Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 17 februari 2012, 07:54
|
|
|
Vrijdag 17 februari, Psalm 22: 26-32; Haal uw hart op.
Als Jezus op Golgotha aan het kruis hangt, citeert Hij enkele woorden uit de psalmen. Waarschijnlijk heeft Hij in zijn laatste uur heel deze psalm 22 opgezegd. Als geschreven staat dat Jezus zegt ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’dan wil de evangelist waarschijnlijk zeggen dat Jezus psalm 22 in z’n geheel citeerde, want de psalmen worden nogal eens aangeduid met hun beginwoorden en de woorden ‘Mijn God, mijn God’ vormden nu eenmaal de beginwoorden van psalm 22. In dat licht is het opmerkelijk dat als kruiswoord ook genoemd wordt het bekende ‘Het is volbracht.’ Dat kan als een soort ‘amen’ hebben geklonken, na alles wat in dit verschrikkelijke duister op de Hoofdschedelplaats was voorgevallen, maar het zou ook weleens het slot van psalm 22 geweest kunnen zijn! De psalm eindigt namelijk met een profetie. Het zal de vijand niet lukken om de macht van de Eeuwige te breken! Sterker nog: er zal een nieuw geslacht opstaan dat Hem loven zal. En wat zal dan de reden zijn van die lofprijzing? Dat God een God van daden is! Een nieuwe generatie zal God loven omdat Hij het heeft gedaan! Zo eindigt dan de psalm die begint met het grote ‘Waarom’: met een geloofsbelijdenis. God zal zijn werk voltooien. En op het kruis ziet Jezus met een brekend oog dát al voor zich. In de nacht van die Vreselijke, maar ook zo Goede Vrijdag, ontwaart Hij in dit psalmcitaat al het licht van Pasen. En wij zingen het Hem na, vandaag. De Eeuwige laat niet varen het werk dat zijn hand begon. Van zondag tot zondag belijden wij het en steeds zal er een nieuwe generatie zijn die het, tegen de klippen op, zal beamen: het wordt, het is volbracht!
Ook het geslacht, dat nog niet is geboren, zal eenmaal van de Heer getuigen horen, dat Hij ’t volbracht!
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op vrijdag 17 februari 2012, 07:55
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 18 februari 2012, 07:41
|
|
|
Zaterdag 18 februari, Psalm 23: 1-4; Geen gebrek. Dat is natuurlijk waanzin: dat het je aan niets zal ontbreken als God maar je herder is! Stel je voor, als dat waar was, zou er geen mens meer op aarde zijn die niet haastje-repje in God zou gaan geloven… Voor ieder die gelooft: alle tekorten opgeheven! Prijs de naam van de Eeuwige en je hebt brood voldoende voor elke dag, koffie, thee en limonade, kinderen en kleinkinderen, geld in je potemonnee en benzine in de tank van je auto! Word christen en je bent de meest tevreden mens die er op aarde rondloopt! Gelooft u het? Ik niet. Maar wat is het dán, in deze psalm? Die dichter is toch niet gek? Schreeuwt zo’n man dan voortdurend boven zichzelf uit? Of bedoelt hij dat hij geestelijk niets te kort komt? Gelooft hij dat hij met de goede herder aan zijn innerlijke kracht zal ontvangen om in de moeilijkste momenten toch het gevoel te hebben dat alles in orde is? Ik weet het niet. Ik heb deze psalm niet geschreven. Eerlijk gezegd denk ik dat de dichter helemaal niets heeft gedacht. Hij heeft alleen gezóngen. En als je zingt, denk je niet. Dan loof je, dan prijs je, dan raak je buiten jezelf. En alleen dan beleef je dat je niets tekort komt! Dan valt alles weg. Alles wat er was en is en wezen zal, aan pijn, aan ongenoegen, aan honger en dorst, aan ongeloof en onvrede, aan verdriet en teleurstelling – alles. Als je zingt, als je de Eeuwige als herder prijst, met hart en ziel, recht van lijf en leden of zo krom als een hoepel en met horten en stoten, dán ervaar je het: dat ‘gebrek’ maar een beperkt begrip is, dat er een volheid van geborgenheid bestaat, buiten jezelf, maar ook ín jezelf, een vrede die het verstand te boven gaat.
Ik wil van God als van een Herder spreken. Onder zijn hoede zal mij niets ontbreken. Groen is het land waarin Hij mijn doet komen, Fris is de bron die Hij voor mij doet stromen. Hij sterkt mijn ziel en wijst mij rechte wegen, Opdat ik Hem zal prijzen om zijn zegen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 18 februari 2012, 07:42
|
|
|
Zaterdag 18 februari, Psalm 23: 1-4; Geen gebrek.
