Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 12 april 2012, 20:18
|
|
|
Donderdag 12 April, Psalm 43; Vleugellam.
Wat is dat toch met die altaren in de psalm? Het lijkt wel alsof die altaren, zo ongeveer het hoogste goed zijn in de beleving van de dichter… En zeker, dat is ook zo. Terecht! Dat altaar zou je kunnen beschouwen als het klokhuis van de tempel. Dat altaar is de plaats van de verzoening. Althans, wanneer met ‘het altaar van God’ het brandofferaltaar wordt bedoeld. Je hebt in de tempel nog een ander altaar: het reukofferaltaar, geplaatst in het heilige. Daar brengt de dienstdoende priester elke morgen en elke avond een reukoffer, een teken van toewijding, een symbool van verzoening van de zonden. Daar worden dieren geofferd, in plaats van mensen. Daar wordt het feest van de vergeving gevierd! Naar dat altaar verlangt de dichter. Te naderen tot het hart van de tempeldienst, te komen bij de plaats waar het met handen te tasten is, met eigen ogen te zien, met je neus op te stuiven: God verzoent de schuld! En dan bovendien te weten dat de priester binnen de tempel, in het heilige der heilige, mede namens jou, een offer als een gebed tot de Eeuwige – als dat geen vreugde betekent! Daar trekt de dichter zich naar uit, daar verlangt hij naar, met heel zijn hart. Hij bidt om licht en waarheid, in de verwachting en in het vertrouwen dat die hem zullen leiden naar de plaats waar God wonen wil.
Dan ga ik op tot uw altaren, tot U, o bron van zaligheid. Dan mag mijn ziel uw heil ervaren en dankbaar ruisen alle snaren voor U die al mijn vreugde zijt en eindloos mij verblijdt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 13 april 2012, 20:31
|
|
|
Vrijdag 13 April, Psalm 44: 1-9; Geen boog.
Of ik nu wil of níet! – ik zal wel iets moeten zeggen over wat in deze psalm een grote reden tot blijdschap is: dat God met eigen hand de kinderen van Israël het land Kanaän geschonken heeft. En hoe! God heeft volken verdreven om ruimte te maken zoor zijn eigen volk. Het behoefde er nauwelijks iets voor te doen. De muren van Jericho vielen als speelkaarten in elkaar. Het was alsof Gods rechterhand er zelf aan te pas kwam. Intussen zat Israël niet geheel werkeloos aan de kant. Sterker nog: Israël stootte de belagers neer en vertrapte alle tegenstanders. Kortom: met Gods hulp heeft het volk Israël zich ingevochten in het land dat God het had beloofd. En dat verhaal wordt nu doorverteld, van geslacht op geslacht. Een sterk staaltje van Gods macht! Wat moet ik, mens van de 21ste eeuw, met dit alles aan? Is de Vader van onze Heer Jezus Christus zó? Is dit de God die wij kennen uit het evangelie? Laat Hij volken vertrappen omdat Israël zo hoognodig een eigen land moet hebben? Of behoren al deze geschiedenissen tot de categorie sterke verhalen? Zijn de kinderen van Israël in feite druppelsgewijs het land Kanaän ingetrokken, zoals zoveel nomaden in die tijd met hun kudden verhuisden? Zijn eenvoudige schermutselingen opgeklopt tot complete oorlogen des Heren? Of zijn er inderdaad hevige gevechten geweest, waarvan Israël alleen maar heeft gedácht dat God die wel zou wel willen? Hoe dan ook, in deze psalm openbaart zich behalve krijgsgeschal ook het groeiende inzicht dat de zaak van de Allerhoogste nooit een kwestie van machtsmiddelen kan zijn. Met bogen en zwaarden komt Gods rijk op aarde.
Geen boog kan mij ter redding wezen baten, ik wil mij op geen zwaard verlaten. God, Gij hebt zelf uw volk geleid, van onze vijand ons bevrijd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 14 april 2012, 09:32
|
|
|
Zaterdag 14 April, Psalm 44: 10-20; Wij weken van uw weg niet af.
In gedachten zie ik de ballingen in Babel. Daar zitten ze: de mannen en vrouwen Juda, de Joden, de Godlovers. Verdreven van huis en haard, verbannen uit Jeruzalem, de stad van goud, de stad van de vrede. Heeft de Eeuwige zijn volk Israël nu indertijd een plaats in Kanaän gegeven om het er eeuwen later weer uit weg te sleuren? Dat is toch een onverdraaglijke gedachte! Zou Hij het dan indertijd hebben verhoogd om het nu zo te vernederen? Bespot, bespuwd, uitgejouwd en uitgelachen, zo zit het nu aan de oevers van de Eufraat en de Tigris. Nu verwacht je: boosheid en bitterheid. Of, veel beter: boete en berouw. Maar van dit alles merk ik in deze psalm niet zoveel of eigenlijk niets. Was daar dan geen reden toe? Het volk Israël was toch niet zomaar weggevoerd? Dat had toch toegelaten vanwege de ten hemel schreiende zonden van zijn zonden van zij volk? De ballingschap was toch één grote strafexpeditie? Hoe dat alles ook moge zijn, in deze psalm klinkt de stem van de ware Godlovers. Hier zijn zij aan het woord die trouw bleven, al in Jeruzalem, maar ook nu, ver weg in Babel. ‘Dit is ons overkomen, maar wij zijn nu niet vergeten, uw verbond verloochenden wij niet.’Hier is de trouwe minderheid van het volk aan het woord, een vroom restant van het oude Godsvolk. Wat je ervan leren kunt? Dat je ondanks alles wat je uit het lood slaat, geroepen wordt op Gods weg te blijven gaan.
Heer, zie toch, onder zoveel slagen bleven wij altijd naar U vragen,’ trouw aan ’t verbond dat Gij ons gaf. Wij weken van uw weg niet af, zelfs niet toen in de duisternis uw slaande hand ons achterhaalde en waar de jakhals meester is de nacht des doods over ons daalde.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 15 april 2012, 15:21
|
|
|
Zondag 15 April, Psalm 44: 21-27; Word wakker.
In het slot van de psalm is het ‘waarom’ niet van de lucht. ‘Waarom slaapt u?’ Je moet maar durven… Ik hoor mezelf al zo bidden, op zondagmorgen in de kerk. De kerkenraad zou er mij voor op het matje roepen. Oneerbiedig, ongepast! Maar de psalmen spreken wél op die manier over God. Ze hebben het over Hem alsof ze het hebben over iemand die lekker ligt te slapen. Een andere psalm, psalm 121, mag dan zeggen dat de God van Israël slaapt noch sluimert, in déze psalm slaapt God een gat in de dag! Hij moet geroepen worden, opgeroepen, opgewekt. ‘Wordt wakker, Heer, waarom slaapt u? Ontwaak! Verstoot ons niet voor eeuwig.’ Eerlijk gezegd, ik vind dit zo oneerbiedig nog niet. Het maakt heel duidelijk hoe Israël over God denkt. Israël ziet de Schepper van hemel en aarde niet als een onbeweeglijke, onpersoonlijke kracht. God is voor Israël geen vage figuur, geen flauw schijnsel in een kosmische duisternis. Nee, niets van dat al! Hij is Koning, Vader, Herder. Hij is Rechter, Redder, Bevrijder. En juist omdat Hij dat allemaal is, wordt het hoog tijd dat Hij wakker wordt en opstaat. Er moet nu iets aan gebeuren! Wie Pasen viert, weet dat God is opgestaan. En in de veelbelovende opstanding van onze Heer ligt onze eigen, aanstaande opstanding als een slapend kind te dromen.
