Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 7 juni 2012, 22:41
|
|
|
Donderdag 7 Juni, Psalm 69: 30-32; Grote goedheid.
Geen wonder dat de christelijke kerk door de eeuwen heen in deze psalm Jezus gezien heeft. Het is alsof je een plaatje van Golgotha voor je ziet! Daar hangt Hij – en het is alsof je Hém hoort roepen: “U kent mijn smaad, mijn schande, mijn schaamte, al mijn belagers staan voor u.” Het is dan ook geen wonder dat de kerk in de loop van de tijd heeft gemeend dat in deze tekst Jezus werd voorspeld. De Tenach (de Joodse naam voor het Oude Testament) zou een soort blauwdruk bevatten van Jezus. In allerlei teksten zou al een tipje van de sluier worden opgelicht. Kinderen leerden op de zondagsschool vooral die Bijbelwoorden, zodat ze bij het opgroeien als vanzelfsprekend konden aanvaarden dat Jezus allang in psalmen en door profeten was voorspeld. De werkelijkheid is, mijn inziens, subtieler. Niet het leven van Jezus wordt voor-speld, maar het leven van de rechtvaardige wordt ge-speld. In de Tenach krijg je het plaatje van de ware Adam te zien: de mens die is zoals God hem bedoelde. En in dat plaatje van de ware Adam te zien: de mens die is zoals God hem bedoelde. En in dát plaatje past nu Jezus, ten voeten uit! Hij is exact de man die in menige psalm ten tonele wordt gevoerd, de rechtvaardige, de oprechte. Hij beantwoordt ten volle aan het beeld van de Vader. Niet mondjesmaat, maar met de mond vol van zijn hemelse Vader is Hij het Woord van God, in vlees en bloed. Daarom danken wij Hem dan ook niet voor ‘een’ offer dat Hij bracht, maar voor hét offer dat Hijzelf was! Lam en Hogepriester, Hij is het allebei. En uitgerekend op het altaar heeft Hij de grote goedheid van God bezongen.
Maar ik, die diep gebukt ga onder leed, ik zal nochtans uw grote goedheid prijzen. Dat is U liever, Heer, dan eerbewijzen, offers waarmee men voor het altaar treedt. Als uit de afgrond zo uw lof opgaat, dan zal dat uw bedroefden blijdschap geven, daar Gij de onderdrukten gadeslaat. Gij allen die God zoekt, uw hart herleve!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 8 juni 2012, 19:17
|
|
|
Vrijdag 8 Juni, Psalm 69: 33-37; Woning geven.
Wie mag er in Kanaän leven? Dat is altijd een spannende vraag geweest en dat is nog steeds een vraag die de spanning flink doet oplopen. Joden? Arabieren? De psalm is – aan het slot van het lied gekomen – op dit punt niet onduidelijk. ‘Het volk dat hem dient, zal het land bezitten, wie zijn naam liefheeft, mag er wonen.’ Let wel: er staat niet dat Israël er wonen mag. Er staat ook niet dat er net zo goed anderen dan Joden mogen wonen. Er staat alleen dat zij er mogen wonen die de God van Abraham dienen en liefhebben. Zij die de God van Abraham dienen en liefhebben… Dus: de Joden! En de moslims dan? Zij mogen God Allah noemen, Abraham is ook voor de moslims de vader der gelovigen. En om het nog mooier te maken: zij die de God van Abraham dienen en liefhebben, dat zijn ook de christenen! Goedbeschouwd zijn het alle mensen die hebben gebroken met de verering van kosmische krachten en machten. Het zijn zij die geen heil zien in zon, maan en sterren. Je kunt daar licht in zien, warmte, wegwijzers en tijdaanwijzers voor dag en nacht, maar geen goden, geen machten en krachten die aanbeden dienen te worden. Uit die cultuur en uit die cultus is Abram weggeroepen. Wij geloven in de Stem, in het Woord, in die Ene die geen Naam mag hebben, omdat Hij groter is dan al wat werd geschapen. Wie voor Hem respect heeft, wie die God – hoe je Hem dan ook noemen wilt – aanbidt, die mag er wonen, in dat goede land, dat God belooft aan allen die Hem liefhebben.
Hemel en aarde, prijst om strijd den Heer, gij grote zee en alle watervloeden. Vrijwaren zal hij Sion en behoeden, in Juda’s lot brengt Hij een ommekeer. Men zal weer wonen in ’t beloofde land, een nieuw geslacht vindt daar bij U nieuw leven en Gij zult met een Koninklijke hand al wie uw bijzijn zoeken woning geven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 9 juni 2012, 09:10
|
|
|
Zaterdag 9 Juni, Psalm 70; Een vrolijk lied.
Deze psalm hebben we al gehad. Dat wil zeggen, psalm 70 is goedbeschouwd een herhaling van een deel van psalm 40. Zo zie je maar, een herhaling zo af en toe heeft bijbelse papieren. Paules doet dat in zijn brieven ook: ‘Wederom zeg ik u: verblijd u!’Iets dergelijks is hier ook aan de orde, want behalve een gebed om uitredding is deze psalm ook een aankondiging van vreugde. Kyrie en gloria wisselen ook hier elkaar af. Oordeel en voordeel gaan hand in hand. Daar bedoel ik mee: de mensen van God los, de criminele booswichten, hun wordt het oordeel aangezegd, maar degenen die God zoeken wordt een voordeel beloofd. ‘Wie bij u hun geluk zoeken zullen lachen en vrolijk zijn.’ Van dat voordeel mag de kerk profiteren. De vraag is of we dat ook voldoende doen. Er zijn kerken die voornamelijk somberheid uitstralen. Dar krijgen dan ook velen de neiging het zwarte pak maar aan te trekken, alsof het in de eredienst om een rouwdienst zou gaan. Nee, de psalm van vandaag is anders getoonzet. Dat akelige zwart, dat is de couleur van de criminelen. Het volk van God zal echter lachen en vrolijk zijn! Het christelijke geloof is een vrolijke religie! Ik wil daar echt niet mee zeggen dat het altijd feest moet zijn in de kerk, maar de grondtoon mag toch wel die van de blijdschap zijn. Wit is de mode! Het is de kleur van Pasen die in de kerk de dienst uitmaakt. Rood zou ook nog kunnen: de kleur van Pinksteren, de kleur van de Geest, die ons in vuur en vlam zet voor de toekomst van God.
Laat die U zoeken in hun nood Verheugd een vrolijk lied beginnen. Laat allen die uw heil beminnen voortdurend zingen: God is groot! Maar ik ben arm, zie mijn ellende. Haast U tot mij, bevrijd mij, Heer! Gij zijt mijn hulp, toef niet te zeer, maar spoed U om mijn lot te wenden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 10 juni 2012, 09:35
|
|
|
Zondag 10 Juni, Psalm 71: 1-11; Sinds de moederschoot.
Als in een vogelvlucht overziet de dichter van dit lied heel zijn leven, van wieg tot graf. Hij ziet op tegen zijn oude dag als tegen een berg. Wie weet welke verschrikkingen zijn deel zullen zijn? Er is nu al zo veel dat angst aanjaagt! Vijanden loeren op zijn leven, ze beweren dat God hem verlaten heeft, ze maken plannen hem het leven zuur mogelijk te maken. En zo zit je dan klem, tussen verleden en toekomst – je kunt geen kant meer op. Er zijn van die momenten waarop je het gevoel hebt te lopen op een doodlopende weg. Het heden vol angsten, de toekomst ongewis. Wat kun je dan nog doen? Eén ding: omzien naar wat was – en dan vooral: omzien naar de hulp die God je gaf, al die jaren van je leven. In de schoot van je moeder was Hij er al bij. Nee, dat betekent geen garantie voor een onbekommerd leventje in een soort luilekkerland. Het is wel een belofte voor heden en toekomst: Ik zal je bewaren, Ik houd mijn hand boven jouw hoofd! Daarop te vertrouwen, ook als de eerste grijze haren zichtbaar worden, zelfs als er geen weg meer over is dan die naar het bejaardenoord of het verpleegtehuis – dat is een zegen die geen mens je geven kan. Hij die mij al zag toen ik nog in een ongevormd klompje weefsel was, Hij die mij al kende toen ik in de baarmoeder nog van niets wist, Hij zal mij dragen, ook als er geen dokter meer helpen kan.
