Auteur |
Bericht |
|
ZEELAND736
|
Berichten: 4863
|
Geplaatst: vrijdag 11 mei 2012, 12:38
|
|
|
LEANNE226 schreef: | Bedankt Mario,dat je de bemoedigingen steeds weer plaatst! |
Wat fijn dat je dit doet...het is waar...het is zo ""gewoon"" geworden, maar het is goed om elke dag dit weer te mogen lezen...op te merken en te ervaren...Ook van mij bedankt Mario!!!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 11 mei 2012, 17:52
|
|
|
Vrijdag 11 mei, Psalm 56: 13-14; Wandelen en ademhalen.
Wandelen en ademhalen… Er zijn van die dagen, waarop alles volmaakt is. Een lichte lucht, de bomen in bloei, bloemen in de bermen: voorjaar op en top. En dan wandelen! En ademhalen! De paden op, de lanen in. Even niet meer denken aan het werk van alledag, even niet meer piekeren over die berg problemen, even helemaal niets meer dan alleen de blauwe lucht en de stralende hemel… Zo voorjaarsachtig is de toon van de psalm op het eind. De dichter is weer vrij man. Uit dat zwarte gat bij de Filistijnen is hij gered, door zijn Held: de Allerhoogste. Als een godsgeschenk heeft hij het ervaren: vrijgelaten zijn. Van gekkigheid wist hij niet meer wat hij moest denken en doen. Dat is voorbij, de toekomst ligt weer open. En onder een stralende hemel loopt David de morgen in, wandelend onder Gods hoede, in het licht dat leven heet. Waarom beleven wij zo weinig van dit soort dagen? Als je ziek bent, hoogbejaard of ernstig gehandicapt, heb je geen keus. Dan ben je misschien zelfs gekluisterd aan huis of bed. Maar als je het doen kunt, gezond van lijf en leden, waarom doe je het dan niet? Waarom dan toch altijd maar die bureaustoel, die werkbank, dat autostuur? Breek uit dat zwarte gat van alledag en zoek de zonzij! Het is mei, lente en zomer zijn voorbij voor je er erg in hebt – vergeet wat achter je ligt en houd het oog gericht op de toekomst van God! Hij doet ons wandelen, ademhalen, Hij doet ons leven in Zijn licht. Zijn Naam zij lof en dank en alle eer!
Geloften heb ik toegezegd, mijn God, U die van aanstoot hebt verlost mijn voet, laat mij nu voor de redding van de dood lofoffers U betalen. Geprezen zijt Gij, Heer, die telkenmale de zon van uw gelaat voor mij deed stralen, dat ik mag wandelen en ademhalen in ’t licht dat leven doet!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 12 mei 2012, 00:22
|
|
|
Zaterdag 12 Mei, Psalm 57: 1-6; Mijn ziel geborgen.
Deze psalm is in een spelonk geschreven. Althans, dat staat boven de psalm: ‘Van David, toen hij voor Saul was gevlucht in een spelonk.’ Nu weet je het met die opschriften maar nooit: ze kunnen ook later boven zo’n psalm zijn geplaatst, omdat de samensteller van Israëls liedboek dacht dat de inhoud van de psalm wel mooi overeenkwam met een gebeurtenis uit de geschiedenis. Het kan ook zijn dat dit lied al eerder werd geschreven, maar in die spelonk gezongen werd. Wat maakt het uit? Ik neem het maar zoals het er staat: dit lied is als een gebed gebeden en dan in een spelonk. In gedachten zie ik het voor me: David in het halfduister, de rotswanden om zich heen, links en rechts, achter, boven en beneden. Alleen aan de voorkant is licht. Licht en uitzicht. Maar waarop? Uitzicht op angst, op een volgende vluchtpoging, uitzicht op de dood. In zo’n beklemmende situatie zingt David dit gebed. Hij heeft reden genoeg om zijn angsten uit te gillen. Leeuwen en beren ziet hij, met tanden als speren en pijlen. Hun tong: een geslepen zwaard. Argumenten genoeg om te trillen als een bevend riet. Maar niets daarvan, direct al aan het begin krijgt dit lied de klank van een credo. ‘Bij u is mijn leven geborgen.’ Het is net alsof de donkere beklemming van die spookachtige spelonk compleet wegvalt. Een ijskoude spelonk? Welnee, de warme omarming van vleugels! Hier schuilt een mens als een kuikentje onder de kloek. Hier duikt een klein duifje weg onder de uitgestrekte vleugels van de moedervogel. ‘In de schaduw van uw vleugels zal ik schuilen, tot het doodsgevaar is geweken is.’ Zelfs in een donkere spelonk kan een mens zich geborgen weten. Dat gold David, toen. Dat mag ook gelden voor ons, nu. En laten we wel wezen: het zou niet de eerste keer zijn dat iemand uit een spelonk opstond en stralend de morgen inliep…
Wees mij genadig, Heer, wees mij nabij, want bij U schuil ik, sta mij toch terzij, alleen bij U weet ik mijn ziel geborgen. In uwer vleuglen schaduw berg ik mij, tot d’ onheilsnacht wijkt voor de nieuwe morgen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 13 mei 2012, 09:41
|
|
|
Zondag 13 Mei, Psalm 57: 7-12; Zekerheid.
Zekerheid? Kan een mens ooit ergens zeker van zijn? Wij blijven toch tot aan het eind van ons leven onrustig, opgejaagd, een speelbal van machten en krachten die sterker zijn dan wijzelf? En bovendien, wie kan zeker zijn van zijn geloof? Is het niet God die ons leven beoordelen zal? Wie zijn wij dan wel om boven een overlijdensbericht te vermelden dat die en die overleden in de zekerheid des geloofs? Kan een mens er wel op gerust zijn dat alles goed is, goed bij God, goed voor tijd en eeuwigheid? ‘Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust…’ Als dat maar geen valse gerustheid is! Als dat maar niet uitloopt op een dodelijk debacle: met een ingebeelde hemel voor eeuwig naar de hel! Je komt in die oude liederen Israël van alles tegen: twijfel en aanvechting, verdriet en opstandigheid, moedeloosheid en verbittering. Toch verliezen de psalmen zich zelden of nooit in dit soort somberheid. Integendeel, telkens schittert daar, de ene keer sterker dan de andere keer, het morgenrood van Gods genade. Een mens kan aan zichzelf twijfelen, aan de kracht van zijn geloof, aan de oprechtigheid van zijn toewijding, maar je bent toch wel heel ver van huis als je gaat twijfelen aan de oprechte bedoelingen van de Eeuwige! Als ik nergens rust meer vind, ben ik welkom bij Hem. Als ik nergens zekerheid meer verkrijgen kan, schenkt Hij mij vrede. Daarvan wil ik graag hoog opgeven. Daar zal ik een boekje over opendoen, een zangbekje, een complete liedbundel! Halleluja!
In U, Heer, heeft mijn hart zijn zekerheid, U wil ik loven, die mij hebt bevrijd. Ziel, maak u op, den Here groot te maken, gij harp en lier, toon dat gij vrolijk zijt, doe met uw lied het morgenlicht ontwaken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 14 mei 2012, 17:27
|
|
|
Maandag 14 Mei, Psalm 58; Het bewaarde loon.