Waarom houdt Gij U slapend, Here en blijft Gij uw gelaat afkeren? Erken uw volk, - het is uw zaak! Vergeet ons niet voorgoed, ontwaak! Wij liggen in het stof terneer, van d’ aarde niet te onderscheiden. Sta op, breng in ons lot een keer! God, om uw trouw, kom ons bevrijden!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 16 april 2012, 20:59
|
|
|
Maandag 16 April, Psalm 45: 1-10; Schoner dan een mensenkind.
Een liefdeslied! Hoor hoe ze zingt, de geliefde, de bruid: ‘U bent de mooiste van alle mensen!’ Wat een man, wat een vorst, wat een Koninklijke gestalte! Met geen pen te beschrijven – dus zing dan maar een lied, een liefdeslied. Zal de prinses één van velen zijn, behoren tot een harem? Het zij zo. Als ze maar de zijne is en zich bij tijd en wijle in zijn nabijheid verheugen mag! ‘U bent de mooiste.’ Is dat nu wat wij tegenwoordig ‘geflirt’ noemen, verliefdheid van een mooi meisje dat nog maar nauwelijks de puberteit vaarwel heeft gezegd? In deze psalm krijgt dit alles een diepere lading. Hier is meer aan de hand dan een oosterse vorst die een nieuw vrouw begroet. Hier heeft Israël haar Heer aan de hand! Hier is sprake van een heilig huwelijk, hier trouwt God met zijn volk! Toegegeven, dat lees je in deze psalm niet met zoveel woorden. Maar je voelt het wel, je proeft het aan de woorden, het straalt gewoon uit dit lied. Geen wonder dat menigeen het er zo in gelezen heeft. ‘De mooiste van alle mensen…’ Zou dat de Christus niet zijn, die Messiaanse Man, die schoner is dan alle mensenkinderen? Deze psalm bezingt de Koning van alle koningen, de Heer der kerk, de Bruidegom die naar zijn bruid heeft omgezien. Lees maar, zing maar, geloof maar – deze psalm is meer dan een liefdesliedje. Dat is het misschien óók, maar het is meer geworden, het is een Hooglied geworden, een lied over Hem die in eigen persoon de Liefde is!
Met luider stem breng ik de koning hulde omdat zijn beeld mijn hart en ziel vervulde, mijn tong rept als een snel bestuurde pen van hem wiens gratie ik niet waardig ben! Als gij, o koning, spreekt, is dat verhoring, de woorden van uw mond zijn vol bekoring, voor eeuwig en altoos door God bemind, zij gij veel schoner dan een mensenkind.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 17 april 2012, 22:00
|
|
|
Dinsdag 17 April, Psalm 45: 11-18; Stralend van goud.
Een sprookje, een plaatje! De mooiste beelden van koninklijke bruiloften zijn maar een vage aanduiding van wat hier wordt vertoond! Stralend stapt de bruid naar voren. Haar mantel glinstert in het zonnelicht. Het is alles goudbrokaat wat blinkt, glitter en glorie verhogen de feestvreugde. Wat een schoonheid! En zie dan eens de geschenken, ze zijn er, volop: kostbaarheden uit binnen- en buitenland. En muziek is er: trompetten en cimbalen, harp en luit, trom en fluit – alles wat adem heeft looft de bruid. Maar was die bruid – zo bedachten wij gisteren – niet het volk van de Eeuwige? Was die bruid in dit plaatje niet de kerk van Christus? Toe maar, het staat er wel niet, maar we houden het erop, we gaan ervoor! Dit sprookje doet ons denken aan de bruiloft die komt. En dat sprookje, waarvan sprake is in de Schrift, dat stamelt niet alleen van een Koning, en eer in heerlijkheid, maar ook van een bruid, een echte dame, gekleed in stralend wit. En dat zijn wij! Wij? Onzuivere zondaren, vieze voddenrapers, onappetijtelijke vuilakken – wij? Ja, wij! Stralend van goud, stralend van God, wandelend in het licht, dansend op voeten van vrede en vreugde! Hoe is het mogelijk? Dat is mogelijk dankzij de rijkdom van de vorst. Van een grijze mus maakt Hij een jubelende nachtegaal. Van een grijze muis maakt Hij een sierlijke hinde. Zo’n Bruidegom hebben wij! Zo’n Koning neemt ons op in zijn paleis. Ons, ons tezamen. Het zal geen klef onderonsje worden: Hij en ik voor eeuwig samen. Wij zullen er samen zijn geliefde zijn, in het meervoud: zij en wij, één volk, één bruid – en Hij: die ene Koning.
Stralend van goud, stralend van licht en vreugde gaat gij als bruid tot wie uw hart verheugde. Men leidt u binnen waar hij resideert, die eenmaal koos en u voorgoed begeert.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 18 april 2012, 20:42
|
|
|
Woensdag 18 April, Psalm 46: 1-6; Toevlucht en sterkte.
Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de zijnen! Maarten Luther heeft zich laten inspireren door de psalm die we vandaag lezen, bij het schrijven van dit lied. Op de Hervormingsdag wed het vanouds gezongen, als een soort strijdlied tegen de roomsen. Met termen als ‘de vorst van het kwaad’ en ‘de aartsvijand’ zou dan de paus zijn bedoeld. Het valt echter te bezien of Luther zijn lied ooit met deze bedoeling schreef. Het is hoogstwaarschijnlijk gedicht in een periode waarin nogal wat vrienden van Maarten Luther door de pest uit het leven werden weggerukt. Bovendien werd Luther zijn leven lang geplaagd door allerhande aanvallen die hij als van de duivel beschouwde. Het is dus nog maar de vraag of het bekende Lutherlied ooit bedoeld was aangeheven te worden in de strijd tegen de Papen of tegen de Turken. In de psalm zelf is daar vanzelfsprekend al helemaal geen sprake van. Het gaat hier om de meest uiteenlopende gevaren waaraan geen mens is blootgesteld. Aardverschuivingen, overstromingen, oorlogen. Je kunt van God zeggen wat je wilt, je kunt van Hem geloven dat Hij als de Schepper van hemel een aarde niet alleen leuke verrassingen in petto heeft, toch staat voor de psalmdichter vast dat de Eeuwige van Israël ten diepste betrouwbaar is als een burcht. Een toevlucht is Hij, een sterkte, een hulp in benauwdheden.
God is een toevlucht t’ allen tijde, Die ons uit nacht een dood bevrijdde. Al zou de aarde ondergaan, wij zien het zonder vrezen aan. Al staat geen berg meer vast, al dreigen de zeeën overhand te krijgen, laat schuimend al hun golven slaan, wij zien het zonder vrezen aan.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 19 april 2012, 20:54
|
|
|
Donderdag 19 April, Psalm 46: 7-12; Een vaste burcht.
Diep van binnen is de psalmdichter ervan overtuigd dat de God van Jakob geen God is die er aardigheid aan beleeft de boel kort en klein te slaan. Hij is geen woeste stamgod, die naar believen erop los slaat en met groot genoegen deze of gene een kopje kleiner maakt. Als het dan moet het – maar dan alleen ter wille van de gerechtigheid. De God van Israël kan niet aanzien dat de kleintjes vermozeld worden en door de grootmachten van deze wereld onder de laars gelopen worden. Dan komt Hij in opstand, dan neemt Hij het niet, dan wordt er zelfs flink gehakt en vallen er lelijke spaanders. Maar om nu te zeggen dat de Eeuwige van Israël daar een gewoonte van maakt, nee – geen sprake van! Zo is Hij ten diepste niet! Hij is juist die God die een eind maakt aan het vertrappen van wie zich niet verdedigen kan. Hij is die God die zwaarden omsmeedt in ploegen en speren in snoeimessen. De Eeuwige van Israël is een God die niets liever is dan een burcht, voor ieder die in doodsnood tot Hem vlucht. Een vaste burcht. Maarten Luther zocht en vond een toevlucht bij deze God. Hij was de zoveelste in de loop der geschiedenis die ontdekte dat een mens niet zichzelf behoeft te rechtvaardigen, maar uit het geloof alleen mag leven. Hij was de zoveelste die ontdekte dat zelfs de ziekte die je beste vrienden vermoordt, niet kan bereiken dat jij alleen op de wereld bent, allen en zonder kracht. Een burcht is ons de God van Jakob.