Sinds mij mijn moeder had ontvangen en vormde in haar schoot, waart Gij mijn hulp in nood. U Heer, U loven mijn gezangen; verlosser van mijn leven, uw naam zij hoog verheven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 11 juni 2012, 20:56
|
|
|
Maandag 11 Juni, Psalm 71:12-16; Meer dan ik kan denken.
Toen ik nog een kind was, dacht ik dat ik God wel begrijpen kon. Ik had Hem niet in mijn vingers, laat staan in mijn broekzak – je liet het wel uit je hoofd zo over God te denken en te praten; maar in feite kwam het er wel op neer. Met behulp van bepaalde dogmatiekjes kon je toch in grote lijnen wel vaststellen hoe God moest zijn. Hoe God dacht en wat God deed en waaróm Hij zo dacht en waarom Hij zo deed – dat meende ik als kind toch allemaal vrij nauwkeurig te kunnen weten. En waren per slot van rekening indrukwekkende boeken van gerenommeerde schrijvers en al even indrukwekkende preken van beroemde predikers – en als je alles wat deze theologen beweerden bij elkaar optelde, had je toch een behoorlijk precieze omschrijving van God. De dichter van psalm 71 is zo zeker niet van zijn zaak. Dat God hem ziet en dat God hem kent, van de wieg tot het graf, vanaf baarmoeder tot moeder aarde, dat staat voor hem vast. Dat is dan ook de reden waarom hij zo hoog opgeeft van de Eeuwige. Hij heeft elke dag de mond vol van Hem! Maar voor het overige is de dichter ervan overtuigd dat hij de omtrekken van Gods grootheid onmogelijk kan narekenen. Niet te meten, ondoorgrondelijk, groter en hoger dan ons deken reikt – zo is God. Je wordt er niet kleiner van zo groot van God te denken. Je krijgt steeds meer oog voor de kleine en grote zegeningen van elke dag. Vingers hen je te kort om die allemaal te tellen. En ondanks tegenslagen blijf je daarom zingen:
Maar ik blijf, Here, op U wachten en ik gewaag altijd van uw gerechtigheid. Uw heil is nooit uit mijn gedachten; want wat Gij mij kunt schenken is meer dan ik kan denken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 12 juni 2012, 22:07
|
|
|
Dinsdag 12 Juni, Psalm 71: 17-24; In mijn grijsheid.
Een kleine glimlach kan ik niet onderdrukken, nu ik deze psalmtekst overschrijf. Tegelijkertijd voel ik een sterk gevoel van dankbaarheid in me opkomen. Juist in de afgelopen jaren ben ik niet alleen ouder en grijzer geworden, maar ook grootvader van het ene na het andere kleinkind! In elk geval kan ik mij meer dan ooit verplaatsen in de wereld van de psalmdichter. Hij ziet de last van de oude dag op zich afkomen. En nu is hij bang dat hij die last binnenkort niet meer dragen kan. In elk geval, hij bidt om Gods nabijheid, ook en juist in de ouderdom. Jonge mensen kunnen zich daarop verkijken. Je denkt: opa en oma zijn oud en wijs, gelovige mensen die dicht bij God leven. Maar vergis je niet! Niet voor niets zegt het spreekwoord: hoe ouder hoe kouder. Dat geldt echt niet alleen voor de temperatuur in de slaapkamer; dat geldt ook en vooral voor wat leeft (of langzaamaan doodgaat) in je hart. Juist naarmate je ouder wordt, is de ervaring van Gods aanwezigheid niet meer zo vanzelfsprekend als vroeger. Je hebt zoveel meegemaakt, zo veel gezien, je bent zo vaak teleurgesteld, in mensen, in de kerk – en misschien, in de kerk – en misschien ook wel in God… Daarom kan het geen kwaad om te bidden: ‘Nu ik oud en grijs ben, verlaat mij niet, o God.’ Hoe je weer warm kunt worden? Door een opgroeiende generatie wegwijs te maken. Soms is een enkel woord, een klein gebaar genoeg. De wijsvinger omhoog!
Maak m’ in mijn grijsheid niet onmondig. Verlaat mij niet te zeer, maar gun mij stem, o Heer, dat ik een nieuw geslacht verkondig uw grootheid en uw sterkte, al wat uw arm bewerkte.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 13 juni 2012, 17:10
|
|
|
Woensdag 13 Juni, Psalm 72: 1-11; Op alle bergen vrede.
Van Salomo – staat er boven deze psalm. Maar het is nog maar de vraag of Salomo deze psalm gemaakt heeft, want het Hebreeuwse woordje dat hier ‘van’ is vertaald, kan ook ‘voor’ betekenen. Dan hebben we hier dus te maken met een lied dat opgedragen is aan de grote zoon van David, de vorst van vrede, de koning van de sjaloom: Salomo. In elke geval staat Salomo hier model voor een ideale koning. Een model koning. Deze koning heeft oog voor de armen, oor voor de zwakken en een fijne neus voor alles wat goed en schoon en waarachtig is. De psalm is een gebed tot God om hemelse bijstand voor deze koning, zodat hij werkelijk tot een zegen voor stad en ommeland kan zijn, ja voor alle volken en heel de wereld. Je hoort het de dichter denken: wat zou dat mooi zijn, wanneer nu eindelijk de vrede zou dagen, na al die jaren, na al die eeuwen vol krijgsrumoer! Voortaan geen terreur meer, geen dreiging van verdrukking, geen huiveringwekkende taferelen van slachtoffers meer, geen lange stoeten krijgsgevangenen – eindelijk vrede! Je zou willen dat het zover was. Het lijkt er nog niet op. De foto’s in de kranten en de beelden op de buis laten andere koningen zien. Dictators, machomannen die commando’s aanvoeren, terroristenleiders, strijders die maar één ding voor ogen hebben: dood en verderf. Zelfs Salomo bleek niet de koning die de wereld vrede bracht. Jezus misschien? Dat moet nog blijken. Dat zál eens blijken! Van Hem geloven we dat Hij het is.
Geef, Heer, de koning uwe rechten en uw gerechtigheid aan’s konings zoon, om uwe knechten te richten met beleid. Dan ruist op alle bergen vrede, heil op de heuvlen top. Hij zal geweldenaars vertreden, maar armen richt hij op.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 14 juni 2012, 21:10
|
|
|
Donderdag 14 Juni, Psalm 72: 12-20; Hij draagt hen in zijn hart.