Wat ik met deze psalm aan moet! Geen idee! Het is een en al wraak wat de klok slaat. Het gaat weer eens over de godloochenaars – de brute beulen die geen rekening houden met God, en zijn gebod, hoe vroom ze misschien ook de tempelpaden platlopen. Het gaat over mensen die als slangen zijn, giftig en venijnig. Het gaat over mensen die als beesten tekeergaan, je kapotbijten, je verscheuren. Deze psalm is één gebed, één schreeuw tot de levende God: om daar iets tegen te doen. Om wraak te nemen. Om die machomannen nu eens toontje lager te laten zingen. Wat denken ze wel? Dat ze zomaar, naar eigen believen, de wereld naar hun hand kunnen zetten? God, laat ons weten dat er nog recht is op aarde! De dichter ziet het al voor zich: eindelijk gerechtigheid! En alom vreugde, omdat men zal inzien dat de rechtvaardige wordt beloond, en dat er toch een God is die recht doet op aarde. ‘Zijn loon wordt voor zijn knecht bewaard.’ Het bewaarde loon. Dat is – in de berijmde psalm – een prachtige gedachte! Het loon wordt bewáárd! Als ik dit niet kon geloven, zag ik geen hand voor de ogen meer. Dan zag ik alleen nog lijken op straten en pleinen, op apèlplaatsen en achter gaskamers – in Auswitz, in Birkenau, in Dachau. Dan kon ik alleen nog maar schreeuwen, krijsen, vloeken, als mij de ellende overkwam waaraan de dichter van deze psalm denken moet. De psalm soebat de Allerhoogste om geen halve, maar hele maatregelen te nemen. Totale uitroeiing is wel het minste… Mag ik, mens die de Messias kent, zo bidden, zo krijsen, zo vloeken, denkend aan de Rechtvaardige, die bad toen hij opgehangen werd? Ik mag in elk geval weten: elders, in hoger handen, is ons loon wel bewaard!
Uw knechten zullen zich verblijden: het is uw wraak die leven doet. Verloren gaat het schuldig bloed. Godslasteraars hebt Gij doen lijden. Gewis, God spreekt zijn recht op aard, zijn loon wordt voor zijn knecht bewaard.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 14 mei 2012, 17:28
|
|
|
Maandag 14 Mei, Psalm 58; Het bewaarde loon.
Wat ik met deze psalm aan moet! Geen idee! Het is een en al wraak wat de klok slaat. Het gaat weer eens over de godloochenaars – de brute beulen die geen rekening houden met God, en zijn gebod, hoe vroom ze misschien ook de tempelpaden platlopen. Het gaat over mensen die als slangen zijn, giftig en venijnig. Het gaat over mensen die als beesten tekeergaan, je kapotbijten, je verscheuren. Deze psalm is één gebed, één schreeuw tot de levende God: om daar iets tegen te doen. Om wraak te nemen. Om die machomannen nu eens toontje lager te laten zingen. Wat denken ze wel? Dat ze zomaar, naar eigen believen, de wereld naar hun hand kunnen zetten? God, laat ons weten dat er nog recht is op aarde! De dichter ziet het al voor zich: eindelijk gerechtigheid! En alom vreugde, omdat men zal inzien dat de rechtvaardige wordt beloond, en dat er toch een God is die recht doet op aarde. ‘Zijn loon wordt voor zijn knecht bewaard.’ Het bewaarde loon. Dat is – in de berijmde psalm – een prachtige gedachte! Het loon wordt bewáárd! Als ik dit niet kon geloven, zag ik geen hand voor de ogen meer. Dan zag ik alleen nog lijken op straten en pleinen, op apèlplaatsen en achter gaskamers – in Auswitz, in Birkenau, in Dachau. Dan kon ik alleen nog maar schreeuwen, krijsen, vloeken, als mij de ellende overkwam waaraan de dichter van deze psalm denken moet. De psalm soebat de Allerhoogste om geen halve, maar hele maatregelen te nemen. Totale uitroeiing is wel het minste… Mag ik, mens die de Messias kent, zo bidden, zo krijsen, zo vloeken, denkend aan de Rechtvaardige, die bad toen hij opgehangen werd? Ik mag in elk geval weten: elders, in hoger handen, is ons loon wel bewaard!
Uw knechten zullen zich verblijden: het is uw wraak die leven doet. Verloren gaat het schuldig bloed. Godslasteraars hebt Gij doen lijden. Gewis, God spreekt zijn recht op aard, zijn loon wordt voor zijn knecht bewaard.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 15 mei 2012, 17:11
|
|
|
Dinsdag 15 Mei, Psalm 59: 1-10; Aan U houd ik mij vast.
Het gaat over honden, in deze psalm. Zou de dichter daar zijn familieleden mee bedoelen? Het opschrift boven de psalm verwijst naar David, op de vlucht voor zijn schoonvader Saul. Van je familie moet je het maar hebben… De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat je het met die opschriften boven de psalmen nooit helemaal zeker weet. Zijn ze er pas veel later boven gezet, om de psalm een beetje te duiden en van een algemeen lied een specifiek gedicht te maken? Dat zou best eens kunnen. Maar het doet er allemaal niet zoveel toe. De zaak waar het omgaat is duidelijk: er zwerven vijanden rond, als grommende straathonden. Je ziet het voor je: Joden, omringd door de nazi’s van alle tijden; vrouwen, gedwongen als troostmeisjes Japanners te vermaken; zwarten in Amerika, belaagd door de leden van de Ku Klux Klan. Het houdt maar niet op, het is een repeterende breuk, elke dag kun je het weer in de kranten lezen. Honden zijn het, valse herders, terriërs, die terroristen. Maar David, dat schaap ter slachting, die weerloze, goede herder uit Bethlehem, hij weet waar hij zijn heil kan vinden. Waar dan? Bij Hem die om al die beestachtige bruutheid lacht! Lácht God om wat mensen wordt aangedaan? Lacht God om concentratiekampen, om honger en dorst, om vervolgingen en martelingen? Drijft de Eeuwige de spot met de bittere ernst van menselijke wreedheden? Ja en nee. Hij huilt om wat mensen wordt aangedaan. Maar Hij lacht om die honden, om hun grootspraak, hum humbug, hun grote bekken en hun geblaf. Bij zo’n God kan ik me veilig weten. Aan zo’n God houd ik mij vast!
Ja, U mag ik mijn sterkte noemen, mijn vaste burcht, U wil ik roemen! Treed met uw heil mij tegemoet, Gij, die het kwaad hen boeten doet. Doe niet terstond die trotsen sterven, maar laat ze dolen, laat ze zwerven, opdat mijn volk het niet vergeet, maar van uw trouw, uw oordeel weet.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 16 mei 2012, 19:59
|
|
|
Woensdag 16 Mei, Psalm 59: 11-18; Voor U wil ik zingen.
Zingen! Mooie remedie tegen blaffende honden... Zeker! Wat kun je beter doen, als je omsingeld wordt, belaagd, aangevallen? Zíngend blijf je op de been! De dichter van de psalm roept om wraak. Nee, hij slaat er niet zelf met de botte bijl op los. De psalm roept niet op tot een heilige oorlog. De psalm doet alleen een beroep op de hoogste Rechter. Die oordeelt, die beslist. En als Hij het nodig vindt dat er gestraft wordt, is Hij God genoeg om die straf dan ook zelf te voltrekken. Dat behoeven wij niet te doen. Daar zal Hijzelf wel voor zorgen. Intussen grommen de honden. Ze blaffen niet alleen, de ze bijten ook. Ze janken, omdat ze nooit verzadigd raken. Ze ruiken bloed, ze eten vlees, ze verscheuren je waar je bij staat. Ze stikken bijna in hun trots – en de dichter bidt God dat dat ook werkelijk gebeuren zal. Maar hij doet meer dan bidden. Hij zingt! ‘Ik zal uw sterkte roemen, in de morgen uw trouw bezingen.’ Zingend houdt de dichter goede moed. In God ziet hij een burcht, een sterke vesting, een toevluchtsoord. Dat is wel een loflied waard… Hij zingt! En daarin moesten wij hem maar volgen. Zeker, soms ben je gedwongen te vluchten, soms is er geen andere uitweg dan de honden van je af te slaan, misschien zie je een kans ze neer te knuppelen voordat ze hun verscheurend werk ten uitvoer brengen – maar ten diepste wijst de psalm ons een andere weg: die van het loflied. Want tegen het loflied is geen hond bestand.