Komt en aanschouwt des Heren daden, aanbidt zijn toorn en zijn genade: zijn toorn die ’t oorlogstuig verslindt, zijn gunst waarin gij vrede vindt. Hij spreekt: ‘Laat af, Ik ben de Here, De Heilige die elk moet eren.’ Hij is met ons, Hij wendt ons lot. Een vaste burcht in onze God.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 20 april 2012, 21:25
|
|
|
Vrijdag 20 April, Psalm 47: 1-5; Met handgeklap.
Applaus voor de Heer! Een staande ovatie! Bomen en bergen, beken en rivieren, alle volken, klapt in uw handen voor de Heilige! Groot is Hij en machtig is zijn Naam! Bij deze psalm moet wel gedacht zijn aan de troonsbestijging van de koning. In de synagoge is dit lied een lied voor de nieuwjaarsdag geworden. In de christelijke kerk zingen we deze psalm bij voorkeur op de Hemelvaartsdag, wanneer we gedenken dat Jezus opvoer naar het Vaderhuis met vele woningen. Hoe dan ook, in dit lied is sprake van God die als een koning zijn zetel inneemt. Hij is de baas en niemand anders! Het mag er soms niet op lijken, het mag dan soms een janboel zijn in deze wereld, de volken mogen dan bij tijd en wijle gruwelijk overhoop liggen met elkaar en het mag zo zijn dat je er af en toe aan twijfelt of er wel één is die de hele boel nog in de hand houdt, uiteindelijk geloven we toch dat er iemand is. Wie? Die Ene, de Eeuwige, met zijn niet te noemen Naam, de Onherkenbare, de Betrouwbare. Hij zal koning zijn, rechter van hemel een aarde. Let wel: Hij zal niet alleen koning zijn over Israël, Hij zal niet alleen rechtspreken over een stelletje Joden langs het strand van de Middellandse Zee, nee, Hij zal koning zijn over de hele aarde! Een daarom worden in deze psalm álle volken opgeroepen op te klappen voor Hem. Applaus voor de Heer, de Eeuwige! En waarom? Omdat wij van Hem geloven dat Hij heel de wereld, alle volken geschapen heeft: Israël en Ismaël, Joden en Arabieren, Turken en Marokkanen, Russen en Amerikanen – en ook ons, Hollanders, boeren, burgers en buitenlui achter de duinen van de Noordzee. En waarom geloven we dat? Omdat zijn liefde voor zieken en zwakken, voor zondaren, helder en klaar ons voor ogen staat in Jezus, die onze kroonprins is.
Volken weest verheugd, jubelt, toont uw vreugd, prijst met handgeklap ’s Heren koningschap.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 21 april 2012, 07:27
|
|
|
Zaterdag 21 April, Psalm 47: 6-10; Een kroningslied.
Deze woorden kunnen we natuurlijk onmogelijk slaan op een soort Hemelvaart. Nergens in de Bijbel lezen we ook maar iets over een Hemelvaart van God. Waarom zou Hij ook ten hemel varen? Hij woont in de hemel, Hij is er thuis.
De juiste betekenis van dit psalmwoord mag dan onduidelijk zijn, we kunnen er wel naar raden. Het zal waarschijnlijk iets te maken hebben met de terugkeer van de ark in Jeruzalem. Stel je voor: het symbool van Gods presentie is tijdelijk afwezig geweest; maar nu wordt de ark opnieuw de tempelberg opgedragen en naar het heiligdom gebracht. Het is alsof God ten hemel vaart! Onder gejuich wordt het symbool van zijn aanwezigheid naar de top gestuwd: de Eeuwige keert terug op de plaats die Hij heeft verkoren! Dat is de reden voor een feest. Gejuich, gejubel, applaus, bazuingeschal, samengestroomde menigten, uitzinnige vreugde, één groot loflied voor God! Je zou willen dat de Hemelvaartsdag zo’n dag zou zijn! Geen wonder dat deze psalm bij voorkeur op die dag in de kerken gezongen wordt. Het is omdat wij vieren dat Gods presentie thuiskomt! Jezus, het symbool van Gods aanwezigheid bij uistek, zijn beelddrager, zijn Icoon, komt terug, vaart op naar de Vader, komt te zitten op zijn troon, aan de rechterhand van de Allerhoogste. Dat moet worden gevierd, dat is reden voor uitbundige blijdschap! In Christus hebben we de hoop voor de toekomst: er is een koning die ons met liefde regeert – en daarom zingen we!
God stijgt blinkend schoon met gejuich ten troon, luid bazuingeschal meldt het overal. Zingt Gods eer, heft aan, ’s Konings eer, heft aan. Heel de aarde hoort naar des Heren woord, is zijn rijksgebeid. Zingt een kroningslied! Die de volken leidt troon in heiligheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 22 april 2012, 01:40
|
|
|
Zondag 22 April, Psalm 48: 1-9; De hoge woning.
Jeruzalem, stad van goud! De berg Sion, de tempel, het heiligdom van de Allerhoogste! In gedachten zie je de pelgrims optrekken naar de stad van God. Je zou alleen al door de aanblik in extase geraken – hier woont de Eeuwige, hier is de hemel op aarde thuis! Het valt voor ons, moderne mensen van de 21e eeuw, niet mee dit gevoel van verrukking te doorgronden. Wij vinden alles gewoon. Wij kennen de mooiste plekken van de wereld dankzij films en televisie. Wij hebben alles al gezien, gehoord en beleefd. Wij raken niet meer zo snel van slag. Wij weten wat er te koop is. Maar misschien begrijpen we juist door deze verwaandheid zo weinig van wat Israël in verrukking bracht bij het zien van Sion. Waar is het kind in ons gebleven? Waar is de verbazing? Waar zijn de ogen van verbazing? Waar zijn de ogen van verwondering, die de Schepper ons schonk toen Hij ons vormde in de moederschoot? Dat er een kerk is, een gemeente van Christus, dat er mensen zijn, in vrijwel alle landen op aarde, die de ene God van Israël dienen en liefhebben – is dat niet een wonder? Dat er nog altijd Joden zijn, gered uit de grote wereldbrand, vrienden uit het vuur bevrijd – zou ons dat niet tot stilte moeten brengen? Dat de kerk er is, de bruid van onze Heer, is dat niet een verbazingwekkend wereldwonder?
De Heer is groot, zijn lof weerklinkt waar de berg de Godsstad blinkt. Hoe schoon is Sion, hoe verheven, een vreugd voor wie op aarde leven. Hier wordt paal en perk gesteld aan der wereld bruut geweld, want hier staat de hoge woning waar God zelf regeert als Koning. En Hij toont zich t’ allen tijde de beschermer van wie lijden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 23 april 2012, 21:35
|
|
|
Maandag 23 April, Psalm 48: 10-15; Tot de dood.