Het staat er niet, in de onberijmde psalm: dat God de arme drommels in zijn hart zal dragen. Dat is een Poëtische aanvulling die precies onder woorden brengt wat in de psalm gezegd wil worden. Met dat ik dit opschrijft, zie ik ze voor me staan: twee vrouwen, twee hoeren. Ze hebben allebei een kind. Maar het ene is dood en het andere leeft. Ze bewonen samen één huis. De moeder van het ene kind is op haar baby gaan liggen, met alle gevolgen van dien. Maar nu beweert zij dat het levende kind háár kind is. Ze zijn naar koning Salomo gegaan om een uitspraak. Hij is de rechtvaardige rechter, die geroepen is in Gods Naam een weg te banen in een oerwoud van conflicten. ‘Haal een zwaard!’, zegt Salomo. ‘Snijd het kind doormidden en geef elk van beide een helft!’ De moeder van het dode kind vindt het prima. De moeder van het levende kind moet er niet aan denken. En dan komt de waarheid aan het licht. Salomo hoort in de angstige smeekbeden van de ene vrouw de ware moederliefde. Het levende kind is voor haar! Met dit bekende verhaal is de wijsheid van de ware koning voldoende geschetst. Een goede koning kan hóren, waarachtig luisteren. Hij hoort waar de pijn zit, waar de nood ten hemel schreiend is. Zo’n koning zal eens de volken regeren, wereldwijd. Zal het een opgestane Salomo zijn? Ik denk het niet. de kerk gelooft dat het de opgestane Christus zal wezen! Hij draagt het in zijn hart.
Hij zal de redder zijn der armen, hij hoort hun hulpgeschrei. Hij is met koninklijk erbarmen hun eenzaamheid nabij. Hij helpt, met hun bestaan bewogen, die zij in vrees verward. Hun bloed is kostbaar in zijn ogen. Hij draagt hen in zijn hart.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 15 juni 2012, 21:34
|
|
|
Vrijdag 15 Juni, Psalm 73: 1-12; Bijna uitgegleden.
Als je ergens door kunt uitglijden, dan is het wel door jaloezie. Deze psalm gaat over jaloezie. Afgunst. Een zeer menselijke, maar bedenkelijke karaktereigenschap. Heel begrijpelijk: je probeert te leven in overeenstemming met de normen en waarden die je hebt meegekregen. Dat in tegenstelling tot zoveel anderen! Die doen maar wat, die sjoemelen maar wat, die leven voor het vaderland weg en trekken zich weinig of niets aan van God en zijn geboden. En nu zou je denken dat zij slag op slag te verduren hebben, maar daar is geen sprake van: ze leven als een prins. Ze eten en drinken, volop – ze leven als God in Frankrijk. Maar jij, met al je trouw aan geloof en kerk aan Gods geboden en beloften, jij staat keer op keer bij een open graf. Weer een geliefde dood, weer en goede bekende minder! En je begrijpt het niet meer, je kunt de hemel niet meer volgen. En dan scheelt het niet veel of je gooit de hele boel aan de kant, de Bijbel, de kerk, het complete geloof. Maar wacht! Het is anders, in deze psalm. De vraag is niet: waarom hebben die anderen die voorspoed en ik niet? De vraag is: waarom heb ik het goed en die anderen ook? Die anderen moesten het minder goed hebben! Die anderen zouden het slecht moeten hebben… Wat zonde: zo;n jaloezie! Wat een glijder!
Ja, God is goed voor Israël, is waarlijk goed, ik weet het wel, voor ’t zuiver hart dat leeft in vrede. Maar ik was bijna uitgegleden. Mijn afgunst groeide met de dag, daar ik der bozen voorspoed zag, hoe moeiteloos hun leven is, zo zonder kwelling en gemis.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 16 juni 2012, 07:32
|
|
|
Zaterdag 16 Juni, Psalm 73: 13-20; Totdat ik in de tempel ging.
Het grote waarom – dat is het thema van deze psalm. Hier is iemand aan het woord die overhoop ligt met Gods bestuur. Waarom laat God toe dat het slechteriken goed gaat en dat kwaad goede mensen treft? Je blijft erover denken. De dichter van de psalm krijgt het maar niet uit zijn gedachten. Die vraag naar het waarom wordt één grote kwelling voor hem. Hij krijgt het niet rond. Je zou God toch een beetje moeten kunnen narekenen? Er moet toch ergens iets rechtvaardigs zitten in zijn leiding? Wat heeft het anders voor zin om in God te geloven? Maar dan komt de dichter in de tempel. Althans, hij spreekt over het heiligdom van God. Misschien is daar inderdaad de tempel in Jeruzalem mee bedoeld. Nog altijd kan het gebeuren: je gaat op zondag naar de kerk, zonder al te veel zin, duizend vragen in je ziel – maar opeens is daar een woord, een lied, een gebed. En als door een engel aangeraakt, zie je het, weet je het – en kun je weer maanden – lang verder. Of je loopt in vakantietijd een kerk binnen, je laat je dopen in stilte van zo’n eeuwenoud gebouw, en dan, opeens, zomaar – een moment van vellichting, van inzicht en wijsheid, een moment van aanvaarding, innerlijke acceptatie. Daar heb je niet per se een kerkgebouw voor nodig. Misschien is in de psalm dan ook wel met dat heiligdom Gods vaderhart bedoeld. Daarin treedt hij binnen, met zijn waarom.
Toen ‘k dat in wanhoop overwoog, toen werd het donker voor mijn oog, ik tastte rond als in den blinde om van uw recht het spoor te vinden. Totdat ik in de tempel ging, uw heilige stilte mij ontving, toen heb ik pas het lot verstaan van wie hun weg ten einde gaan.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 17 juni 2012, 09:38
|
|
|
Zondag 17 Juni, Psalm 73: 21-28; Gestilde twijfel.
Geloven – zo heeft Luther eens gezegd – is gestilde twijfel. Met andere woorden, wie gelooft weet niet opeens alles zeker, maar heeft zijn twijfel naar bed gebracht. Ga jij maar slapen, morgen zien we wel weer verder – rust nu maar uit, het leven is al zwaar genoeg. Geloven is: je overgeven aan de genade van de Barmhartige, je in zijn handen te slapen leggen, met alle vragen en aarzelingen die leven in je ziel. Zo vergaat het Asaf, de dichter van de psalm. Hij was verbitterd. Hij kon maar niet begrijpen waarom de dingen gaan zoals ze gaan. Hij lag overhoop met God en daarom ook met zichzelf. Tot hij in de stilte met God ontdekte hoe groot God is en hoe klein wij mensen zijn. Het is alsof je Job hoort spreken… Hier is een mens aan het woord die het schreeuwen afleerde en nu fluistert, zwijgt, de hand op de mond. Wat was hij een ezel: te denken dat hij God wel kon begrijpen! Als een olifant ging hij door Gods porseleinkast. Maar dat is nu verleden tijd. Nu beseft hij hoezeer God bij hem is, hoe de Eeuwige hem bij de hand houdt. ‘Ik heb mijn God, dat is genoeg, ik wens mij niets daarneven.’ Dat vertrouwen leert hem zingen:
Nu blijf ik bij U voor altijd, God die mij troost, die bij mij zijt, Mijn twijfel stilt en mijn verlangen, die mij in liefde houdt omvangen. Gij neemt mij bij de rechterhand, Gij zijt getrouw, uw raad houdt stand, uw wijsheid is het die mij leidt en eenmaal kroont met heerlijkheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 18 juni 2012, 22:01
|
|
|
Maandag 18 Juni, Psalm 74: 1-12; Hoe lang nog?
