dat de kerk der eeuwen Jezus in die koning getekend heeft gezien? Nee, dat is geen wonder. Daar roept de psalm om. Je kunt niet zeggen dat het in de psalm over Christus gaat. Het gaat over het koninklijk huis van David. Maar áchter dat huis zie ik één koning die hoog boven alle koningen van dat koninklijk huis uitsteekt: de Heer der kerk. Hij was en is anders dan alle koningen voor en na de vijand. Maar zijn wapens was zijn woord. Hij versloeg de laatste vijand. Maar zijn wapens was zijn woord. Hij versloeg de laatste vijand, die reusachtige dood. Niet met geweld. Hij gaf zijn leven. Wij zien in deze psalm zijn silhouet.
Hij prijst mijn hoge gunst met namen menigvoud: Mijn Vader en mijn God, o rots van mijn behoud. Ik antwoord hem: Mijn zoon, de vorsten zullen beven, Mijn eerstgeboren zoon, voor u, zo hoog verheven. Voor altijd rust op hem mijn trouw, mijn welbehagen, Ik houd het vast verbond, Ik zal zijn zetel schragen. ?
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op vrijdag 27 juli 2012, 19:14
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 25 juli 2012, 20:21
|
|
|
Woensdag 25 Juli, Psalm 89: 39-53; Mijn vluchtig bestaan.
Nog maar nauwelijks heeft de dichter van deze psalm bezongen hoe sterk de trouw van de Eeuwige is of de stemming van dit lied verandert radicaal. Zojuist heeft hij gememoreerd dat God zijn belofte aan het huis van David nooit zal breken, nu heet het: ‘Toch hebt u hem verstoten en verworpen, uw toorn over uw gezalfde uitgestort.’ Hoe is het toch mogelijk dat het zo is misgelopen met het volk Israël? De tempel verwoest, Jeruzalem vervallen, het volk in ballingschap – wie had dat ooit kunnen denken? En zo loopt deze psalm, hooggestemd begonnen, uit op een gebed om ontferming. In het kader staat ook de smeekbede die boven deze pagina staat. ‘Gedenk mij en mijn vluchtig bestaan, de nietige mens, door u geschapen.’ Dat het bestaan vluchtig is, behoeft geen betoog. Elk jaar word je dat weer gewaar. Nog maar nauwelijks is de zomer begonnen of je krijgt het deprimerende gevoel dat de avonden alweer iets korter zijn dan een maand geleden. Voor je het weet is alles voorbij en is de tijd die je krijgt om te leven, je leeftijd, op. dat besef brengt de dichter tot het gebed: ‘Gedenk mij!’ Dat is toch wel het minste dat God kan doen: ons gedenken. En daar mogen wij dan ook op hopen, hoe vluchtig ons leven verglijdt. Meer mag ik niet hopen, meer behoef ik ook niet te hopen. Stel je voor: dat God zijn volk en ook mijn kleine leventje gedénkt! Dat de Eeuwige ons niet vergeet! Dat Hij aan zijn beloften denken zal – dat is een duizelingwekkende en vooral ook vertroostende gedachte. Hoe zal ik voorleven, ook na mijn dood, geen mens die het precies vertellen kan. Maar het besef dat Gods mensenkinderen op aarde in de gedachtenis van de Eeuwige zullen blijven bestaan, dát besef alleen al geeft een vrede die ons verstand te boven gaat.
O laat ons, Here God, niet vallen uit uw hand. Doe ook voor ons geslacht uw oude woord gestand. Waar is uw gunst, o God, het heil van lang geleden, aan Davids huis verpand met goddelijke eden? Erbarm U over ons, wil onze smaad gedenken, de hoon waarmee ons thans de grote volken krenken
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op vrijdag 27 juli 2012, 19:15
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 26 juli 2012, 20:40
|
|
|
Donderdag 26 Juli, Psalm 90: 1-10; Gaan en komen.
De oudejaarsavondpsalm! Mijn vader las die psalm, elk jaar weer, als het oudejaarsavond was. Voordat de kostbare offers aan de heidense kalendergoden werden ontstoken en in de straat voor ons huis het gejoel losbarstte, las hij die psalm. Op zulke momenten is het stiller dan anders. Het is de stilte voor de grote ontsteking, de stilte die zevenklappers, voetzoekers en gillende keukenmeiden moet aankondigen. Het is de stilte die je doet beseffen dat er weer een jaar voorbij is en dat deze en gene, in dat jaar gestorven, nooit meer terugkomen zal. In die stilte klonken dan – zij het in een andere vertaling – die oude woorden, dat eeuwenoude credo van Israël: ‘Heer, u bent ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht.’ Deze psalm helpt mij om te beseffen dat een mens niet zoveel voorstelt. Dat zal in de oren van psychologen en psychiaters wel een grote vloek zijn, maar ik vind het zo’n verschrikkelijke gedachte nog niet. Van al die pogingen om tot een acceptabel groot gevoel van eigenwaarde te komen, word je soms zo moe, zo vreselijk moe. Ik vind rust in de overtuiging dat bij de Schepper van hemel een aarde duizend jaren zijn als één dag. Zijn klok tikt anders dan mijn horloge. Een mens moest zich maar niet al te veel verbeelden. Zo ben je er, zo ben je ook weer verdwenen, weggevaagd als een schaduw door de zon. Wat weet ik nu eigenlijk van de weg die de Eeuwige met zijn wereld gaat? Niets toch? Ik weet alleen dit: dat Hij onze toevlucht is. Dat was Hij voor hen die mij voorgingen, dat zal ook zijn voor onze kinderen en kleinkinderen, voor alle generaties die nog komen. Dat te geloven geeft rust.
Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen De zekerheid van allen die U vrezen. Geslachten gaan, geslachten zullen komen: wij zijn in uw ontferming opgenomen. Wij mogen bouwen op de vaste grond van uw beloften en van uw verbond.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op vrijdag 27 juli 2012, 19:18
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 27 juli 2012, 17:06
|
|
|
Vrijdag 27Juli, Psalm 90: 11-17; Dag voor dag.
Psalmen berijmen – dat is een vak apart. In gedachten zie ik de berijmer van deze psalm achter zijn schrijftafel zitten. ‘Mijn toevlucht en mijn veste…’Dat is mooi, dat is helemaal in overeenstemming met de onberijmde psalm. Wie vertoeft in de nabijheid van de Allerhoogtse, is veilig, bij dag en bij nacht. ‘Op U vertrouw ik, Heer.’ Ook al: prachtig gezegd, precies zoals de psalm dat doet. Maar dan! Nu moet je er nog een slotregel komen. En die moet rijmen op ‘mijn veste’. Voor je het weet staat het op papier: ‘Gij wilt voor mij altijd het beste.’ Maar is dat wat de psalm bedoelt? Het staat er feitelijk niet! Het is maar een verzinsel van de psalmberijmer. Klopt het dan niet? Ja, het klopt, het klopt helemaal! Het is precies wat de psalm wil zeggen. In de komende dagen zullen we lezen wat de dichter van deze psalm precies bezielt. Hij weet wat er kan gebeuren: vijandelijkheden kunnen zomaar oplaaien, de pest kan als een pijl op je afvliegen. Maar in dat alles mag je op één ding rekenen: dat de Eeuwige je beschermen zal. En dat is nu precies wat in die twee woordjes opgesloten ligt: het beste. Wij geloven dat wijzelf niet in staat zijn wat het beste voor ons is. Natuurlijk, je denkt altijd: het beste, dat is veiligheid, genezing, levenskracht. We zullen nog wel zien dat de dichter van deze psalm die kant óók op denkt. Bevrijding, roem, een overvloed aan dagen – daar hoopt hij op. Maar wie waarachtig in Gods hoede woont, weet nóg beter. Die weet van het beste. En wat is dat dan is? Laat dat nu toch eens over aan Hem die zelfde Beste ís!
Heil hem wien God een plaats bereid in zijn verheven woning: hij overnacht en veiligheid bij een almachtig koning. Ik zeg tot God: Gij zijt mijn schild, mijn toevlucht en mijn veste, op U vertrouw ik, Heer, Gij wilt voor mij altijd het beste.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op vrijdag 27 juli 2012, 19:20
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 27 juli 2012, 19:21
|
|
|
Trouwe lezers, even terug lezen vanaf dinsdag, heb een foutje gemaakt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 28 juli 2012, 11:37
|
|
|
Zaterdag 28 Juli; Psalm 91: 1-2; Altijd het beste.
Psalmen berijmen - dat is een vak apart. In gedachten zie ik de berijmer van deze psalm achter zijn schrijftafel zitten. 'Mijn toevlucht en mijn veste...' Dat is mooi, dat is helemaal in overeenstemming met de onberijmde psalm. Wie vertoeft in de nabijheid van de Allerhoogste, is veilig, bij dag en nacht. 'Op U vertrouw ik, Heer.' Ook al: prachtig gezegd, precies zoals de psalm dat doet. Maar dan! Nu moet er nog een slotregel komen. En die moet rijmen op 'mijn veste'. Voor je het weet staat het op papier: 'Gij wilt voor mij altijd het beste.' Maar is dat wat de psalm bedoelt? Het staat er feitelijk niet! Het is maar een verzinsel van de psalmberijmer. Klopt het dan niet? Ja, het klopt, het klopt helemaal! Het precies wat de psalm wil zeggen.
In de komende dagen zullen we lezen wat de dichter van deze psalm precies bezielt. Hij weet wat er kan gebeuren: vijandelijkheden kunnen zomaar oplaaien, de pest kan als een pijl op je afvliegen. Maar in dat alles mag je op één ding rekenen: dat de Eeuwige je beschermen zal. En dat is nu precies wat in die twee woordjes opgesloten ligt: het beste. Wij geloven dat wijzelf niet in staat zijn in te zien wat het beste voor ons is. Natuurlijk, je denkt altijd: het beste, dat is veiligheid, genezing, levenskracht. We zullen nog wel zien dat de dichter van deze psalm die kant óók op denkt. Bevrijding, roem, een overvloed aan dagen - daar hoopt hij op. Maar wie waarachtig in Gods hoede woont, weet nóg beter. Die weet van het beste. En wat is dat dan is? Laat dat nu toch eens over aan Hem die zelf de Beste ís!
Heil hem wien God een plaats bereidt in zijn verheven woning: hij overnacht in veiligheid bij een almachtig koning. Ik zeg tot God: Gij zijt mijn schild, mijn toevlucht en mijn veste, op U vetrouw ik, HEER, Gij wilt voor mij altijd het beste.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op zaterdag 28 juli 2012, 11:52
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|