Zo eindigt de psalm: met een credo, een geloofsbelijdenis. Uit mijn jeugd herinner ik mij dat het na de geloofsbelijdenis vaak werd gezongen werd, in de oude psalmberijming: ‘Want deze God is onze God, Hij is ons deel ons zalig lot, door tijd noch eeuwigheid te scheiden: ter dood toe zal Hij ons geleiden.’ Of in het Hebreeuws van de psalm die woorden ‘ter dood toe’ werkelijk hebben gestaan, is niet duidelijk. De geleerden zijn het er niet over eens. Zo zie je maar dat die psalmen allereerst liederen van doodgewone mensen, die werden opgeschreven door andere doodgewone mensen, en later weer vertaald moesten worden – opnieuw door doodgewone mensen. Al die gewone doodgewone mensen maakten doodgewone fouten, bij het lezen, bij het dicteren, bij het overschrijven. En dat is er dan de reden van dat wij nogal eens eerlijk moeten bekennen dat moeilijk te achterhalen valt wat oorspronkelijk werd bedoeld. Is dat erg? Helemaal niet. Want juist door al die doodgewone duisternissen, schittert het levensluchtige licht van Gods belofte. Eeuwig zal Hij ons leiden! Dat te weten is genoeg. Tot de dood? Vast en zeker! Ook al stond het er niet bij, dan nog geloofden wij dat! Je denkt toch niet dat de Eeuwige laat varen wat zijn hand begon? Zeg het maar voort, van geslacht tot geslacht: op deze God kun je rekenen. Hij is de betrouwbaarheid zelve! Wat wij van Hem weten, is maar een fractie van zijn alles te bovengaande werkelijkheid. Daarom is zijn naam dan ook in alle eenvoud: de Eeuwige, Ik ben die Ik ben – je moet Me maar nemen wie zoals Ik ben: degene die belooft bij je te zijn, vandaag, morgen en altijd.
Meldt het aan het nageslacht, wat God heerlijk heeft volbracht; ja, gij zult uw kinderen leren: deze God is onze Here; nimmer zal Hij van ons scheiden, tot de dood blijft hij ons leiden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 24 april 2012, 19:43
|
|
|
Dinsdag 24 April, Psalm 49: 1-13; Een aardse eeuwigheid.
Op de vraag die deze vraag stelt, zou ik wel een antwoord weten. Ik zou bang zijn dat er van al mijn mooie plannen helemaal niets zou terechtkomen. Ik zou bang zijn dat mannen met grote monden het zouden winnen van de minsten van de mensen. Ik zou bang zijn dat er op grote schaal onrecht zou worden gepleegd. En dat vind ik niet eerlijk. Dat vind ik een grof schandaal. De rijken mogen niet steeds rijker worden, de armen steeds armer. Er moet recht gedaan worden aan rechtelozen. Alles in de wereld moet beter worden verdeeld. En als ik mijn leven lang mijn best heb gedaan om goed en vroom te leven, dan wens ik niet afgebekt en afgeslacht te worden door moordenaars die alleen maar tevreden zijn als ze nog meer euro’s in hun beurzen kunnen proppen. Waarom zou ik vrezen in bange tijden? De dichter van de psalm is ontwapenend nuchter. Iedereen gaat een keer dood. Koning, keizer, admiraal, sterven moeten ze allemaal. Met al die euro’s kun je nog geen dag aan je levensdagen toevoegen. Al kennen ze in de hele wereld je naam en al hebben ze in elke stad een straat naar jou genoemd, je gaat toch een keer dood, net zoals elke hond. Al droomt een mens zich een aardse eeuwigheid, al denk je dat je hier het eeuwige leven hebt, toch komt de man met de zeis je eenmaal halen. Ziedaar de reden waarom de psalmdichter niet bang is als de grond heet onder zijn voeten wordt. Eindelijk zal er gerechtigheid zijn! De dood slaat de beul niet over. Je vraagt je wel af: is dat nu echt zo vertroostend? Wacht, de dichter zegt nog meer – maar dat komt later. Voorlopig mag best eens gezegd worden: in de dood zijn wij allen gelijk. En wie dat weet, zou er goed aan doen daar ook tijdens zijn leven al eens rekening mee te houden.
Bij ’t sterven baat heen geld of overleg: wijzen en dwazen gaan dezelfde weg. Elk raakt aan andren eens zijn schatten kwijt, al droomt hij zich een aardse eeuwigheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 25 april 2012, 20:07
|
|
|
Woensdag 25 April, Psalm 49: 14-21; Hij redt mij uit het graf.
Wie bladert in de boeken van wat wij het ‘Nieuwe Testament’ noemen, zal op vrijwel elke bladzijde iets tegenkomen dat verwijst naar het eeuwige leven. Met Christus zijn wij opgestaan. Dwars door de dood neemt Hij ons op in zijn schoot. Wie in Hem gelooft, zal niet sterven, maar leven in eeuwigheid. De brieven van de apostelen, de geschriften van de evangelisten, ze staan er vol van. Als een stralend halleluja schalt het door heel dat tweede deel van de Bijbel heen: Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan! In de psalmen ontbreekt dat inzicht. Dat wil zeggen, niet in de psalm van vandaag. Hier, in dit lied, worden we een spoortje van eeuwig licht gewaar. Je zou verwachten dat, na alles wat gezegd is over de rijken, die net zoals de armen op een dag afdalen in het graf, de dichter erkennen zal dat ook zijn eigen leven uitblaast, vertoeft hooguit nog in een schimmig dodenrijk, waar niemand God nog loven kan. Maar nee, je wrijft je ogen uit: God zal mijn leven verlossen uit de macht van het dodenrijk! De dichter van de psalm jubelt het uit: Hij zal mij wegnemen! Dood is niet dood – uit het graf word ik gered!
Maar God geeft voor mijn leven ’t onderpand, Hij redt mij uit het graf met eigen hand. Vrees niet, wanneer een rijke zich verrijkt en in zijn huis met al zijn schatten prijkt. Eens daalt berooid hij in het donker af, geen penning neemt hij met zich mee in ’t graf. Hij moet het al op aarde achterlaten. Zijn heerlijkheid zal in de dood niet baten.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 26 april 2012, 20:21
|
|
|
Donderdag 26 April, Psalm 50: 1-13; Stieren en bokken.
Voor wat hoort wat. Sinds mensenheugenis zijn wij met die gedachte vertrouwd. Wij hebben zoveel aan God te danken, wij moeten in ruil daarvoor Hem het een en ander teruggeven. Een offer. In allerlei religies kom je die gedachte tegen, ook in de godsdienst van Israël. De boeken van de Thora staan vol voorschriften die de offerdienst regelen. Voor allerlei uiteenlopende situaties staat aangegeven wat van je wordt gevraagd: welk dier te offeren, en hoe, en wanneer. Een stier? Een bokje? Een duif? Van lieverlee breekt in Israël de overtuiging door dat de Eeuwige waarschijnlijk nu niet direct op al dat bloed zit te wachten. Het is allemaal goed bedoeld en het heeft dankzij de symbolische kracht van zo’n offer is nog wel even iets anders. Genade is bij God niet te betalen. Niet met geld. Niet met goede daden. Niet met trouwe kerkgang. Niet met veelvuldige gebeden. Er is er maar één offer dat God behaagt: onze oprechte dankbaarheid. Zou de Allerhoogste nu werkelijk zitten te wachten op een offer van geld of goed of dierenbloed? De hele aarde is van Hem! Hijzelf heeft alles en iedereen geschapen! Hij kan nemen wat Hij wil. Met deze overtuiging prikt Israël door de ballon van elke valse religiositeit. Hier wordt de basis gelegd voor het geloof dat Jezus en de apostelen bezielde: alleen met oprechte toewijding aan God en de naaste is de Eeuwige werkelijk gediend.