Hoe lang? Dat weet geen mens. Het duurt nu al eeuwen en eeuwen. Het is een golfbeweging: vrede en oorlog, liefde en haat, voorspoed en tegenslag. Zo was het in Israël, van de tocht van Abram uit Ur naar Kanaän tot op de huidige dag. Sjaloom in het beloofde land, maar dan al gauw weer: ontrouw en onrecht, droogte en hongersnood, Egypte, de woestijn, de Babylonische ballingschap, de Grieken, de Romeinen, kruisvaarders, Turken, de Nazi’s. En dat gaat en gaat maar door: belegeringen, beschietingen, deportaties, concentratiekampen, autobommen. Hoe lang nog, God, hoe lang nog zal de tegenstander U bespotten? En dan is daar, als een bliksemschicht bij heldere hemel, opeens die venijnige vraag: ‘Waarom houdt uw hand zich in bedwang?’ Met andere woorden, waarom doet U er zelf niets aan? U zou best kunnen, maar blijkbaar wilt U niet! U houdt zelf uw heilrijke rechterhand tégen! Maar waarom eigenlijk? Kunt U dat ons dat even uitleggen, God? Wij begrijpen het niet! Ook zulke protestliederen staan in deégen! Maar waarom eigenlijk? Kunt U dat ons dat even uitleggen, God? Wij begrijpen het niet! Ook zulke protestliederen staan in de Bijbel. Maar een reactie op die vragen blijft uit. Hoe lang nog? Jezus meende dat het koninkrijk van God zeer spoedig komen zou. In navolging van Hem hielden de apostelen de kerk van toen hetzelfde voor: de Heer is nabij! Inmiddels duurt het al twintig eeuwen… En hoe lang nu nog, o God? Ziet U wel in dat de tegenstander langs de zijlijn in z’n vuistje lacht? U kunt het toch niet maken dat U als fraudeur en leugenaar wordt afgeschilderd?
De godsspraak zwijgt, geen teken dat voorspelt, geen ziener wilt Gij aan uw knechten zenden en niemand ziet het einde der ellenden. Hoelang nog duurt hun loon en hun geweld?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 19 juni 2012, 22:00
|
|
|
Dinsdag 19 Juni, Psalm 74: 13-17; De monsters van overvloed.
Koppen van monsters, draken, de Leviatan – deze psalm lijkt wel een horrorfilm! Ik denk dat de psalm zo ook is bedoeld. De psalm roept het beeld van de oertijd op. Hoe die was, weet niemand. Maar er zijn verhalen te over. Bij menig volk tref je ze aan, wereldwijd: verhalen over het oerbegin, over een woeste overvloed, over oertijden en oergedrochten, over monsterlijke draken en wezens als mammoeten zo groot. De vertellers van soortgelijke verhalen in Israëls nemen al die mythologische figuren onbekommerd in hun gedichten op. Maar let goed op, want in het bijbelse getuigenis wordt deze oermonsters hun kracht ontnomen! Zo vervaarlijk als ze tekeergaan in de verhalen van Israëls buurlanden, zo verpletterend onschuldig zijn ze in de traditie van de Schrift! Bijna als speelgoed komen ze uit de verf in de psalmen en bij de profeten! De Allerhoogste speelt met hen, als een kleine jongen met wat visjes in een aquarium… Hij die Israëls droogvoets en uit de woestijn liet gaan, Hij heeft de zee gespleten en de koppen van de monsters verpletterd. Met die zee wordt in de Bijbel eigenlijk altijd meer dan H2O bedoeld. De zee – dat is bijbeltaal voor chaos, dood en verderf, ondergang. En de monsters die in die chaos leven, zijn de toonbeelden van die dood en dat verderf. Maar zie: de Eeuwige heeft in zijn schepping van de wereld die machten bedwongen en verslagen! Verpletterd zijn de draken, de monsters van het oerbegin! En dat willen we weten, dat willen we vieren! Hoe telkens weer dit soort gedachten de kop opsteekt, hoe hoog de domonische draken van de duisternis zich verheffen uit de donkere poelen van onze wereldtroep, met kracht zal de Almachtige zich verzetten tegen hun aanspraken, listen en verleidingen. Daarom: ik besef heel goed hoe sterk hun stuiptrekkingen zijn –
En toch, ik weet, mijn Koning is de Heer, Van oudsher deed Hij heil op aarde dagen, Deelde de zee en heeft de draak verslagen, Hij sloeg de monsters van de oervloed neer.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 20 juni 2012, 17:05
|
|
|
Woensdag 20 Juni, Psalm 74: 18-23; Uw tortelduif.
Uw duifje, uw tortelduifje… Onmiddellijk moet ik aan de profeet Jona denken, u weet wel: die Jona van de grote vis. Duif, betekent die naam Jona. Jona moest naar Ninevé. Jona had een roeping. Jona, dat duifje van de Heer, die als de Geest van Pinksteren naar de volkeren moest vliegen, Jona had er niet zoveel zin in. Jona wilde liever de andere kant op, langs de weg van de minste weerstand. Maar God stak daar een stokje voor! Nu ja, een stormpje – een windhoos, een complete draaikolk. Die zoog het duifje mee, de diepte in. Zo gaat dat, met vogels die geen vredesduif willen zijn, maar haviken of eventueel elkaar braaf napratende papagaaien. Met zulke vogels kan God geen kant op. Daarom moet Jona de diepte in, drie dagen en drie nachten. Totdat een vis, een Grote Vis, zo’n heuse Ichtus, hem eruit haalt. Door die vis wordt Jona opgeslokt. Maar die vis wil de vogel niet verslinden: de duif huist in de buik van de vis. Verder dan tot drie mag Jona niet tellen – dan moet ie toch weer doorvliegen, naar Ninevé, naar de volkerenwereld. Want heel de aarde zal weten hoe groot de Eeuwige van Israël is! ‘Lever uw tortelduif niet uit, o Heer.’Wordt Israël, die wegvliegende vogel, dat tortelduifje van de Eeuwige, uitgeleverd aan het oergeweld van de kolkende zee? Nee, in het binnenste van de Vis, in het hart van de Messias, is ze geborgen – totdat een nieuwe, aloude roeping wacht: vertel het aan de volken! En nu maar hopen en bidden dat Israël én de kerk aan die hoge roeping zullen voldoen… En dat zij samen iets zullen verbeelden en vertolken van wat de Grote Duif ons heeft aangezegd: dat Ninevé Jeruzalem zal worden, als het zich tot God bekeert. Daarom moesten wij maar bidden:
Lever uw tortelduif niet uit, o Heer, geef haar niet aan de wilde dieren over, laat haar een schuilplaats vinden in het lover. Vergeet uw kinderen niet voor immermeer.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 21 juni 2012, 10:47
|
|
|
Donderdag 21 Juni, Psalm 75; God is rechter.
Daar hebben wij ook een handje van: kijken naar het oosten of juist naar het westen. Israël heeft dat ook jarenlang gedaan. Israël doet het nog, min of meer. Logisch, een mens zoekt altijd steun. Je kijkt naar links of rechts om hulp te vinden. Egypte? Babel? Assyrië? Vergeet het maar zegt de psalm. Uit de woestijn behoef je weinig heil te verwachten. En in het westen, daar ligt de zee. Ook al geen bron van hulp en heil. Je kunt beter naar boven kijken dan naar links en rechts. Godin de hemel, die is rechter, Hij beslist. Hij zal de hooghartigen een toontje lager later zingen. Hij zal hen die zich verheffen vernederen. Dat behoef jij, Israël, niet te doen. Daar zal Hijzelf wel voor zorgen! Dat is een gedachte die wij, Hollanders, ons ook wel aan mogen trekken. Wee wie hulp van. Oost of west verwacht! Moet het oosten ons soms helpen? In de vorige eeuw hebben we gezien hoe bitter ons dat tegenviel: het heil dat onze buren in het oosten beloofden mocht geen heil heten. En het westen? Ja, vanuit het westen daagde er hulp! Engelsen, Canadezen, Amerikanen. We moeten hen er nog altijd dankbaar voor zijn! Maar een garantie is er niet. Niemand kan beloven dat Amerika een eeuwig trouwe bondgenoot zal zijn. De Amerikaanse president kan zomaar een slimme dictator worden, en de partijleider in Rusland een potentaat. Wee het volk dan van mensen heil verwacht! God is rechter die gebiedt. Wetten van aardse overheden bevatten soms de meest krankzinnige voorschriften. De wet die God ons aanbeveelt, die is groot en goed en zegenrijk voor alle mensen. En al kan het even duren, na verloop van korte of langere tijd zullen alle bazen en bandieten, alle führers en verleiders moeten buigen voor het gezag van die Allerhoogste Rechter.