Als honden die hun prooi begeren hoort men ze ’s avonds wederkeren en grommend gaan de stadsmuur rond: niet een van hen, die voedsel vond. Maar ik bezing uw grote daden, Prijs elke morgen uw genade, want Gij zijn in benauwenis de burcht die mijn vertrouwen is.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 17 mei 2012, 08:45
|
|
|
Donderdag 17 Mei, Psalm 60; Bijstand in de strijd.
In de psalmberijming van Martinus Nijhoff zijn alle aanduidingen van plaatsen en volken gesneuveld. Het gaat nu over het noorden en het zuiden, maar niet over Sichem en Sukkot, over Moab en Edom. Dat is allemaal heel goed bedoeld en het maakt zo’n psalm wat geschikter voor de samenzang in de christelijke gemeente, maar toch… In de psalm worden Israëls vijanden men naam en toenaam genoemd genoemd, op de man af. Neem nu alleen al die naam Edom – daar klinkt een wereld aan vijandschap in mee. Ik zie Ezau, die Jakob het leven zuur maakt. Ik zie Haman, die in de dagen van koningin Ester zo graag de Joden stuk voor stuk had uitgeroeid. Ik zie Herodes, ook een Edomiet, de kindermoordenaar van Bethlehem… Over al deze concrete vijanden gaat het, in deze psalm. En wat wordt er nu over al die concrete, met naam en toenaam genoemde vijanden gezegd? Dat de Eeuwige hen zal vertrappen! Toe maar! Jazeker, toe maar! Want wat had je anders gewild? Dat God dat tuig nog rustig een eeuw of langer zou laten roven, plunderen en moorden? Daar mag toch wel eens een keer een eind aan komen? En als nu bekeringspogingen niet lukken, als goedwillendheid niet helpen wil, mag het dan misschien met harde hand? ‘Met God zullen wij triomferen, hij zal onze vijanden vertrappen.’Hij! Niet wij, maar Hij zal het doen. En daarom zullen wij, wij mensen, triomferen. Reken maar dat dat te zijner tijd een feest zal zijn!
Wie voert mij met een vaste hand tot in het hart van ’s vijands land? O God, die ons verstoten had, trek met ons uit, wijs ons het pad, want mensenhulp is ijdelheid. Nu God ons bijstaat in de strijd is elke heldendaad te wagen. De vijand wordt door Hem verslagen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 18 mei 2012, 08:29
|
|
|
Vrijdag 18 Mei, Psalm 61; Als een kleine vogel.
Soms ben je ver van huis. Letterlijk of figuurlijk. Soms word je verteerd door heimwee. Was het maar allemaal zoals toen, zoals vroeger. Was dat ene, die ene er nog maar… Soms ben je ver heen, ver van God, ver van jezelf. Wat kun je dan verlangen naar vroeger, toen je ervoer hoe goed het is dicht bij God te leven. In zulke momenten hunker je naar geborgenheid, naar een warm om je heen. De dichter van psalm 61 verlangt naar God, van het einde der aarde roept hij God aan. Zou dat betekenen dat hij ergens in Verweggistan zit? Of zou het betekenen dat God ver weg is? Of is het allebei aan de orde, is er fysieke ballingschap én innerlijke vervreemding tegelijkertijd? Hoe dan ook, het is alles heimwee wat de klok slaat. En waar strekt zich die heimwee naar uit? Naar de tent van de Eeuwige! Als een vogeltje zou de dichter wel naar die tent willen vliegen, naar hei heiligdom. Bedoelt hij letterlijk de tabernakel, de tempel? Of heeft hij die andere woonplaats van de Eeuwige op het oog, de hemelse tent? Wie zal het zeggen? In elk geval verlangt hij hartstochtelijk naar God. En in dat verlangen betrekt hij als in één ademtocht ook de koning. Zeg maar: de hele politiek. Want wat heb je eraan als jij, klein mensje, beschut en beschermd in de tent van de Allerhoogste rusten mag, terwijl de wereld en de complete samenleving om je heen in brand staat? Niets. Daarom breidt de dichter zijn gebed uit en neemt hij heel de politieke samenleving van zijn dagen als het ware mee op zijn wiekslag naar boven. Bidden is: omhoogvliegen, je sores opdragen, jezelf én heel de wereld waartoe wij behoren.
Laat mij als een kleine vogel schuilen mogen waar G’ uw vleuglen om mij slaat. Want Gij weet wien ik mij wijdde, dat ik zeide: Heer, Gij zijt mijn toeverlaat!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 19 mei 2012, 07:42
|
|
|
Zaterdag 19 Mei, Psalm 62: 1-5; Als het water wast.
Rust. Stilte. Het begin van deze psalm is een en al verstilling. Hier komt een mens tot rust. Hoe? Bij God. Waarom? Omdat Hij rots is, redding, vaste grond onder de wankelende voeten. Waarom wankelen die voeten? Omdat er weer eens tegenstanders zijn, haatdragende leugenaars. Laster is hun leven, leugen hun lieve lust. Ze doen alsof ze je zegenen, maar in werkelijkheid vervloeken ze je. Nee, dan is God anders. En daarom vind ik alleen bij Hem rust. Stilte. Verademing. Stilte. Juist in onze gehaaste samenleving: een levensnoodzakelijke behoefte. Rust. De meeste ongelukken en rampen ontstaan door een tekort aan stilte en rust. Met oorlogen zal het niet geheel anders zijn. Spanningen in relaties, vetes in families, ze hebben niet zelden te maken met stress, spanning, overhaast genomen beslissingen. Stilte. Rust. Waarom zou je die in een klooster of retraitecentrum zoeken als je die ook thuis kunt vinden? Zoek een rustig hoekje, lees de psalm van vandaag nog eens over – en komt tot jezelf, kom tot God, kom tot rust. Vanuit die rust sta je sterk op dagen die vol onheil zijn. Vanuit die stilte kun je een heleboel herrie verduren, het lawaai van de fabriek, het kantoor, de school, het huishouden. Met God ga je onwankelbaar, hoog boven het opkomende getij van de chaos uit.
Mijn ziel is stil tot God mijn Heer, van Hem verwacht ik altijd weer mijn heil, - op Hem toch kan ik bouwen. Ik wankel niet, want Hij staat vast: mijn toevlucht, als het water wast, mijn rots, mijn enige vertrouwen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 20 mei 2012, 11:01
|
|
|
Zondag 20 mei, Psalm 62: 6-9; Open uw hart.
Dat is zo eenvoudig nog niet: je hart openen. Ik houd mijn hart liever een beetje dicht. Niet al te veel natuurlijk, anders word je al gauw een kluizenaar, zo iemand die uitstraalt met niemand contact te willen hebben. ‘Zonderling, vreemdeling, eenling,’ heet het dan. ‘In z’n sop gaar koken’, meent het dan. Is dat wat ik wil? Nee. Maar het andere uiterste: open zijn als een boek, je ziel en zaligheid op tafel leggen? Dank u wel! Toch krijgen we in de psalm van gisteren, vandaag en morgen, nu juist dat advies. Maar, dan gaat het over Gód! ‘Open voor hem uw hart!’ Waarom zou ik voor Hem terughoudend zijn? Hij weet toch alles? Hij kent mij al, lang voordat ik mijn hart geopend heb. Eigenlijk behoef ik voor Hem mijn hart geopend heb. Eigenlijk behoef ik voor Hem mijn hart helemaal niet open te doen. Voor Hem ben ik al een open boek. Toch raadt de psalm mij aan mijn hart te openen, heel bewust, willens en wetens. Ik moet niet alleen denken wat ik denk, maar ook zéggen wat in mij omgaat, mijn hart uitstorten, de emmer van mijn ziel leegkieperen, met alles wat erin zit, goed en kwaad. En waarom moet dat dan? Dat lucht op, zegt de volkswijsheid. Vast en zeker. Wat op je hart ligt, moet je van je afpraten, van je afschreeuwen desnoods. Maar het moet ook omdat zo ontstaat war in een andere psalm de ‘verborgen omgang’ wordt genoemd: de intimiteit die kenmerkend is voor waarachtige vriendschap. Ik mag met God omgaan als met een vriend. Ik zeg Hem wat mij hoog zit. Ik open mijn hart voor Hem, omdat Hij zijn hart voor mij geopend heeft.