Met gij dat Ik de stieren uit uw stal, De bokken uit uw kooien nemen zal? Het wild dat in het woud zijn schuilplaats heeft, dat zwerft en vrij op duizend bergen leeft. de vogels in de lucht, Ik ken ze alle, ik kan ze nemen naar mijn welgevallen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 27 april 2012, 20:51
|
|
|
Vrijdag 27 April, Psalm 50: 14-23; Bied Hem uw dankbaarheid.
De kerk zit vol goddelozen. Toen ik nog een kind was, werd mij dat zo nooit verteld. Goddelozen waren zij die zich van God en de kerk niets aantrokken. Goddelozen zaten in het café, dronken zich zat, verspeelden hun geld in deftige casino’s of lieten het in louche bordelen uit hun portemonnees troggelen. Goddelozen waren in elk geval mensen die met de kerk niets te maken hadden. In de bijbel is dat anders. Daar zijn goddelozen mensen die de inzettingen van de Allerhoogste buitengewoon serieus nemen en hun mond vol hebben van woorden als ‘verbond’ en ‘verkiezing’, maar intussen… Nauwelijks zijn ze uit de kerk of ze spelen alweer onder één hoedje met dieven en echtbrekers. Liederen vol laster en leugen zingen ze dwars door hun eigen vrome gezangen heen. en wat doet God? Hij zwijgt. Zelfs de Allerhoogste ziet zulke huichelachtigheid aan met een mond vol tanden. Het is te gek voor woorden! De psalm wil maar zeggen: misschien ben je gewend een flinke duit in de collectezak te doen, maar dat zegt niets. God wacht niet op ons geld. Hij wacht op onze dankbaarheid. Offer God los! Dan zul je nog eens wat zien: zijn heil, zijn zorg, zijn zegen! Waar blijven we met onze dankbaarheid, met ons respect voor wat de Eeuwige van Israël ons geeft? Waarom breken we niet radicaal met leugen en laster, met dubbelhartige praktijken, met alles wat het daglicht van Pasen niet kan zien?
Offer God lof, bied Hem uw dankbaarheid, voldoe aan uw geloften, Hem gewijd. Dan zult gij, als het onheil u omringt, Wanneer de angst u in de engte dringt, Mij roepen en Ik zal het al doen keren. Ik geef u ruimte en gij zult Mij eren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 28 april 2012, 10:09
|
|
|
Zaterdag 28 April, Psalm 51: 1-6; Herstel mijn hart.
David huichelaar, David moordenaar! Ze hadden het kunnen roepen, in de straten rond het paleis in Jeruzalem. Koning David had een vluchtig avontuurtje beleefd met zijn mooie buurvrouw Batheseba. Terwijl de troepen naar het front waren, genoot Zijne Majesteit na een warme dag van de avondkoelte op het dak van zijn paleis. En opeens viel zijn ook op de buurvrouw. Om een ellendig verhaal kort te maken: zij raakt zwanger, David wenst dat het onbekend blijft en haalt zijn buurman, die als soldaat met de troepen mee is, naar huis. Maar zijn plan mislukt. Uria weigert om bij zijn vrouw te slapen. Dan gelast de koning dat Uria in de voorste, levensgevaarlijke linies zal worden opgesteld. Dat plan haalt meer succes. Uria vindt de dood en David kan met zijn buurvrouw trouwen. Een misselijkmakend verhaal. David: een echtbreker. David: een moordenaar! De profeet Nathan moet eraan te pas komen om hem tot berouw en bekering te brengen. David buigt schuldbewust het hoofd. En dan zingt hij het lied dat wij dezer dagen lezen. Psalm 51. Een boetepsalm. Een mens is nooit te oud om te leren, nooit te oud om tot inkeer te komen. Herstel mijn hart! Reinig mij van mijn zonde! Zou de Allerhoogste nog naar mij om willen zien? Gods genade is altijd groter dan mijn schuld. Dieper dan de zee van mijn zonde, is het water van de doop. Ik geloof in de vergeving der zonden. Niet alleen mijn schuld, ook Gods geduld staat mij dagelijks voor ogen.
Ontferm U God, ontferm U, hoor mijn klacht, ik roep tot U, vergeef, vergeef mijn zonden. Herstel mijn hart, zie, hoe het is geschonden. Door eigen schuld verzink ik in de nacht. Wees mij nabij naar uw barmhartigheid, reinig mij door uw diepe mededogen. Om al mijn kwaad kwelt zich mijn hart en schreit, mijn zonden staan mij dagelijks voor ogen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 29 april 2012, 11:26
|
|
|
Zondag 29 April, Psalm 51: 7-11; Was mij geheel.
Er zijn van die momenten in je leven waarin je je vies voelt. Dan verlang je naar een douche. Maar al het water wast niet af, dat je gedaan hebt wat nooit gedaan had mogen worden. Je weet het, je voelt het diep in je hart: dit is een smet die ik niet zomaar met een beetje kraanwater kan wegpoetsen. Dit is een vlek op mij ziel! Kon ik het maar overdoen, kon ik maar, kon ik maar... Berouw komt na de zonde. Dat was bij David zo, dat is ook in ons leven menigmaal het geval. Geen prettige sensatie: berouw. Je voelt je beduimeld, je voelt je besmet. Is daar eigenlijk nog wel mee te leven? Ja, zo juicht het evangelie! Zeker wel, zo zeggen ons apostelen en profeten. Een kerklied zingt het ons voor: ‘Ja, amen ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonden. Zijn schuldloos bloed maakt alles goed en reinigt ons van zonde.’ Is dat geen goedkoop verhaal? Gaat dit niet een beetje al te snel? Is God dan een doekje voor het bloeden, een pleister op elke wond? Let wel: we hebben het hier over iemand die waarachtig berouw heeft. We hebben het over een mens in zak en as. Het liefst zou je in het donker in duiken. Je voelt je zo zwart als de nacht. Maar hoor: ik doop u in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest! Gereinigd en gered, ondergedompeld in de doop, uit de nacht herrezen, sneeuwwit voor Gods aangezicht! Door dit geloof wordt zelfs de grootste zondaar geheel gewassen, gereinigd en herboren – een volkomen nieuw mens.
Voltrek de reinig en raak mij aan met bloed en hysop, dan ben ik genezen. Was mij geheel, en uit de nacht herrezen zal ik dan sneeuwwit voor uw ogen staan. Gun aan mijn oog een lichte ochtendstond, doe aan mijn oor uw blijde boodschap horen, dan juicht mijn hart, hoezeer door U gewond. Doe weg mijn kwaad, wis uit de laatste sporen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 30 april 2012, 08:20
|
|
|
Maandag 30 April, Psalm 51: 12-15; Een vaste geest.