Of gij oost- of westwaarts ziet, om hulp zoekt in de woestijn, alle grootheid is slechts schijn: God is Rechter die gebiedt. Hij verhoogt en Hij slaat neer naar zijn recht, Hij is de Heer.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
FRANKT627
|
Berichten: 7231
|
Geplaatst: donderdag 21 juni 2012, 15:46
|
|
|
Met dank aan de bijdrages op FF...
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 22 juni 2012, 10:44
|
|
|
Vrijdag 22 Juni, Psalm 76; De tirannie verdreven.
De tirannie verdreven. Die woorden doen mij denken aan ons Wilhelmus denken. ‘Dat ik toch vroom mag blijven, uw dienaar te aller stond, de tirannie verdrijven die mij mijn hart doorwondt.’Dat is het zesde couplet uit ons volkslied en ik zing het graag. Het eerste niet. Per slot van rekening ben ik Wilhelmus niet en de koning van Spanje heb ik nog nooit gediend. Maar ik zing het vooral niet omdat ik niet wil beloven het vaderland trouw te blijven tot in de dood. Als mijn vaderland op een dag mijn vaderland niet meer is, omdat bijvoorbeeld in handen is gevallen van een regering die met God en zijn gebod geen rekening houdt, maar mij wel wenst in de schakelen tegen de strijd tegen een vijand die mijn vriend is, dan wens ik niet mee te doen. Met dat prachtige zesde couplet heb ik die moeite niet. Integendeel, dat zing ik uit volle borst mee, als een indrukwekkende credo. ‘Mijn schuld ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer!’ En met de woorden van wat volgt en bid ik om vroomheid, om dapperheid, om de tirannie te mogen verdrijven die nu ook ter sprake komt in de psalm van vandaag. Het psalm staat bol van pijlen en bogen; de schilden en zwaarden rammelen de psalm uit, het is weer een één groot slagveld. Als ooit de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog komt God tevoorschijn om de vernederenden te redden. Nee, onze lieve Heer is geen lieverdje. Hij mag iets hebben van een lam, voor de poes is Hij niet. Kom niet aan zijn volk, kom niet aan de minsten van de mensen, kom niet aan zwakken en zieken, aan kinderen en kleintjes in welk opzicht dan ook – dan staat Hij op, dan scheldt Hij je pardoes de wereldtent uit. Dan neemt Hij de wapens op, donder en bliksem is dan niet van de lucht!
Als Gij, ten oordeel opgestaan, het boos geweld hebt weggedaan, wordt door uw sterke hand bevrijd wie wachtte in zachtmoedigheid. Gij hebt de tirannie verdreven en doet uw volk in voorspoed leven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 23 juni 2012, 09:38
|
|
|
Zaterdag 23 Juni, Psalm 77: 1-10; Ik schreeuw het uit.
Dat doen wij zelden: schreeuwen. Luid roepen. Stel je voor, zeg! In de kerk, schreeuwen… De koster ziet je aankomen! Er zou schande van gesproken worden! Bidden doe je eerbiedig, op zachte toon, fluisterend wellicht, in stilte, de pet voor de ogen. Bidden is voor de buren. Bidden is van alles en nog wat, maar schreeuwen, nee, dat in elk geval, dat zeker niet. De dichter van psalm 77 denkt daar anders over. Hij is een schreeuwlelijk. En hij vindt dat dat mag, want het is ook lelijk waarom hij schreeuwt. Hij vreest dat God hem voor eeuwig heeft verstoten en hem niet langer liefheeft. En dat is een onverdraaglijke gedachte. Dat laat zich niet in vriendelijke bewoordingen aan de Allerhoogste meedelen; dat kun je alleen maar uitroepen, van je af schreeuwen. ‘Luid roep ik God, ik schreeuw het uit, luid roep ik God – dat hij mij hoort.’ Overdag brult de dichter alles bij elkaar en in het holst van de nacht ligt hij nog te schreeuwen. Overluid. Het is alsof God zijn oogleden vasthoudt, zodat hij wel moet waken. Slapen komt er niet van. O, alles van vroeger komt op hem af! Alles wat er was, aan goed en aan kwaad. Alles, alles. En waar is God nu, in die hele film van vroeger? Wat doet dit pijn, wat doet dit verschrikkelijk veel pijn!~
Roepend om gehoor te vinden, om bij God gehoor te vinden, roep en smeek ik onverpoosd. Nu de druk mij overmande, hef ik tot de Heer mijn handen, maar ’t gedenken is mij pijn, nu ik zonder God moet zijn.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 24 juni 2012, 11:34
|
|
|
Zondag 24 Juni, Psalm 77: 11-16; Terugdenken.
Heimwee. Voor je het weet, heb je er last van. Weet je nog van toen? Je bladert in vergeelde fotoalbums. Ach ja, hier waren we op vakantie. Daar hadden we dat feest. Wat zagen we er nog goed uit. Wat waren we nog jong! En hier staat hij nog op. En daar was zij nog niet overleden. Ach jam weet je nog, weet je nog van toen? Wordt de dichter van de psalm die we vandaag weer lezen, ook geplaagd door heimwee? Ja en nee. Ongetwijfeld heeft hij gevoelens die daar op lijken; anders werd hij niet zo sterk aangegrepen door de overtuiging dat God hem vergeten is. Toch koestert hij dat heimwee niet en wentelt hij zich niet als een varken in de modder van een verregend verleden. Nee, hier is iets anders gaande. De dichter van deze psalm telt zijn zegeningen. En dan niet eens zijn eigen, persoonlijke, kleine zegeningen, maar de zegeningen die zijn volk heeft mogen ondervinden in de loop der eeuwen. De dichter kijkt om in de geschiedenis en ziet aanleiding genoeg om God te prijzen. En dat is dan zijn manier om te ontkomen aan het afschuwelijke vermoeden dat God wel eens omgedraaid zou kunnen zijn als een blad aan de boom. Eerst vol liefde en genade, nu keihard en onbarmhartig. Midden in de nacht staakt hij zijn wild geraas en begint hij te tellen, een voor een, de grote daden die God deed in de geschiedenis van Israël. Schepping en uittocht, Genesis en Exodus, het komt hem allemaal in gedachten. En dankzij die gedachten kan hij leven, ademen, zingen, slapen.
God, op wat Gij eens verrichtte, wil ik mijn betrouwen stichten. Wat Gij eens gedaan hebt is Steeds in mijn gedachtenis. Heel de wereld zag uw sterkte, zag de wondren die Gij werkte, toe Gij, groot in heiligheid, Jakobs volk hebt uitgeleid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
PETRA411
|
Berichten: 231
|
Geplaatst: zondag 24 juni 2012, 12:11
|
|
|
toch es effe melden dat ze mooi zijn om te lezen,iedere dag die dagelijkse bemoediging die je schrijft
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 25 juni 2012, 21:36
|
|
|
Maandag 25 Juni, Psalm 77: 17-21; Uw pad was door de golven.