Voorwaar, Hij is mijn heil, mijn rots, mijn naam rust in de schutse Gods. O volk, uw God laat u niet vallen. Als gij voor Hem uw hart uitstort, Vertrouw dat gij gezegend wordt: God is een schuilplaats voor ons allen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 21 mei 2012, 21:30
|
|
|
Maandag 21 Mei, Psalm 62: 10-13; Al groeien geld en goed.
Dat lijkt mij een wijs advies: al groeien geld en goed, houd je hart ervan vrij! De dichter van de psalm heeft ervaren dat mensen over het algemeen lichter zijn dan lucht, een ademtocht gelijk. Zo ben je alweer verdwenen. Het hele leven is te typeren met de bekende werkwoorden ‘opgaan, blinken en verzinken.’ Lucht en leegte – zo typeert de Prediker het leven onder de zon. Op de weegschaal legt zelfs de zwaarste jongen geen gewicht in de schaal. Je gaat omhóóg, in die weegschaal van de eeuwigheid. Je wordt weggeblazen als een veertje… Niet bepaald een vrolijk geluid! Nee, maar wel een geluid dat in overeenstemming is met de realiteit. En de waarheid mag best eens gezegd worden. Al die machtige mannen en zware zusters, zwaar van het zilver en zwaar van het goud, zwaar van aandelen en spaartegoeden, ze zijn met al hun bezittingen niets anders dan één grote leugen. Winst is niet waar. Winst is bedrog. Winst is schijn. Zeker, je kunt er leuke dingen van doen, huizen mee kopen, lang op vakantie gaan, avonturen beleven – maar maakt dal leven werkelijk gelukkig? Voor je het weet branden de eurotekens in je ogen. Je kunt geen krant meer openslaan of je ogen dwalen automatisch naar de pagina met beursberichten. En bij de eerste de beste rimpeling in het economische vaarwater heb jij het gevoel dat er een storm is opgestoken… Wat een ellende, zo te moeten leven! Geef mij dan maar de rust die exclusief te vinden is bij de Eeuwige, bij Hem die ons licht maakt, licht en puur van vrede.
Zet nooit uw hart op geld of goed, zie toe dat gij geen onrecht doet, want alle macht is snel vervlogen. ’t Zij hoog of laag, ’t zij arm of rijk, gij zijt een ademtocht gelijk, lucht, in een weegschaal afgewogen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 22 mei 2012, 19:14
|
|
|
Dinsdag 22 Mei, Psalm 63: 1-4; Meer dan het leven.
Wat gaat het nu eigenlijk in het leven om? Op de een of andere manier denken maken we elkaar toch allemaal wijs dat het in dit leven op aarde om: verzadiging. Heel je bestaan hunkert naar bevrediging. We willen, al van jongs af aan, eten. We hebben een schreeuwende behoefte aan water. We willen spelen, werken, wonen. We willen seks, aandacht, liefde. We willen erbij horen, waarbij dan ook, we willen ergens bij horen. En heel ons leven lang jagen we naar deze verzadiging. We werken ons kapot om dat doet te bereiken: het gevoel te hebben dat we genoeg hebben dat we genoeg hebben gehad, genoeg van dit en genoeg van dat. Want pas zodra we dat gevoel hebben, kunnen we te zijner tijd het moede hoofd rustig neerleggen en onszelf wijsmaken dat we een goed leven hebben en meer dan verzadigd zijn. De psalmdichter prikt door die gedachte heen zoals een kind met een speld door een opgeblazen ballon heenprikt. Vergeet het maar! Je kunt zolang je leeft zoeken naar de meest uiteenlopende vormen van verzadiging en bevrediging, maar nooit en nergens zul je een zo intense vorm van zaligheid beleven als in de ontmoeting met de Allerhoogste. Waar Hij te vinden is? Op bergen en in dalen… Zeker. Maar toch vooral ‘in het heiligdom’, waar zichtbaar en tastbaar wordt gevierd dat er verzoening is, vergeving van zonden. Dat is de plaats waar je tot een extase komt die verder niets od niemand ter wereld je kan geven. Daar ontdek je: Gods liefde is meer, groter dan wat dan ook in dit leven mij bieden kan.
Een zag ik in uw tempelhof. U in uw glorie hoogverheven, Wiens gunst mij meer is dan het leven, mijn lippen stamelden uw lof. Mijn leven lang wil ik Uw prijzen, uw naam aanbidden, want Gij voedt mij met uw kracht, Gij schenkt mij moed. O Heer, ik wil U dank bewijzen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 23 mei 2012, 19:34
|
|
|
Woensdag 23 Mei, Psalm 63: 5-12; Van mij zorgen vrij.
Liggend op mijn bed denk ik aan – ja, aan wat eigenlijk? Aan God? Zo’n vrome monnik ben ik niet. Ik denk meestal aan van alles en nog wat, maar niet aan God. Ik denk aan wat ik vandaag deed en ik denk aan wat ik morgen moet doen. Ik denk aan wat ik miste, bij anderen, bij mezelf. Ik denk aan de mensen met wie ik te maken had. Ik denk aan wie mijn allernaasten zijn. Ik denk aan de dromen die ik ooit koesterde en nog altijd koester. Hoe langer je leeft, des te sterker ga je geloven dat die dromen wel nooit in vervulling zullen gaan. En toch blijf je ze dromen – wonderlijk is dat. Je zou nuu toch eens, wijs en volwassen geworden, moeten ophouden met die dromerijen, jezelf moeten toespreken en zeggen dat luchtkastelen onbetaalbaar en onuitstaanbaar zijn. Maar je doet het niet, je blijft maar dromen, je blijft piekeren, op dat bed. Soms houdt het je wakker, soms máákt het je wakker. En dan? Blijf ik liggen, hanenwakend, me opwindend vanwege de slaap die maar niet komen wil? Ga ik eruit, lees ik een boek? Of verdoe ik mijn tijd door naar de televisie te kijken, die ’s nachts laat zien wat geen mens overdag bekijken wil? Ik denk aan God. Maar anders dan de dichter doet. Ik begrijp geen snars van God. Ik vraag mij af waarom en waar hoe. Ik ben wakker. En zo moe. Misschien vergeet ik iets. ‘Wakend in een nacht prevel ik uw naam.’ En waarom dan? Omdat ik niet van Hem los kan komen. Maar vooral: omdat Hij zich niet losmaakt van mij! ‘Uw rechterhand houdt mij vast.’ Wie dat gelooft, kan slapen, - of waken, in alle rust, van alle zorgen vrij.
Wanneer ik wakend in de nacht mijn geest bij U, Heer, laat vertoeven, dan mag ik weer uw goedheid proeven; uw hulp wordt nooit vergeefs verwacht. Waar zich uw vleugels breed ontvouwden, zing ik mij van mijn zorgen vrij. Mijn ziel, Heer, is U zeer nabij. door uw hand word ik vastgehouden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 24 mei 2012, 21:30
|
|
|
Donderdag 24 Mei, Psalm 64; God zij geprezen.