David heeft schoon schip gemaakt. Hij heeft zijn zonden beleden, zijn misdaden opgebiecht. En nu bidt hij om een nieuw begin. Hij vraagt de Eeuwige eerbiedig om een zuiver hart en een vaste geest. Hij smeekt de Allerhoogste de vreugde van vroeger weer te mogen ervaren. Hij bidt om innerlijke kracht, een sterke geest. Ik vind dit indrukwekkend. Waarom? Omdat het niet zo logisch is. Veel begrijpelijker zou zijn dat David nu verder als een schaduw vogeltje in een hoek zou gaan zitten, blijvend terneergeslagen door wat hij dan toch maar heeft misdaan. Aangeschoten wild, zo heet dat tegenwoordig, vooral in de politiek. Je hebt ooit iets gedaan of gezegd wat niet door de beugel kon en voor de rest van je leven kan er nu vrij op je geschoten worden. Niemand luistert meer naar je, want jij bent per slot van rekening dan toch maar degene die, nu ja, je weet wel… Die bui ziet David al hangen. En David weet één ding: zo’n toekomst wil Gód niet. Hij wenst dat ik opnieuw begin. Maar dan – dankzij de vergeving van zonden – niet met een gebogen hoofd. Jazeker, wel buitengewoon nederig van hart en zonder enige pretentie – maar niet als een levenslang veroordeelde. Daarom bidt David nu om vernieuwde vreugde en om sterke geest. Nooit mag hij weer vervallen in oude fouten. Maar God verhoede dat hij schichtig, als een schaduw leven zou. God, geef mij weer blijdschap en kráchtig!
Schep in mij, God, een hart dat leeft in ’t licht, geef mij een vaste geest, die diep van binnen zonder onzekerheid U blijft beminnen, verwerp mij niet van voor uw aangezicht. Ontneem mij niet uw heilige Geest, o God, laat in uw heil mijn hart zich nu verblijden, en richt geheel mijn wil op uw gebod, dan zal ik zondaars op uw wegen leiden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 1 mei 2012, 09:33
|
|
|
Dinsdag 1 mei, Psalm 51: 16-21; Open mijn lippen.
In deze psalm breekt een belangrijk inzicht door. De God van Israël zit niet op offers te wachten. Dat wil zeggen, niet op de gebruikelijke offers: offers van vlees en bloed. Te lang is in de geschiedenis van de mensheid gedacht dat de hemel wel onder de indruk zou zijn van de opgeofferde schapen, runderen of vogels. Te lang is gedacht dat God door de knieën gaat bij het ruiken van mensenbloed. David weet: daar wordt de hemel niet koud of warm van. Beter gezegd: daar moet de hemel niets van hebben! Bloed wil God niet. God wil een lied! God wil het offer van een gebroken hart, een verslagen geest, oprecht berouw en een diep verlangen naar een nieuw bestaan. God wil dat wij zingen zullen, een loflied tot zijn eer. Hij verlangt een offer van lofprijzing en dankzegging. Is dat omdat woorden geen cent kosten? Nee, dat is omdat Hij met zoveel woorden horen wil wat leeft in ons hart. Het is als een mand die van zijn overspelige echtgenote geen bloemetje wil, maar een eerlijke schuldbekentenis, plus een nieuwe, oprechte gemeende liefdesverklaring. Dat alles gaat natuurlijk niet zomaar. Vandaar Davids gebed. Hij wil beslist niet zomaar even een vroom versje in de mond nemen. Met mooie praatjes behoef je bij de Eeuwige niet aan te komen. Daarom bidt hij dat God zelf hem een lied op de lippen zal leggen. Wie zulke liederen zingt, offert eindeloos veel meer dan wat vlees en bloed. Wie zulke liederen zingt, offert zijn hart!
Redt mij van bloedschuld, God die mij bevrijdt, leg op mijn tong de lof van uw genade. Open mijn lippen, Heer, ik prijs uw daden voor heel uw volk met liedren wijd en zijd. Niet aan het altaar wordt mijn schuld geboet, geen offerdier, hoe gaaf ook, kan die dragen, het offer van een diep gewond gemoed en een gebroken hart zal U behagen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 2 mei 2012, 09:48
|
|
|
Woensdag 2 mei, Psalm 52: 1-7; Als een scheermes.
In deze psalm gaat het over twee bomen. De ene boom ligt geveld en ontworteld, ten dode opgeschreven. De andere boom staat volop in bloei – een lust voor het oog. Met die eerste boom bedoelt David een zekere Doëg, een Edomiet. Die aanduiding is veelzeggend. Edom is het bekende broedervolk. De vijandelijke tegenspeler, de aloude Ezau, die een geding had met zijn broer Jacob. Deze Doëg nu verraadt David bij koning Saul, zo weet het opschrift van de psalm ons te vertellen. Doortrapt is de man, een leugenaar, een gemene booswicht. Hij heeft de leugen liever dan de waarheid. Maar het zal hem slecht vergaan: omdat zijn tong scherp is als een scheermes, zal de Eeuwige zelf hem uit zijn tent wegsleuren, hem ontwortelen zoals een storm een boom ontwortelt en velt. Zo is God dan ook nog een keer, denk ik mét David. Wij hebben in de hemel geen Lief Heertje die alles maar over zijn kant laat gaan, ook al houdt Hij eigenlijk helemaal niet van kapmessen. Hij heeft een Zoon dood aan mensen die elkaar messcherp te lijf gaan! Hij kan scherpe tongen niet luchten of zien. Dat was toen zo, en dat is nu nog zo. ‘Je moet je mond eens gaan spoelen’, is een diepe bijbelse raadgeving, in het geval van roddelzucht en kwaadsprekerij. Wij kunnen niet genoeg onze monde houden. En als je dan toch zo graag met woorden een ander door het slijk haalt, weet dan dat Gods kapmes de dikste takken kan weghalen… Zoals een boswachter slechte bomen kapt, opdat goede bomen ruimte en licht zullen hebben, zo velt de Allerhoogste eenmaal elke boom van bitterheid.
Waarom toch het kwaad zo te prijzen, ontzaggelijke held? God immers heeft zijn gunstbewijzen vast over ons gesteld. Uw tong die als een scheermes snijdt werkt enkel bitterheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 3 mei 2012, 10:09
|
|
|
Donderdag 3 mei, Psalm 52: 8-11; Door de seizoenen.
Twee bomen, schreef ik gisteren. Twee bomen zie ik in deze ene psalm. De eerste boom is de boom van de leugenaar, de verrader. Zie hem daar uiteindelijk liggen: van hogerhand geveld! De leugen houdt geen stand, de waarheid zal het altijd winnen. Daar staat hij, het slachtoffer van nadermands leugenachtigheid: fier rechtop, als in de maand van mei een bloeiende boom in de Betuwe! ‘Ik ben als een groene olijfboom!’Triomfantelijk klinkt het uit de mond van de dichter. Zijn vertrouwen op God niet beschaamd. Zeker, het is in de psalm allemaal nog toekomstmuziek, zoals alles wat wij hopen en verwachten nog toekomstmuziek is. Wij weten heel goed dat menigmaal, de chaos op aarde nog overheerst, het onrecht, de leugenachtigheid, de corruptie. Maar met ogen van ongeloof zien wij de toekomst in en aanschouwen we soms, even, de glorie van het koninkrijk dat ons is toegezegd. En wat je dan ziet? Een bloeiende boomgaard, tuinen vol struiken en bomen, groen in het blad, bloeiend in de lente! Morgen is het 4 mei, de dag waarop wij sinds de Tweede Wereldoorlog denken aan de leugenachtigheid van Hitler en zijn trawanten. Ze zijn – na een tijd van protserigheid en patserigheid – geveld: de reusachtige eiken werden ontworteld. Men kent en vindt hun standplaats zelfs niet meer. Maar de rechtvaardigen leven voort! Ik geef toe, het scheelde niet veel. Bijna waren hun twijgjes compleet het slachtoffer geworden van het vlijmscherpe mes van de leugenaar. Maar God verhoedde het – en zie, de olijfgaard bloeit! Altijd zal de hemel het winnen van de hel. Voor eeuwig zal Gods waarheid triomferen. Totdat het seizoen van zijn rijke vruchten dragen zal.