Je ogen moeten ervoor opengaan, zeggen we dan. Dat is goed en vroom gezegd. Om iets van God te begrijpen dien je het licht van de Geest te ontvangen. De doop is er een teken van: het water wast niet alleen de zonden van je ziel, maar ook het slijk van je ogen. ‘Een ding weet ik, dat ik blind was, maar nu kan zien!’, zei de blindgeborene toen Jezus hem had aangeraakt. Toch ziet wie kan zien een andere kant van de medaille. Met evenveel recht kan ik stellen dat je om God te begrijpen juist niets moet willen zien. Dat komt naar voren in de psalm van vandaag. Wie van blinde ziend ie geworden en oog heeft gekregen voor de wonderlijke gangen van de Allerhoogste, die ziet dat Hij vóór zijn volk uit door het water is getrokken. Tot tweemaal toe: de woestijn in en de woestijn uit. ‘God staat aan het begin en Hij komt aan het einde’, zo zongen we met Jan Wit. Van de wieg tot het graf gaat Hij je voor. Alleen – en dat is nu het wonderlijke – je ziet er niets van. Je moet, je mag het gelóven. Je ziet er, althans later, niets meer van! Toen, op dat moment, ja toen zag je het dat het water week, dat er een muur van water was, een pad door de golven. Vrij en ongehinderd kon je verder. Maar toen later de twijfels kwamen (zou het waar zijn?), toen was er van dat pad niets meer te zien. Gods voetstappen staan in de zee! De vaak zeer depressieve William Cowper dichtte dan ook: ‘God gaat zijn ongekende gang / vol donkre majesteit, / die in de zee zijn voetstap plant / en op de wolken rijdt.’ En wij zingen hem na, met woorden van de psalm:
God, uw pad was door de golven. Waatren hebben het bedolven en uw voetspoor uitgewist: geen die nog uw treden gist. Maar Gij gaaft een goed geleide aan het volk dat Gij bevrijdde: Mozes en Aärons hand Voerde ’t in een veilig land.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 26 juni 2012, 20:19
|
|
|
Dinsdag 26 Juni, Psalm 78: 1-11; Licht dat ten leven leidt.
Wat vertellen we nu tegenwoordig onze kinderen nog? We leren onze kinderen duizenden dingen. We vertellen hun waar de afstandbediening ligt en hoe de kortste route is naar de snackbar. We vertellen hun bij welke bank ze de hoogste rente krijgen en welk merk mobieltje de meeste opties heeft. Maar over God? Geen woord. Nu ja, we zijn niets te beroerd hem af en toe mee te nemen naar de kerk, op voorwaarde dat ze niet al te zeer tegenstribbelen en zich in die kerk een beetje fatsoenlijk gedragen. Een keertje voorlezen moet ook kunnen, een verhaaltje uit de kinderbijbel voor het slapen gaan, vooruit, omdat het vrijdagavond is – maar gekker moet het toch niet worden. En intussen beloven we bij de doopvont plechtig dat we onze kinderen zullen brengen in de lichtkring van Christus en zijn kerk. Waarom maken we zo weinig ernst met de geestelijke opvoeding van onze kinderen? Omdat we te druk zijn. Er is te veel dat onze aandacht vraagt. Bovendien zijn we gaan twijfelen aan de waarde van al die Bijbelverhalen. Koop je daar nog iets voor, in deze moderne tijden? Zijn onze kinderen niet meer gediend met moderne talen en exacte wetenschappen? Het antwoord op deze laatste vraag moet ik elk geval zijn: nee. Nee. En nog eens: nee. Al spreek je vloeiend Engels, Frans, Duits en Spaans, maar zonder inzicht in de geheimen van het evangelie, dan sta je nog overal ter wereld met een mond vol tanden. En dan bedoel ik niet dat je dan bepaalde zaken mist die in cultureel opzicht erg belangrijk zijn, maar dan bedoel ik dat je het mist die in cultureel opzicht erg belangrijk zijn, maar dan bedoel ik dat je het meest wezenlijke mist: het licht dat ons ten leven leidt. Dus:
Laat ons wat onze vadren vertelden Doorgeven en aan onze kindren melden. ’t Getuigenis aan Israël geschonken, het heil dat van de hemel heeft geklonken, het is een licht dat ons ten leven leidt, - ons en alwie door ons wordt ingewijd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 27 juni 2012, 20:49
|
|
|
Woensdag 27 Juni Psalm 78:12-18; Als kinderen.
De samenleving van onze dagen heeft iets kinderlijks. Ze lijkt op die van de Israëlieten in de woestijn. Ze riepen om eten ‘zo veel als wilden.’ Ze verlangden terug naar de overvloed van Egypte. Alsof ze het daar zo breed hadden! Hoe dan ook, de hemel moet nu maar eens royaal voor een etentje zorgen. Er moet brood op tafel komen! Laat God de tafel maar eens dekken, hier in het hart van de woestijn, in the middle of nowhere! Ze hebben wel een traktatie verdiend, na dat haastige vertrek uit het diensthuis. Met alle respect voor dat paasmaal, wij willen méér! Eten zoveel als je wilt. Ze rijzen de pan uit: de all-inclusive restaurants. Voor een x-bedrag kun je net zoveel eten als je maar op kunt. Lekker toch? Ja, heel lekker. Maar wee de samenleving die dag in daag uit zo veel eet als maar mogelijk is. Zwaarlijvigheid is het gevolg. Je krijgt je eigen lichaam niet meer door de woestijn getild… En dat zal toch wel moeten, wil je verderkomen in de richting komen van Kanaän. Als we iets van waarde dienen over te dragen aan een nieuwe generatie, dan toch ook wel die van soberheid. Er is niets tegen lekker eten en drinken. Integendeel, wie God ervoor dankt, kan er volop van genieten! Maar het moet geen verslaving worden, geen kinderlijke drang tot volpropperij. Niet alleen omdat dat te duur zou zijn – dat ook; het is niet bepaald solidair met de rest van de wereld! – maar ook omdat het schadelijk is voor je eigen gezondheid. Dat mag je de samenleving die het betalen moet, niet aandoen! Te veel eten is een vorm van diefstal.
Zij hebben zich als kinderen misdragen, zij hebben Gods geduld bestormd met vragen, vragen om steeds andere zegeningen; Hij die uit rotsen water deed ontspringen, kan Hij in deze barre eenzaamheid ook voedsel geven, tafels toebereid?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
HEIDE115
|
Berichten: 1156
|
Geplaatst: donderdag 28 juni 2012, 00:44
|
|
|
MARIO216 schreef: | Maandag 25 Juni, Psalm 77: 17-21; Uw pad was door de golven.
Je ogen moeten ervoor opengaan, zeggen we dan. Dat is goed en vroom gezegd. Om iets van God te begrijpen dien je het licht van de Geest te ontvangen. De doop is er een teken van: het water wast niet alleen de zonden van je ziel, maar ook het slijk van je ogen. ‘Een ding weet ik, dat ik blind was, maar nu kan zien!’, zei de blindgeborene toen Jezus hem had aangeraakt. Toch ziet wie kan zien een andere kant van de medaille. Met evenveel recht kan ik stellen dat je om God te begrijpen juist niets moet willen zien. Dat komt naar voren in de psalm van vandaag. Wie van blinde ziend ie geworden en oog heeft gekregen voor de wonderlijke gangen van de Allerhoogste, die ziet dat Hij vóór zijn volk uit door het water is getrokken. Tot tweemaal toe: de woestijn in en de woestijn uit. ‘God staat aan het begin en Hij komt aan het einde’, zo zongen we met Jan Wit. Van de wieg tot het graf gaat Hij je voor. Alleen – en dat is nu het wonderlijke – je ziet er niets van. Je moet, je mag het gelóven. Je ziet er, althans later, niets meer van! Toen, op dat moment, ja toen zag je het dat het water week, dat er een muur van water was, een pad door de golven. Vrij en ongehinderd kon je verder. Maar toen later de twijfels kwamen (zou het waar zijn?), toen was er van dat pad niets meer te zien. Gods voetstappen staan in de zee! De vaak zeer depressieve William Cowper dichtte dan ook: ‘God gaat zijn ongekende gang / vol donkre majesteit, / die in de zee zijn voetstap plant / en op de wolken rijdt.’ En wij zingen hem na, met woorden van de psalm:
God, uw pad was door de golven. Waatren hebben het bedolven en uw voetspoor uitgewist: geen die nog uw treden gist. Maar Gij gaaft een goed geleide aan het volk dat Gij bevrijdde: Mozes en Aärons hand Voerde ’t in een veilig land. |
Amen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 28 juni 2012, 20:48
|
|
|
Donderdag 28 Juni, Psalm 78: 19-31; Het brood der engelen.