‘Doe wat je wilt, gekletst wordt er toch.’ Dat zal waar zijn, maar leuk is anders. Zodra je op een bepaald moment het mikpunt ben van geroddel of het doelwit bent van kritiek, helpt dat gezegde je hooguit een klein beetje om de pijn te verdragen. Dat geroddel doet zeer in je ziel! Je zou ze, al die lieden die maar lopen te kletsen, over jou en over je diepste beweegredenen. Wat weten zij ervan? Hebben zij er ooit met jou over gesproken? Nee dus. Nooit. Ze vangen iets op, lezen slecht, verstaan er de helft maar van en breiden er vervolgens hun eigen verhaal aan vast. En dat heet dan broeder of zuster… De dichter van de psalm weet er alles van. In zijn geval gaat het zelfs om een misdadige bende, om een meute van boosdoeners. Hun tong? Zo scherp als een mes! Hun woord? Giftig en snel als een pijl. Uit verborgen uithoeken schieten ze hun pijlpunten op je af. Pijnpunten, dat worden het. En jij? Je tobt erover, elke dag. Je kunt er niet van slapen. Je ligt er wakker van, elke nacht. Maar dan: een wending, onverwachts! Alsof nu de hemel terugschiet… Hun eigen pijl blijkt een boemerang. Het gif dringt plotseling in hun eigen huid. Is er dan toch nog gerechtigheid bij de Allerhoogste? Hoe dan ook, zomaar, totaal onverwachts, is er reden om te juichen. Opnieuw is gebleken: wie bij God zijn toevlucht zoekt, die heeft, ooit op een dag, een goede reden zichzelf gelukkig te prijzen! Vroeg of laat komt toch de waarheid aan het licht. Eens zal het recht zegenvieren. Dát te geloven, geeft kracht om het vol te houden, juist als de dagen vol van onrecht zijn.
Lof zij den Heer! Laat elk Hem vrezen en spreken van zijn grote daad. Oprechten mogen vroeg en laat schuilen bij Hem en vrolijk wezen. God zij geprezen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 25 mei 2012, 20:38
|
|
|
Vrijdag 25 Mei, Psalm 65: 1-9; De stilte zingt.
Waar is nu die stilte gebleven, in de Nieuwe Bijbelvertaling? ‘U komt de lof toe.’ Geen woord over stilte. Oudere vertalingen spreken er nog van. ‘U komt stilheid toe, een lofzang…’ De psalmberijmingen weten er nog van. ‘De lofzang klimt uit Sions zalen tot U, met stil ontzag.’ Je vraagt je nu af : zit die stilte wel in de oorspronkelijke tekst? De vertalingen gaan op dit punt uiteen. De ene vertaling heeft de stilte wel, de andere niet. Kwestie van overlevering. Oorverdovend, die discussie over de stilte. Ik wil die debatten niet horen! Ze blokkeren het loflied. Ik houd het erop dat het stille ontzag van de oude berijming zo gek nog niet is. Toch zing ik deze psalm in de nieuwe berijming. ‘De stilte zingt U toe, o Here, in uw verheven oord.’ Het is – op goede gronden – in elk geval dichterlijk, aanschouwelijker, visueler: de taal van een visionair. Het is de taal van iemand die horen kan, de taal van iemand het ontzag voor de Eeuwige nog gewaarwordt in de’ Het is – op goede gronden – in elk geval dichterlijk, aanschouwelijker, visueler: de taal van een visionair. Het is de taal van iemand die horen kan, de taal van iemand het ontzag voor de Eeuwige nog gewaarwordt in de stilte. Kom daar maar eens om, in deze drukke tijden! Horendol word je – van het getetter in winkels en wachtkamer, van het getoeter in metro en trein. Het schalt de luidsprekers uit! Koptelefoontjes met blèrmuziek verjagen de laatste restanten stilte. Misschien moet je voor de stilte naar de kerk gaan, naar het heiligdom. Of wordt ook daar de ruimte volgeperst met hippe klanken? En is ook daar iemand aan het woord die niet van ophouden weet? Is er nog wel eerbied voor de Schepper van de stilte? Is er nog wel ontzag voor de Bedenker van de vogelzang? ‘De stilte zingt U toe, o Here…’Wie luisteren wil, kan het horen. Met oren van geloof.
De stilte zingt U toe, o Here, in uw verheven oord. Wij zullen ons naar Sion keren waar Gij ons bidden hoort. Daar zal men, Heer, tot u zich wenden, tot U komt al wat leeft, tot U, o redder uit ellende, die alle schuld vergeeft.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 26 mei 2012, 07:27
|
|
|
Zaterdag 26 Mei, Psalm 65: 10-14; Uw lof schalt in het rond.
Het heeft er alles van dat deze psalm een loflied is als dank voor de regen. Althans, er is sprake van bevloeiing en vruchtbaarheid. Alles druipt van overvloed! Zij die om hemelwater baden, hebben nu te doen wat zij God beloofden: voor de zegen van de regen wordt een offer van dank gebracht. En zo eindigt dan deze psalm zoals die begon: met een lofzang. Dat wil zeggen, wat werd aangekondigd, wordt nu in de praktijk gebracht. ‘U komt de lof toe!’ En wie zijn het dan die God de lof toezingen? Zijn dat de boeren, de burgers en de buitenlui? Ja, vast en zeker, die ook. Maar aan het slot van de psalm komen die niet in beeld. Daar zijn het de velden die zingen! Daar zijn het de dalen die de dank betalen. Met kudden beklede weiden, met graan getooide velden, díe zingen, die juichen elkaar toe. Je ziet het voor je: één groot festival van heuvels en dalen, weiden en akkers – ze zingen over en weer, als monniken in de kloosterkerk, stem en tegenstem, Godlof en halleluja! Zijn lof schalt in het rond. Dit alles zien wij niet meer. Op last van Brussel op stal. Uit angst voor pest blijven de kippen binnen. Het goud van groeiend graan wijkt voor minder mooi maïs. En waarom? Dat heeft allemaal te maken met centen, met de centen van ons, consumenten. Je moet wel of je wilt niet. Tenzij wij het allemaal niet meer willen… Er zou spontaan één grote protestbeweging moeten ontstaan: mensen die psalm 65 weer met eigen ogen op weiden en akkers willen zien.
Gij kroont het jaar van uw genade. Waar Gij getreden zijt tooit de woestijn zich een wade, de heuvels zijn verblijd. De weidegrond is wit van schapen, het dal van koren blond. Dit is het land door U geschapen, uw lof schalt in het rond.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 27 mei 2012, 09:41
|
|
|
Zondag 27 Mei, Psalm 66: 1-7; Droogvoets.
Natte voeten. Voor je het weet, heb je die. Letterlijk en figuurlijk. Het water van de oceanen stijgt. De dijken moeten hoger. Maar ook in ander opzicht dreigt hoog water. Soms staat het water je tot aan de lippen. Dan weet je niet meer hoe je het droog moet houden. Niet bepaald een gedachte om vrolijk van te worden… Geen oppervlakkige vertroosting kan helpen. Alleen de psalm van vandaag kan je op de hoogte brengen. Op de hoogte van de droogte! Israël heeft een God die de voeten van zijn volk droog houdt. ‘Hij heeft de zee veranderd in droog land, zijn volk trok te voet door de rivier.’ Het is in Israëls geschiedenis steeds hetzelfde liedje. Gelukkig wel! Ze houden droge voeten, de kinderen van Israël, als ze door de Rode Zee uit Egypte trekken, het beloofde land tegemoet. En later, veel later, na veertig jaren omzwerving door de woestijn, komen ze ook weer met droge voeten in Kanaän aan: het blijft staan, het water van de Jordaan! Natte voeten. Het is zeker waar: niemand ontkomt eraan. Niet alleen Israël kan erover meepraten. Ook de kerkgeschiedenis kent volop verhalen over golven vervolging, een branding van terreur. Zeeën van ellende zijn over Gods kinderen heengegaan, in de loop der eeuwen. En nog staat het water soms tot aan de lippen van hen die God liefhebben. Toch blijft het loflied van de psalm van kracht. ‘Hij heeft de zee veranderd in droog land, zijn volk trok te voet door de rivier.’ Wij hebben een God die op een dag onze natte voeten drogen zal.