Gods lof draag ik door de seizoenen; zijn daden houden stand. Ik zal als een olijfboom groenen, Beschaduwd door zijn hand. Wij wachten, aan U toegewijd, uw goed’ aanwezigheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 4 mei 2012, 10:12
|
|
|
Vrijdag 4 mei, Psalm 53; Redding voor Israël.
De psalm van vandaag hebben we al en keer gehad. Psalm 53 is vrijwel gelijk aan psalm 14. Ik zou dus mooi de bladzijde van 27 januari kunnen kopiëren en die tekst op deze dag nog eens opnemen. Maar ik doe het niet. Waarom niet? Omdat deze psalm vandaag toch weer anders klinkt dan toen. Het is vandaag 4 mei. De vlaggen gaan halfstok. Wij staan stil bij de wat toendertijd gebeurde. En wat gebeurde er toen? Precies dat wat in deze psalm geschreven staat! Mensen dachten dat er geen God was! Dat wil zeggen, Hitler had het wel over de Voorzienigheid, maar de Voorzienigheid is nog niet de Eeuwige van Israël! Hitler wilde trouwens Israël al helemaal niets weten. Alle Joden aan het gas! En in de synagogen van Amsterdam en Warschau werd gebeden, geroepen, ten hemel geschreid: ‘Ze verslinden mijn volk of het brood is en God roepen ze niet aan.’ Als ik terugdenk aan wat in de Tweede Wereldoorlog gebeurde, heb ik opeens geen enkele moeite meer met wat in deze psalm snoeihard geschreven staat: ‘Allen zijn afgegleden, allen ontaard, geen van hen deugt, niet één.’ Zeker, wij weten dat er ook goede Duitsers waren en dat er Hollanders waren die Joden verborgen. Maar toch – in grote lijnen was de aarde vol van geweld en rechtsverkrachting. En nu? Nog heeft Israël geen rust. Nog wordt het beschouwd als een volk dat zorgt voor onvrede in de wereld. Ik voel me juist op deze dag niet geroepen onder woorden te brengen in hoeverre Israël misschien voor een deel zelf zich soms de woede van de wereld op de hals haalt. Vandaag mag en moet alleen gezegd worden: lang leve het volk van onze Verlosser! Lang leven het volk dat de Thora van de Eeuwige heeft hooggehouden, door de eeuwen heen, Met Israël bidden we:
Breng, Here, breng een keer in ’t aards bestel, kom toch van Sion uit uw volk bevrijden. Wend, Heer, ons lot, stel paal en perk aan ’t lijden, dan brengt u vrolijk lof met zang en spel heel Israël.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 5 mei 2012, 09:11
|
|
|
Zaterdag 5 mei, Psalm 54; God is mijn hulp.
Vandaag gaan alle vlaggen uit: Bevrijdingsdag! Als het voorjaar een beetje meezit, zijn de tulpen rood, zijn de wolken wit en is de hemel blauw. Heel deze dag is één grote manifestatie van vreugde vanwege de bevrijding. En de psalm van vandaag doet een flinke duit in het zak van de dankbaarheid. God is mijn helper! Waarom? Hij is het die mijn leven draagt! De psalm spreekt over een situatie die voor de dichter benauwend is. Hij zit in het hol van de leeuw, door de vijand verraden. Het is alsof je het Achterhuis van Anne Frank voor je ziet… ‘Vreemden vallen mij aan, zij staan mij met geweld naar het leven, zij houden God niet voor ogen.’ Maar zie, dan is daar die bevrijdende Redder, die het leven van de dichter draagt. Hij redt uit de nood, zodat hij onbevreesd zijn vijanden kan aanzien. Die laatste uitdrukking is opvallend. David kan dankzij Gods hulp zijn vijanden aanzien. Er staat niet dat zij de deuren van het concentratiekamp voor hem openden. Er staat ook niet dat God zijn geplaagde kind in één klap herstelde van alle kwalen die de gevangenisschap hem had bezorgd. Er staat alleen dat hij dankzij Gods hulp zijn vijanden kon aanzien. Dat geeft te denken! Misschien is de grootste bevrijding die wij kunnen beleven, de bevrijding van onze angst, de bevrijding van onze vrees voor de vijand. Wie werkelijk wordt bevrijd, krijgt geen enkele reis Luilekkerland, maar wordt van zijn angst bevrijd! Je kunt zelfs je grootste vijand recht in de ogen zien – en dát is nog eens echt bevrijding!
God is mijn hulp, Hij is getrouw. Het is de Heer die mij blijft schragen, die ze verdelgt wie mij belagen, breekt wie mij brengen in het nauw. Ja, Hij zag mijn benauwdheid aan, ik vrees niet meer voor mijn vijanden, O God, ontvang mijn offerranden! O Heer, geprezen zij uw naam!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 6 mei 2012, 11:22
|
|
|
Zondag 6 mei, Psalm 55: 1-9; Kon ik als de duiven zijn.
In gedachten zie ik de gezichten voor me: die van de Joden in Mokum. Het is oorlog. Elk moment kan het raak zijn: een razzia in de straat. Zouden ze deze psalm gezegd en gezongen hebben? Ik denk het. ‘O, had ik vleugelen als een duif, ik zou wegvliegen en een woonplaats zoeken!’ Was je maar een duifje op de Dam. Kon je maar naar een vliegveld, om het eerste het beste vliegtuig te nemen dat je in veiligheid bracht. Maar je kunt geen kant uit. Je zit muurvast, omsingeld door vijanden, bruinhemden, nazi’s, Jodenhaters. Tegelijkertijd zie ik allerlei andere situaties, die daar een klein beetje op lijken. Je zit klem tussen de verwachtingspatronen van je ouders. Je zit vast, opgesloten tussen de muren van een geestdodend kantoor. Je zit gevangen in je huwelijk, je zou wel weg willen, opvliegen en vluchten naar vreemde verten. ‘Had ik maar vleugels als een duif…’ Maar je hebt geen vleugels en je bent geen duif. En wat dan? Toch maar weer voortmodderen? Roeien met de riemen die je hebt? Berusten, tot je de laatste snik? Of je bevrijding daar zoeken waar die werkelijk te vinden is: in het hart van de Heer? Nooit en nergens komt een mens tot rust, dan alleen maar daar waar hij zich toevertrouwt aan de Eeuwige. Ik, arme duif, mag een plekje vinden op Christus’ schouder. Ik behoef niet ver weg te vliegen, naar onbekende verten. Mijn redding is dichterbij.
Ik zit verschrikt ineengedoken, de doodsangst heeft mijn hart bekropen, de boosheid weet mij wel te vinden. O kon ik als de duiven zijn en in het diepst van de woestijn wegschuilen voor de wilde winden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 7 mei 2012, 20:50
|
|
|
Maandag 7 mei, Psalm 55: 10-18; Met wie ik opging naar Gods huis.