‘Niet het vele is goed, maar het goede is veel.’ Aan die wijsheid hebben we vandaag genoeg. Kwaliteit gaat voor kwantiteit. Trouwens, wat te veel is, gaat toch maar bederven. Dat ontdekten de Israëlieten in de woestijn. Behalve aan het vlees van kwartels, die in grote zwermen op het kamp neerdaalden, kon men zich te goed doen aan manna. Elke morgen lag het overal rondom, als rijp, als dauw. Brood der engelen! Iedereen mocht zoveel nemen als nodig was. Niet minder, niet meer. Bewaren was er niet bij. Wie het wel deed, kon de volgende dag z’n neus dichtknijpen: het restant zat vol wormen en stonk een uur in de woestijnwind. Dat brood der engelen heeft dus maar een beperkte houdbaarheid. Het is ermee als met het brood van de heilige tafel: hamsteren heeft geen zin. Je moet er elke keer weer je hand voor ophouden. Dagelijks leven wij van genade. Niet voor niets leerde Jezus ons bidden: Geef ons heden ons dagelijks brood. Let wel, over beleg is nooit gesproken. De engelen zullen ook wel niet al te veel op hun brood krijgen, want als engelen moet je soepel zijn van lijf en leden, en zeker niet al te zwaar. Engelen moeten licht zijn. Vermoedelijk is in de hemel alles ‘light’. En ook een mens op weg naar Kanaän moest dagelijks maar genoegen nemen met dat lichte engelenbrood. Het mag dan een beetje eentonig zijn, dat hemelse menu, alles is beter dan de zogenaamde overvloed van Egypte. Als die er al was, had je geen tijd ervan te genieten. Dank God dat Hij ons redt uit een samenleving waarin te hard wordt gewerkt om meer te kunnen eten dan goed voor ons is. Dank God voor de reis naar het beloofde land, voor de woestijn van alledag, waarin de kleinste, onooglijkste korreltjes niet voor niets mogen heten: het brood der engelen!
Zo heeft zich toen des Heren toorn verheven, omdat zij geen vertrouwen wilden geven aan Hem, hun Heer, en toch deed Hij de deuren des hemels open, deed wolken scheuren. Zo dauwde voor hun voeten manna neer, het brood der englen, gave van de Heer.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 29 juni 2012, 20:53
|
|
|
Vrijdag 29 Juni Psalm 78: 32-41; Als een weerspannig kind.
Moeten er dan eerst doden vallen? Ja, blijkbaar moeten er eerst doden vallen, wil duidelijk worden waar onze dwaasheid toe leidt. Dat ‘moet’ natuurlijk helemaal niet – stel je voor, God is geen God van doden, maar van levenden! – maar bij wijze van spreken ‘moet’ dat. Blijkbaar hebben wij, eigenwijze kinderen, zulke harde lessen nodig. Overigens, het is goedbeschouwd niet God die zijn kinderen, maar het kwaad dat zichzelf straft. Er zijn er die zich zo volvreten dat het hun dood wordt! Overdaad schaadt. De Thora speelt soms verstoppertje in eenvoudige volkswijsheden. En dan komt ook een ander gezegde aan het licht: Nood leert bidden. ‘Zodra er doden vielen, zochten zij God, zij kwamen tot inkeer en verlangden naar hem.’ Hoe verkeerd is dat? In het geheel niet! Het is een aloude verhaal van de verloren zoon. Geen verwijt valt hem ten deel, zodra hij op het ouderlijk erf arriveert. Integendeel, zijn vader maakt er een feest van! Het is alleen ‘zonde’ al die verspilde moeite, dat verspilde geld, die verspilde energie. Hard werken om je vol te eten en vol te kunnen drinken, met als gevolg dat je lichaam het niet langer aankan – zonde! Beter is het te bidden vóórdat de nood zich aandient. Bidden om lef om nee te kunnen zeggen omwille van je lijf. Bidden om de gave van de onthouding. Wie zich niets onthoudt, vergeet iets: zichzelf. Wie zich onthoudt, houdt alles: zijn gezondheid, zijn ziel, zijn zaligheid.
Hij was genadig en Hij bleef hen dulden, Hij hield zijn toorn terug, vergaf hun schulden. Hij was hun broze menselijkheid indachtig, hoe sterfelijk ze zijn en hoe onmachtig, een ademtocht, voortvluchtig als de wind. Hij zag zijn volk als een weerspannig kind.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op vrijdag 29 juni 2012, 21:51
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 30 juni 2012, 07:01
|
|
|
Zaterdag 30 Juni, Psalm 78: 42-51; Vergeten.
Stel je eens voor dat wij dat deden:dat wij alle monumenten ter herinnering aan de bevrijding na de Tweede Wereldoorlog in 1945 zouden opruimen. Het Nationaal Monument op de Dam gesloopt, de herinneringsplek op de Waalsdorpervlakte opgedoekt, geen vlaggen meer uit op 5 mei; je moet er niet aan denken. Zo ongeveer handelt Israël niet lang na de bevrijding uit Egypte. ‘Zij dachten niet aan zijn helpende hand, aan de dag dat hij hen verloste van hun belager.’ Het is een en al ondankbaarheid wat de woestijnklok slaat. Ontevredenheid voert de boventoon, gemopper en miezer zijn de gidsen naar de toekomst. Maar met zulke begeleiders kun je de toekomst wel vergeten! De gidsen Ach en Wee hebben nog nooit iemand het beloofde land gebracht. ‘Blijschap valt licht ten offer aan ontwijding’, zo zingt de psalmberijming. Mij dunkt, dat zij diepzinnige woorden. Wie het heilige onwijdt moet doorvoor blijdschap als offer brengen. Met andere woorden, je verliest de vreugde wanneer je het heiligste met voeten vertrapt. En dat kon nog wel eens typerend zijn voor onze ontevreden, overdreven consumerende samenleving: wij verliezen de vreugde! De verst reis is al niet meer avontuurlijk meer, de royaalste maaltijd niet spectaculair genoeg, het nieuwste genotmiddel niet voldoende voor een volgende kick. Israël vergat hoe Egypte geslagen werd: tien plagen kregen ze verwerken, de slavendrijvers van dat diensthuis. Zou het Israël, zou het óns anders vergaan? Al zouden alleen maar de vreugde verliezen, dan verloren we eigenlijk compleet onze menselijkheid. En daarom: laten we gedenken hoe de Eeuwige ons heet bevrijd. Laten we Pasen vieren!
Mijn God, hoe snel vergeet men zijn bevrijding. Blijdschap valt licht ten offer aan ontwijding. Gij Heer, die heilig zijn en heilig voorging, vergeten zijn uw heil en uw verhoring bij ’t volk dat nu schoorvoetend verder trekt, maar eenmaal door uw hand werd opgewekt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
DJES101
|
Berichten: 240
|
Geplaatst: zaterdag 30 juni 2012, 07:35
|
|
|
MARIO216 schreef: | Zaterdag 30 Juni, Psalm 78: 42-51; Vergeten.