Komt, ziet nu de geduchte werken die God aan mensen heeft gedaan: Hij stelde aan de waatren perken. Droogvoets zijn zij erdoor gegaan. Laat zich ons hart in Hem verblijden: God houdt de volken in het oog. Zijn rijk is over alle tijden. Gij trotsen, draagt het hart niet hoog.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 28 mei 2012, 00:46
|
|
|
Maandag 28 Mei, Psalm 66: 8-15; Heel mijn leven.
Wat je belooft, moet je ook doen. Een bekend gezegde. Maar ik hoor al protest: Dat zal zeker waar zijn, maar er wordt zoveel beloofd… Als je alles moet doen wat je ooit beloofd hebt kun je beter maar direct ophouden met ademhalen. Overdrijven is ook een kunst. En bovendien: hoe jong ben je niet als ze je van alles en nog wat laten beloven? Dat is toch niet menselijk meer! Wie in zulke filosofietjes gelooft, kan maar beter dit boek beter direct dichtdoen. Die kan trouwens heel de Bijbel maar beter direct dichtdoen. In de Bijbel is het aan de orde van de dag: geloften afleggen. Trouwens, als ik naga hoe vaak ik zelf plechtig aan God iets heb beloofd, kom ik ook een heel eind. Toen ik belijdenis deed beloofde ik de ander in mijn leven soldaat te zullen zijn in het leger van Gods liefde. Toen ik trouwde, beloofde ik de ander in mijn leven lief te zullen hebben als mijn eigen vlees en bloed. Toen we onze kinderen lieten dopen, beloofde ik hen te zullen leiden in de lichtkring van Christus en zijn kerk. En toen ik dominee werd, beloofde ik het Woord van God te zullen verkondigen en mij te verzetten tegen alle wat daartegen strijdt. Dat is nogal wat! Maar of er veel van terechtgekomen is? Wat je belooft, moet je ook doen. Misschien is deze dag een goede dag op opnieuw te beginnen. Om eindelijk te doen wat je ooit je Redder hebt beloofd.
Ik kom met gaven in mijn handen. Zie, tot uw tempel treedt uw knecht En brengt U, Heer, de offeraden, U in benauwdheid toegezegd, Brandoffers wil ik U bereiden en zoete geuren op doen gaan. Ik wil U heel mijn leven wijden: aanvaard het, neem mijn offer aan.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 29 mei 2012, 21:40
|
|
|
Dinsdag 29 Mei; Psalm 66: 16-20; Een lofzang op mijn tong.
Soms gaat het heel snel. Het ene moment zit je diep in de put. Het volgende moment zing je het hoogste lied. De dichter van deze psalm heeft ook zo’n ervaring gehad. Nauwelijks had hij om hulp geroepen of God gaf al antwoord in de vorm van redding. Alsof de Allerhoogste klaarstond om hem uit de narigheid te halen! Het zal je maar gebeuren: je hebt je mond nog niet dicht na het uiten van een klaagzang of je ontdekt dat je je mond gewoon kunt openhouden voor een loflied. Dat geeft te denken. Nee, nu bedoel ik niet te zeggen dat het er vaak heel anders aan toe gaat in de omgang met God. Meestal moet je de tijd nemen. God is geen ballenjongen, die direct na jouw missslag de bal uit het net vist. Hoe waar dat ook is, ik bedoel iets anders. Ik wil nu alleen maar zeggen dat het wijs is niet al te snel te zijn met zo’n klaaglied. Een mens denkt al gauw dat de wereld vergaat of dat op z’n minst zijn laatste uur heeft geslagen. Ik weet heel goed dat je bij God met alles wat je bezwaart, kunt aankomen. Er is geen kleinigheid te klein voor Hem. Maar of het wijs is altijd maar direct met het minste of geringste bij Hem aan te kloppen, dat is nog maar de vraag. Je zou ook rustig kunnen vertrouwen. Je zou wat langer kunnen wachten met schietgebeden en klaagliederen – in het vertrouwen dat God je leven leidt en zelfs met het slechtste iets goeds bereiken kan. Bovendien, het kan geen kwaad ook eens een tijdlang in je leven door een dal te gaan. Dan is je waardering voor het hooggebergte des te groter…
Gij die God vreest, ik zal u spreken van al wat aan mij is geschied. Nauw richtte ik tot Hem mijn smeken, of in mijn hart was reeds een lied. Zou God mij hebben willen horen, wanneer ik onrecht had beraamd? Maar Hij nam mijn gebed ter ore, Hij heeft mijn bidden niet beschaamd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 30 mei 2012, 21:14
|
|
|
Woensdag 30 Mei, Psalm 67: 1-5; Het licht van uw gelaat.
Deze psalm begint met de zegen. Althans, dat heeft er veel van. Je herkent zomaar de woorden van de hogepriesterlijke zegen. De Heer zegene u en Hij behoede u. De Heer doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. De Heer verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. Daar eindigt een kerkdienst mee. De voorganger heft dan zijn handen en zegent de gemeente, voordat deze huiswaarts gaat. Maar de psalm begint ermee. Het is alsof de dichter van dit lied er niet mee kan wachten. Alles ziet uit naar de zegen van de Eeuwige. En daar bidt hij dan maar om, direct, nog voordat een ander woord gezegd of gezongen is. Goedbeschouwd is dat ook werkelijk het begin en het einde van alles: het licht van Gods gelaat. Dan alleen kan een mens leven. Als je weet dat de Eeuwige zijn gezicht niet van ons afwendt, maar juist naar ons heeft toegewend, dán kun je verder. Als je geloven mag dat Hij tot je spreken wil, naar je kijken wil, naar je horen wil, dán ben je een gezegend mens. Als je weet dat Hij je niet donker aanziet, maar dat het licht van zijn vriendelijk gelaat in jouw richting straalt, wat heb je dan nog meer te wensen? Of dit alles geen verouderde, achterhaalde beeldspraak is? Wis en waarachtig niet! Als ik niet meer mag geloven in een God die zijn gelaat naar ons heeft toegewend, dan houdt alles op. Dit is het eerste én laatste dat ons leven doet: het geloof dat er Eén is die van mensen houdt!
God zij ons gunstig en genadig. Hij schenkt ons ’t gezegend licht dat overvloedig en gestadig straalt van zijn heilig aangezicht: opdat hier op aarde / elk uw weg aanvaarde en tot U zich wend’, zo, dat allerwegen / ieder volk de zegen van uw heil erkent.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 31 mei 2012, 22:15
|
|
|
Donderdag 31 Mei, Psalm 67: 6-8; Alle volken.