Dat is een onverdraaglijke gedachte: dat je door een goede vriend verraden wordt! Van een vijand zou je zoiets nog kunnen hebben – daar is het een vijand voor. Maar een vriend, de man of vrouw waarmee je samen feestvierde, degene met wie je naar het heiligdom ging, de tempel, de kerk. De mens aan wie je vertelde wat er leefde in het diepst van je ziel. Zo iemand! Het is alsof je wereld instort… Ziehier het drama van de psalm die we dezer dagen lezen. Het is alsof je – opnieuw – Joden in de oorlog voor je ziet: verraden door oude buren. Een kind op transport gesteld: aangegeven door een lievelingsjuf. Niet te verwerken, zoiets! Hoe dichter van de psalm hiermee omgaat? Hij kan er niet mee omgaan. En daarom roept hij tot God. Hij gooit zijn sores God voor de voeten. Er staat niet dat hij een gebedje prevelt. De dichter roept, hij schreeuwt het uit! Er zijn dingen die je alleen min of meer verwerken kunt als je de kans krijgt ze uit te schreeuwen. Die kans krijgt we. Die kans heet: het gebed. Roept het maar uit, schreeuw het maar naar de hemel toe! Lijfelijk, letterlijk: loop over de dijk, ren door het bos en roep je longen leeg, tegen de wind in, tegen de klippen op. Gooi het God maar voor zijn heilige voeten. En blijf intussen geloven wat de dichter van de psalm ook geloofde, dwars tegen alles in: dat de Heer hem redden zou. De God van Israël, die is zoals Hij is, de Eeuwige, de Aanwezige, die zal je redden! Hoe? Geen idee. Wanneer? Eén groot raadsel. Maar het zál gebeuren. Niet voor niets kwam Jezus in ons bestaan: de Heer redt, zo garandeert ons zijn naam.
Was het een vijand die mij tergde, ik zou mij zwijgende verbergen, maar gij, mijn vriend, mijn evennaaste, met wie ik opging naar Gods huis en vrolijk was bij feestgedruis, wat deed g’ u tegen mij te plaatsen?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 8 mei 2012, 18:56
|
|
|
Dinsdag 8 Mei, Psalm 55: 19-24; Werp op de Heer uw zorgen.
Wij, mensen van de kerk, zijn veel te vroom. Veel te lief. Niet voor elkaar. Was dat maar waar… We slaan elkaar soms met bijbelteksten de harde koppen in. Maar voor God zijn we veel te lief en veel te vroom. We bidden – maar veel te zoetsappig. Wij smeken – maar keurig zingend, op liturgische toon: alles geheel volgens de religieuze regels en kerkelijke begrenzingen. Wij bidden zogezegd beschaafd. Wij krijsen niet, wij breken de hemel niet open – wij bieden hooguit uiterst bescheiden en op vriendelijke toon de hemel een kleine selectie van onze wensen aan. Maar is dat nog bidden? Bidden is soebatten, janken voor Gods aangezicht, de hemel bestormen met je vragen, onophoudelijk God lastig vallen, zoals een arme weduwe een onrechtvaardige rechter. Neem nu de psalm die we deze dagen lezen. ‘Leg uw last op de Heer’, zo vertaalt de Nieuwe Bijbelvertaling. Maar in feite staat er: ‘Gooi je zorg naar de Eeuwige!’Bidden is smijtwerk. Bidden is wat middeleeuwse belegeraars deden: ze beukten op de muren en poorten van de belegerde stad, net zolang tot ze bezweken onder het geweld. God kan het toch niet willen dat een rechtvaardige ten val komt, zo jankt de psalm. Dat is toch godgeklaagd! Nou, klaag dan bij God, dien je klacht in, in tien-, in honderdvoud! De hemel heeft niet voor niets een klachtenbureau dat dag en nacht geopend is. Daar kun je al je sores kwijt. Maar er gebruik van – je weet niet half hoe het helpt!
O, werp nu op de Heer uw zorgen! Wie recht doet blijft in Hem geborgen en zal niet dalen ten verderve, maar mannen van bedrog en bloed die zullen in hun overmoed in ’t midden van hun dagen sterven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 9 mei 2012, 21:21
|
|
|
Woensdag 9 Mei, Psalm 56: 1-5; Mijn held.
Humburg! Vrome pietpraat! Spirituele opschepperij! ‘Angst ken ik niet…’ Toe maar David, jij durft! Je hebt jezelf mooi in de nesten gewerkt. Je dacht, op de vlucht voor je schoonvader Saul: laat ik maar eens naar de Filistijnen gaan. Niet zo slim, David. Je kon, sinds jouw duel met de Filistijn Goliat, vermoeden dat die Filistijnen niet zo dol op jou zouden zijn. Even niet bij stil gestaan… Zeg maar gerust: een domme beslissing. Wat zal David er spijt van gehad hebben, daar in die Filistijnse stad Gat! Hij zal zich de haren uit het hoofd getrokken hebben! Om gek van te worden. Elders in de Bijbel lees ik dan ook dat David zich in deze situatie aanstelde als een gek, daar in de gevangenis van Gat. Hij laat zijn speeksel in zijn baard lopen en bekrast met zijn nagels de deuren. Wat moet je anders, in zo’n zwart gat van vijandschap – daar zou je toch gek van worden? Ziehier: Israël, van eeuw tot eeuw als een duif opgejaagd, van ballingschap tot ballingschap van huis en haard verdreven. En dan toch blijven geloven dat God je helpen zal. ‘Op God, wiens woord ik prijs, op God vertrouw ik.’ Dat is geen humbug, geen pietpraat, geen overdreven vroomheid, maar een oprecht signaal van godsvertrouwen. ‘Wat kan een sterveling mij aandoen? Ja, hij kan je martelen, treiteren je influisteren dat je verloren bent vanwege een domme beslissing die je zelf genomen hebt. Maar altijd sterker is mijn held!
Wees mij genadig, Heer, want een geweld van vijanden staat rondom opgesteld om, als ik machteloos lig neergeveld, over mij heen te lopen. Maar altoos als de angst mij heeft bekropen, Geprezen zij Gods woord dat mij doet hopen! Wat zou een mens mij doen als ik kan roepen: de Here is mijn held!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 10 mei 2012, 18:33
|
|
|
Donderdag 10 mei, Psalm 56: 6-12; In uw boek geteld.
In ons lage landje aan de zee, ons land vol grote rivieren en talloze sloten, kijken wij niet een druppeltje water meer of minder. Dat is in de woestijn wel anders! Daar telt elk druppeltje. Behoedzaam vang je het vocht, bewaar je het in een kruik. Je zult toch niet meer verder kunnen omdat je omkomt van de dorst… Op zijn vlucht voor vijanden laat de dichter van psalm 56 zich troosten door de gedachte dat God zijn omzwervingen kent. Elk traan die hij plengt, gaat niet in het brandende woestijnzand verloren, maar wordt door de Eeuwige opgevangen in zijn kruik. Sterker nog: God neemt notitie van zijn verdriet. Hij noteert wat ons deert. Als een hemelse boekhouder turft God onze tranen. Wat een vertederend beeld! Het mag dan af en toe moeilijk zijn, het leven een dorre wildernis, een droge woestijn, één ding mag je geloven: er is er Eén die alles weet, Eén die op de hoogte is van jouw aarzelen en klagen. Er is er Eén die elke voetstap in het zand ként. Geen traan, op de hete rotsen geplengd, ontgaat Hem. Die gedachte geeft moed, verdrijft de wanhoop en de bitterheid. De hemel weet van mijn lied! Zal dat grote tranenboek ooit opengaan? Wie zal het zeggen? Maar of wij dan al dat oude verdriet weer voelen zullen? Ik denk het niet.
Gij hebt mijn omzwervingen te boek gesteld en al de tranen, in mijn oog geweld, bijeengegaard en in uw boek geteld: alles ligt voor uw open. Geprezen zij Gods woord dat mij deed hopen! Mijn vijanden zijn haastig afgedropen. Wat zou een mens mij doen als ik kan roepen: De Here is mijn held!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
LEANNE226
|
Berichten: 2978
|
Geplaatst: vrijdag 11 mei 2012, 11:26
|
|
|
Bedankt Mario,dat je de bemoedigingen steeds weer plaatst!
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|