Stel je eens voor dat wij dat deden:dat wij alle monumenten ter herinnering aan de bevrijding na de Tweede Wereldoorlog in 1945 zouden opruimen. Het Nationaal Monument op de Dam gesloopt, de herinneringsplek op de Waalsdorpervlakte opgedoekt, geen vlaggen meer uit op 5 mei; je moet er niet aan denken. Zo ongeveer handelt Israël niet lang na de bevrijding uit Egypte. ‘Zij dachten niet aan zijn helpende hand, aan de dag dat hij hen verloste van hun belager.’ Het is een en al ondankbaarheid wat de woestijnklok slaat. Ontevredenheid voert de boventoon, gemopper en miezer zijn de gidsen naar de toekomst. Maar met zulke begeleiders kun je de toekomst wel vergeten! De gidsen Ach en Wee hebben nog nooit iemand het beloofde land gebracht. ‘Blijschap valt licht ten offer aan ontwijding’, zo zingt de psalmberijming. Mij dunkt, dat zij diepzinnige woorden. Wie het heilige onwijdt moet doorvoor blijdschap als offer brengen. Met andere woorden, je verliest de vreugde wanneer je het heiligste met voeten vertrapt. En dat kon nog wel eens typerend zijn voor onze ontevreden, overdreven consumerende samenleving: wij verliezen de vreugde! De verst reis is al niet meer avontuurlijk meer, de royaalste maaltijd niet spectaculair genoeg, het nieuwste genotmiddel niet voldoende voor een volgende kick. Israël vergat hoe Egypte geslagen werd: tien plagen kregen ze verwerken, de slavendrijvers van dat diensthuis. Zou het Israël, zou het óns anders vergaan? Al zouden alleen maar de vreugde verliezen, dan verloren we eigenlijk compleet onze menselijkheid. En daarom: laten we gedenken hoe de Eeuwige ons heet bevrijd. Laten we Pasen vieren!
Mijn God, hoe snel vergeet men zijn bevrijding. Blijdschap valt licht ten offer aan ontwijding. Gij Heer, die heilig zijn en heilig voorging, vergeten zijn uw heil en uw verhoring bij ’t volk dat nu schoorvoetend verder trekt, maar eenmaal door uw hand werd opgewekt. |
AMEN
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
SHANITA130
|
Berichten: 7083
|
Geplaatst: zaterdag 30 juni 2012, 08:31
|
|
|
MARIO216 schreef: | Zaterdag 30 Juni, Psalm 78: 42-51; Vergeten.
Stel je eens voor dat wij dat deden:dat wij alle monumenten ter herinnering aan de bevrijding na de Tweede Wereldoorlog in 1945 zouden opruimen. Het Nationaal Monument op de Dam gesloopt, de herinneringsplek op de Waalsdorpervlakte opgedoekt, geen vlaggen meer uit op 5 mei; je moet er niet aan denken. Zo ongeveer handelt Israël niet lang na de bevrijding uit Egypte. ‘Zij dachten niet aan zijn helpende hand, aan de dag dat hij hen verloste van hun belager.’ Het is een en al ondankbaarheid wat de woestijnklok slaat. Ontevredenheid voert de boventoon, gemopper en miezer zijn de gidsen naar de toekomst. Maar met zulke begeleiders kun je de toekomst wel vergeten! De gidsen Ach en Wee hebben nog nooit iemand het beloofde land gebracht. ‘Blijschap valt licht ten offer aan ontwijding’, zo zingt de psalmberijming. Mij dunkt, dat zij diepzinnige woorden. Wie het heilige onwijdt moet doorvoor blijdschap als offer brengen. Met andere woorden, je verliest de vreugde wanneer je het heiligste met voeten vertrapt. En dat kon nog wel eens typerend zijn voor onze ontevreden, overdreven consumerende samenleving: wij verliezen de vreugde! De verst reis is al niet meer avontuurlijk meer, de royaalste maaltijd niet spectaculair genoeg, het nieuwste genotmiddel niet voldoende voor een volgende kick. Israël vergat hoe Egypte geslagen werd: tien plagen kregen ze verwerken, de slavendrijvers van dat diensthuis. Zou het Israël, zou het óns anders vergaan? Al zouden alleen maar de vreugde verliezen, dan verloren we eigenlijk compleet onze menselijkheid. En daarom: laten we gedenken hoe de Eeuwige ons heet bevrijd. Laten we Pasen vieren!
Mijn God, hoe snel vergeet men zijn bevrijding. Blijdschap valt licht ten offer aan ontwijding. Gij Heer, die heilig zijn en heilig voorging, vergeten zijn uw heil en uw verhoring bij ’t volk dat nu schoorvoetend verder trekt, maar eenmaal door uw hand werd opgewekt. |
Ja, de vreugde verliezen is wel heel erg, kan je nergens blij om zijn en van genieten. Ja, dan verlies je eigenlijk ook je menselijkheid.
Daarom altijd denken aan hoe God ons heeft bevrijd!
Amen
Laatst aangepast door
|
SHANITA130
|
op zaterdag 30 juni 2012, 08:32
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 1 juli 2012, 09:36
|
|
|
Zondag 1 Juli, Psalm 78: 52-64; Kinderen voor zijn ogen.
‘Het is God verzoeken!’, zeggen wij, als een stuntman iets heel gewaagds onderneemt. God verzoeken. Hem testen op betrouwbaarheid. Kijken hoever zijn barmhartigheid reikt. God beproeven – het is ons ten enenmale verboden. Streng verboden. Gij zult de Heer, uw God, niet verzoeken. ‘Stel de Heer, uw God, niet op de proef, zo citeert Jezus de Schrift, als Hij in de woestijn door de duivel wordt beproefd. En als Hij dat zo zegt, denkt Hij vast en zeker aan die andere woestijn, waarin eens Israël was, de wildernis tussen Egypte en Kanaän. Daar deed Israël vrijwel niets anders. De Israëlieten beproefden God. Het was voor de Allerhoogste één grote beproeving. Nu eens wilden ze dit, dan weer dat. Een kleuterklas, een puberclub – geen beloofd land met te bezeilen. Maar de Eeuwige is geen doetje. Hij is geen vader die de boel de boel laat lopen. Hij roept de mensen ‘als kinderen voor zijn ogen’. Wij zullen ons moeten laten Hij is geen vader die de boel laat lopen. Hij roept de mensen ‘als kinderen voor zijn ogen’. Wij zullen ons moeten verantwoorden voor alles wat we tussen uittocht en intocht hebben gedaan. Het laatste oordeel, zo heet dat in het evangelie. Meer dan eens brengt Jezus zelf dat oordeel ter spraken. Alles wat wij doen en laten komt eenmaal aan het licht van het gericht. Is dat niet een afgrijselijke gedachte? Dat hangt ervan af. Het is óók een blij vooruitzicht: God laat niet over zich heenlopen. Niet eindeloos zal het onkruid voortwoekeren op de wereldakker. Wij mensen kunnen de Eeuwige niet eindeloos aan het lijntje houden. Dat is God verzoeken – en dus streng verboden. Hij beproeft ons. Wij Hem niet. Wij hebben ons maar aan zijn regels te houden.
Opstandig tegen God, die uit den hoge de mensen roept als kindren voor zijn ogen, verlieten zij het spoor van hun bestemming als rukten zij zich los uit een omklemming; als een vroegtijdig afgeschoten pijl, ontrouw als steeds, verwierpen zij hun heil.
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|