De dichter van deze psalm valt aan het eind van zijn lied in herhaling. Dat zal wel een gelovige poging zijn te bereiken wat hem hoog zit. Wat zit hem dan zo hoog? Dat de wereld de Eeuwige zal loven! Wat de dichter betreft mag dat een steeds terugkerend refrein zijn: ‘Dat de volken u loven, God, dat alle volken u loven.’ Je vraagt je onwillekeurig af of dat voor ons, christenen in de 21e eeuw, ook nog altijd een drijfveer is. Het zal ons een zorg zijn of de volken God loven. Zending? Evangelisatiewerk? Prima, als iemand daar behoefte aan heeft, laat ie gerust z’n gang gaan. Maar ik? Mij niet gezien! Je weet van tevoren al wat er komt: dat het evangelie niet te geloven is, al die verhalen over een God die de wereld bestuurt en over Jezus die zieken geneest. Waar is die macht van God die de wereld bestuurt en over Jezus die zieken geneest. Waar is die macht van God dan nú, in deze tijd? En waarom zijn er zoveel mensen ziek en sterven er ook christenen, al heel jong soms, aan allerhande ziekten? Geef daar maar eens een antwoord op… ‘Dat de volken u loven, God, dat alle volken u loven.’ Een kerk die niet werft, sterft. Niet omdat ie kleiner wordt, maar omdat een in zichzelf gekeerde kerk niet meer weet welk woord wij voor de wereld hebben. En wee de kerk die dat niet meer weet: die heeft ook geen woord meer voor zichzelf. Daarom alleen al zou je wensen dat het verlangen de volken te betrekken bij het heil, sterker wordt. Je bent toch een moordenaar, als je een doodzieke medicijnen onthoudt?
De volken zullen U belijden, o God, U loven al te zaam! De landen zullen zich verblijden en juichen over uwen naam. Volken zult Gij rechten, / hun geding beslechten in gerechtigheid, volken op deez’ aarde, / die uw arm vergaarde, die Gij veilig leidt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 1 juni 2012, 15:52
|
|
|
Vrijdag 1 Juni, Psalm 68: 1-7; Het samenzijn ervaren.
Over wat voor een god praten we dan? Over een van de vele goden die volkerenwereld rijk is? Nee, we hebben het over de Ene, de Eeuwige, de enige God die een Naam mag hebben – hoewel nu juist Hij degene is die geen naam dragen wil. Hem kun je niet in een hokje stoppen. Hij wil geen naam hebben, Hij wil een Naam zijn. Ik ben er bij, zo wil Hij heten. Waaruit dat blijkt? Hij is degene die zorgdraagt voor de armen. Eenzamen geeft Hij een thuis, gevangen doet Hij in vrijheid en voorspoed wonen. Mooi gezegd, hoor ik u denken. Prachtige poëzie, die psalm. Maar wat is de link met de realiteit? Staat al wat je om je heen ziet niet haaks op dit plaatje. Ja zeker, vaak wel, dat geef ik toe. Dus als u liever het kamp van de vijand kiest, ga gerust uw gang. Als ik maar mag blijven zingen, tegen de klippen op:
Draagt op een lied, aan Hem gewijd die spoorslags op de wolken rijdt; hoog is de Naam verheven! Hij, vader van ’t verweesde kind, bij wie een vrouw bescherming vindt in haar vereenzaamd vindt in haar vereenzaamd leven. Hij, Here in zijn heiligdom, doet wie verlaten was, weerom het samenzijn ervaren. Wie was gevangen wordt bevrijd, maar Hij verbant in eenzaamheid al wie weerspannig waren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 2 juni 2012, 07:44
|
|
|
Zaterdag 2 Juni, Psalm 68: 8-19; Gevangen de gevangenis.
Nu moet ik zomaar aan de hemelvaart van Jezus denken. Dat komt natuurlijk door dat ene couplet van deze psalm dat op deze bladzijde staat afgedrukt. ‘Zie hoe de Heer ten hemel vaart…’ Niet dat het in deze psalm over de Hemelvaartvan Christus gaat. Daar is geen sprake van. Het gaat over de Eeuwige, die als Koning van Israël zijn volk voorgaat door de woestijn, langs de Sinaï, waar Hij zijn bevelen geeft, de Tien woorden. Dan gaat het verder, dwars door de wildernis, in de richting van Kanaän. Koningen worden uiteengejaagd, de buit wordt verdeeld, de Held van de Sinaï trekt als met een stoet van machtige strijdwagens naar het heiligdom, richting Jeruzalem. Daar zal Hij Koning zijn, voor eeuwig! Goedbeschouwd trekt de berijming van de psalm dit lied dus wel heel resoluut naar de hemelvaart van Christus toe. Maar vooruit, er is iets voor te zeggen! Want Christus’ hemelvaart wás ook een triomftocht, een zegetocht van jewelste. De demonen verslagen, de duivel en de dood. De Wet vervuld, de Woorden gedaan – zo steeg de Koning der koningen op naar het heiligdom in de hemel. Deze oude psalm van Israël reikt mij woorden waarmee ik de Opgedane kan ophemelen!
O stoet van wie ik het heil bevocht en grote overwinningstocht, o Heer, die zijt geprezen! Gij God, die duizend-duizendmaal aanbeden wordt in elke taal, almachtig Opperwezen! Zie hoe de Heer ten hemel vaart, vurige wagen, vurig paard, wolk die de Heer verhulde. Gevangen de gevangenis! Hij die ons hoogst verlangen is ontvangt de hoogste hulde.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 3 juni 2012, 09:34
|
|
|
Zondag 3 Juni, Psalm 68: 20-30; Hij draagt ons leven.
Als God opstaat, zwaait er iets voor zijn vijanden. Dan zijn ze nog niet jarig! ‘God verplettert de hoofden van zijn vijanden, de harige kruinen van wie met schuld zijn beladen.’ Dat liegt er niet om. Is dit nu de goede God die hemel en aarde geschapen heeft? Is dit de Vader van onze Heer, Jezus Christus? Het lijkt wel alsof we in deze psalm met Wodan te maken hebben, met Zeus of Jupiter, met Mars en hoe al die talloze woeste goden mogen heten... Is die God van Israël, die ook onze God moet zijn, niet gewoon de zoveelste in een rijtje, een omhooggevallen stamgod, een met donder en bliksem dreigende bos- of berggod, die toevallig door een stelletje Israëlieten op een erepodium is gezet? Kerk en Israël zijn het dit betreft hartgrondig eens: dat geloven wij niet. hoe het ook precies in de loop der eeuwen is gegaan – de Bijbel is geen Handboek der Religiegeschiedenis -, Israël en Kerk (laat ik hier een betere volgorde noteren!) zijn het samen volstrekt eens: wij zien in de Naamloze God van de aartsvaders niet een god als alle anderen goden. Wij geloven dat in Hem de Eeuwige, de Ene, zich openbaart. En waarom geloven we dat? Omdat deze God de allerzwaksten dráágt! Hún vijanden doet Hij vergaan. Daaraan, zei Jezus, kun je de ware God herkennen.
God zij geprezen met ontzag. Hij draagt ons leven dag aan dag, zijn naam is onze vrede. Hij is het die ons heeft gered, die ons in ruimte heeft gezet en leidt met vaste schreden, Hij die het licht roept in de nacht, Hij heeft ons heil teweeggebracht, dat wordt ons niet ontnomen. Hij droeg ons door de diepte heen, de Here Here doet alleen ons aan de dood ontkomen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
JOL252
|
Berichten: 4097
|
Geplaatst: zondag 3 juni 2012, 09:47
|
|
|
MARIO216 schreef: | Zondag 3 Juni, Psalm 68: 20-30; Hij draagt ons leven.
Als God opstaat, zwaait er iets voor zijn vijanden. Dan zijn ze nog niet jarig! ‘God verplettert de hoofden van zijn vijanden, de harige kruinen van wie met schuld zijn beladen.’ Dat liegt er niet om. Is dit nu de goede God die hemel en aarde geschapen heeft? Is dit de Vader van onze Heer, Jezus Christus? Het lijkt wel alsof we in deze psalm met Wodan te maken hebben, met Zeus of Jupiter, met Mars en hoe al die talloze woeste goden mogen heten... Is die God van Israël, die ook onze God moet zijn, niet gewoon de zoveelste in een rijtje, een omhooggevallen stamgod, een met donder en bliksem dreigende bos- of berggod, die toevallig door een stelletje Israëlieten op een erepodium is gezet? Kerk en Israël zijn het dit betreft hartgrondig eens: dat geloven wij niet. hoe het ook precies in de loop der eeuwen is gegaan – de Bijbel is geen Handboek der Religiegeschiedenis -, Israël en Kerk (laat ik hier een betere volgorde noteren!) zijn het samen volstrekt eens: wij zien in de Naamloze God van de aartsvaders niet een god als alle anderen goden. Wij geloven dat in Hem de Eeuwige, de Ene, zich openbaart. En waarom geloven we dat? Omdat deze God de allerzwaksten dráágt! Hún vijanden doet Hij vergaan. Daaraan, zei Jezus, kun je de ware God herkennen.
God zij geprezen met ontzag. Hij draagt ons leven dag aan dag, zijn naam is onze vrede. Hij is het die ons heeft gered, die ons in ruimte heeft gezet en leidt met vaste schreden, Hij die het licht roept in de nacht, Hij heeft ons heil teweeggebracht, dat wordt ons niet ontnomen. Hij droeg ons door de diepte heen, de Here Here doet alleen ons aan de dood ontkomen. |
.............................
Laatst aangepast door
|
JOL252
|
op zondag 3 juni 2012, 09:48
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 4 juni 2012, 22:10
|
|
|
Maandag 4 Juni, Psalm 68: 31-36; Geef aan uw volk standvastigheid.
Er is bij de nieuwe berijming van deze psalm iets merkwaardigs te noteren. Ik bedoel het slot van de psalm. Zongen we vroeger, in de oude berijming, ’t Is Israëls God, die krachten geeft, van wien het volk zijn sterkte heeft’, in de nieuwe berijming is dit credo vervangen door een gebed: ‘Geef aan uw volk standvastigheid.’ Merkwaardig, want de bijbelvertalingen hebben hier niet aan een gebed gedacht. Het had gemakkelijk anders gekund, bijvoorbeeld zo: ‘Gij geeft uw volk standvastigheid.’ Heeft de nieuwe psalmberijmer deze gedachte te stellig gevonden, en er, aarzelend en behoedzaam, een gebed van gemaakt? Deze vraag brengt me bij het volgende vermoeden. Wij, christenmensen van deze tijd, wij zijn al te bescheiden geworden. Geplaagd door honderden vragen over God en de Bijbel, bestookt met duizend verwijten over kerkelijk wangedrag, wij durven niet zo goed meer. Wij durven nog wel te bidden, maar wij aarzelen te belijden dat de God van Israël kracht geeft, standvastigheid. We moesten beide doen: bidden – én hartstochtelijk geloven dat we kracht krijgen kinderen van het licht te zijn.
Gij mogendheden, zingt een lied, zingt Hem die koninklijk gebiedt, hier en in alle landen. Hij heft, zijn stem, een stem van macht – uw sterke zij Hem toegebracht, Strekt tot Hem uit uw handen. Zijn heerlijkheid en hoog bevel staan wakend over Israël, geen wankeling gedogend. Doorluchtig is uw majesteit, geef aan uw volk standvastigheid, o Here God hoogmoedigheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 5 juni 2012, 20:49
|
|
|
Dinsdag 5 Juni, Psalm 69: 1-5; In het moeras.
Het is een mooi lied: “Ik heb de vaste grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hecht…” Maar soms ben je toch die vaste grond eventjes kwijt. Neem nu de dichter van de psalm van vandaag. Het water staat hem tot aan de lippen. Elk moment kan hij worden meegesleurd door het wassende water. De bodem zakt onder zijn voeten weg. O God, ik heb geen been meer om op te staan! Wat is er dan aan de hand? Er zijn haters. En niets is zo erg als haters. Een mens kan heel wat hebben, maar als je omringd wordt door mensen die jou haten, dan ben je nergens meer. Loze verwijten. Geroddel op basis van geruchten, aanklachten op valse gronden – je zou er gek van worden. Stel je voor: ze beschuldigen je van diefstal, terwijl je nog geen kruimel hebt meegenomen! Het is alsof elke bestaansgrond je ontnomen wordt. En God? Die laat op zich wachten. Die doet er niets aan. En daar word je moe van, zo ongelofelijk moe. Je staat alleen, geen God en geen mens die in dit moeras een hand naar je uitsteekt. Menigeen begint in zo’n moeras zich aan zijn eigen haren op te trekken, als de bekende Baron van Münchhausen. Ik kan het u niet aanbevelen. Het is resultaat is meestal bedroevend. Je zinkt alleen nog maar dieper weg. Prediker zou zeggen: er is een tijd om te lachen en er is een tijd om te huilen. Het enige wat je kunt doen, dat is: geloven dat ónder het moeras op een dag toch een vaste grond te vinden is!
Red mij, o God, het water stijgt en stijgt, ik heb geen vaste grond onder de voeten. Zal ik dan in het niet verzinken moeten, in het moeras des doods, waar alles zwijgt? Ik heb geroepen tot mijn stem ’t begaf. Voortdurend heb ik naar U uitgekeken. Het diepe water wordt mij tot een graf, mijn keel is hees, mijn ogen zijn bezweken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 6 juni 2012, 21:10
|
|
|
Woensdag 6 Juni, Psalm 69: 6-16; Hartstocht.
Als diepste motief voor de haat die hem treft, ziet de dichter van deze psalm zijn hartstocht voor God. Om die reden wordt hij nu met haat overladen. In hoeverre zijn eigen dwaasheid een rol speelt, is nu nog de vraag. Op dat punt is de tekst niet helemaal duidelijk. Wel duidelijk is dat de dichter het besef heeft dat de dichter het besef heeft dat hij vooral ter wille van Gód al deze ellende moet verduren. ‘De hartstocht voor uw huis heeft mij verteerd.’ Al die mensen die het op hem gemunt hebben, zijn in feite kwaad op Gód. Ze reageren hun woede op de Eeuwige van Israël af op een van zijn dienaren. Maar wat voor kwaad heeft hij nu gedaan? Altijd heeft hij getracht ieder het zijne te geven. Maar nu heeft de woede van zijn volksgenoten zich tegen hem gekeerd. Het is alsof je het volk Israël door de eeuwen in deze psalm uitgetekend ziet. Het is alsof je Jezus, de Rechtvaardige bij uitstek, in deze psalm geschilderd ziet. Het kan zomaar gebeuren, nog altijd, opnieuw, ook in de 21e eeuw: de woede van de wereld kan zich zomaar richten op de God van Israël en op de Heer van de christelijke kerk. Voor je het weet moeten Joden en christenen het ontgelden en worden wij als schapen naar de slachtbank geleid. Het zij zo! Laat ons dan maar hartstochtelijk leven, ons om desnoods hartstochtelijk te sterven. Ons hart gaat uit naar de Levende, naar Hem die de Bevrijder is van allen die hulpbehoevend zijn. Voor zo’n God behoef je je niet te schamen. Met zo’n God kun je hartstochtelijk leven.
Het is om U dat ik word afgeweerd, om U draag ik het brandmerk van de schande, verbroken zijn de broederlijke banden, de ijver voor uw huis heeft mij verteerd. De smaad van wie U smaadt kwam op mij neer en met de vinger word ik nagewezen. Mijn rouw en tranen keren tot mij weer. In aller oog moet ik verachting lezen.
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|