Dat is natuurlijk waanzin: dat het je aan niets zal ontbreken als God maar je herder is! Stel je voor, als dat waar was, zou er geen mens meer op aarde zijn die niet haastje-repje in God zou gaan geloven… Voor ieder die gelooft: alle tekorten opgeheven! Prijs de naam van de Eeuwige en je hebt brood voldoende voor elke dag, koffie, thee en limonade, kinderen en kleinkinderen, geld in je potemonnee en benzine in de tank van je auto! Word christen en je bent de meest tevreden mens die er op aarde rondloopt! Gelooft u het? Ik niet. Maar wat is het dán, in deze psalm? Die dichter is toch niet gek? Schreeuwt zo’n man dan voortdurend boven zichzelf uit? Of bedoelt hij dat hij geestelijk niets te kort komt? Gelooft hij dat hij met de goede herder aan zijn innerlijke kracht zal ontvangen om in de moeilijkste momenten toch het gevoel te hebben dat alles in orde is? Ik weet het niet. Ik heb deze psalm niet geschreven. Eerlijk gezegd denk ik dat de dichter helemaal niets heeft gedacht. Hij heeft alleen gezóngen. En als je zingt, denk je niet. Dan loof je, dan prijs je, dan raak je buiten jezelf. En alleen dan beleef je dat je niets tekort komt! Dan valt alles weg. Alles wat er was en is en wezen zal, aan pijn, aan ongenoegen, aan honger en dorst, aan ongeloof en onvrede, aan verdriet en teleurstelling – alles. Als je zingt, als je de Eeuwige als herder prijst, met hart en ziel, recht van lijf en leden of zo krom als een hoepel en met horten en stoten, dán ervaar je het: dat ‘gebrek’ maar een beperkt begrip is, dat er een volheid van geborgenheid bestaat, buiten jezelf, maar ook ín jezelf, een vrede die het verstand te boven gaat.
Ik wil van God als van een Herder spreken. Onder zijn hoede zal mij niets ontbreken. Groen is het land waarin Hij mijn doet komen, Fris is de bron die Hij voor mij doet stromen. Hij sterkt mijn ziel en wijst mij rechte wegen, Opdat ik Hem zal prijzen om zijn zegen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 19 februari 2012, 09:44
|
|
|
Zondag 19 februari, Psalm 23: 5-6; Het welkom van mij koning.
Wat een geluk! Het kan nier op! De dichter van deze pastorale psalm gaat er van stamelen en stotteren. Geluk en genade, goedheid en genegenheid – ze volgen hem op al zijn wegen, als zijn persoonlijke beschermengelen. En zo gaat hij dan door diepten en over hoogten in de richting van het heiligdom, Jeruzalem tegemoet, óp naar het huis van de Heer. Jaar in jaar uit mag hij daar pelgrim zijn en de grote feesten vrolijk meebeleven. Wat een geluk! Intussen kijkt de vijand meesmuilend toe. Likkebaardend. Vergeet het maar, jij duivel met al je demonen, jullie lachebekken, jullie lafbekken – je hebt in het rijk van God het toekijken. Jullie zijn niet uitgenodigd. Wij wel! Met heerlijk geurende olijfolie worden we gezalfd, als ware christenen – gezalfden, betekent dat! – zo schrijden we de feestzaal binnen. Kijk eens wat een tafels, kijk eens wat een bekers, vol tot aan de rand. Eet en drink en proef dat de Eeuwige goed is! Is dat beeld van mijn bestaan? Niet zolang ik alleen maar oog heb voor leeuwen en beren. Kijk maar naar de herder, dom schaap! Kijk naar zijn stok, kijk naar zijn staf – laten de attributen van zijn herderlijke vertroosten. Nooit zal je brood tekortkomen. Elke dag is er manna in de woestijn. Geloof het maar – en ga zo vroom en dapper richting van Kanaän.
Gij zalft mijn hoofd met d’olie van uw vrede, Gij vult mijn kelk met gelukzaligheden. Ja, zaligheid en liefde en welbehagen zullen mijn volgen al mijn levensdagen. Ik zal het welkom horen van mijn koning en jaar aan jaar verblijven in zijn woning.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 20 februari 2012, 20:10
|
|
|
Maandag 20 februari, Psalm 24: 1-6; Koninklijk domein.
Ik weet niet of ze er bij het kadaster bij stilstaan, maar geregistreerd of niet, het is wel zo: heel de aarde staat op naam van de Eeuwige. In deze psalm wordt het in elk geval genoteerd. De Heer is eigenaar. Waarvan acte! En dan gaat het niet zomaar een willekeuriger god, een voorman van de een of andere religie. Nee, dan gaat het om die Ene, de Eeuwige, de God die dat volk Israël uit Egypte heeft geleid en het gebracht heeft naar het beloofde land. Het gaat over Hem die zijn Tien Woorden sprak, zijn tien vingers uitstak, zijn heilrijke, heilige handen. Van die God is de aarde, Hij maakt er recht en aanspraak op. En de dichter van deze psalm noteert het als een ambtenaar bij het hemelse kadaster: de wereld en wie haar bewonen, alles is van Hem, de Koning van alle koningen! Dat onze vierkante metertjes goedbeschouwd koninklijk domein zijn, daar mogen we wel eens wat meer bij stilstaan. Bordjes met ‘privé-eigendom’ en ‘streng verboden toegang’ zijn strikt genomen volstrekt legitiem. Er is nog geen vierkante millimeter grond van mij. Alles is van iedereen, binnenlander, armoedzaaier of grootgrondbezitter – we moeten allemaal weten dat alles van iedereen is of, beter nog, van Hém. Om die reden hebben we geen enkel recht van handelen wanneer we ons vuil in zijn aarde dumpen, onze rotzooi in zijn zee, ons gifgas in zijn lucht. Wie tot Hem nadert, mag daarom eerst wel eens zijn handen wassen. Liever nog: zijn hart. En dat kun je alleen doen als je eerst je rommel hebt opgeruimd en je mond hebt gespoeld: laster en leugens zqijn voor God aangezicht ongewenste vreemdelingen. In Gods domein zal schoonheid zijn. Zuiverheid. Reinheid. Je houdt er huiswerk aan over, aan zo’n klein stukje uit een psalm…
De aarde en haar volheid zijn des Heren koninklijk domein, de wereld en die daarin wonen. Het land rijst uit de oceaan, rivieren breken zich ruim baan om Gods volmaakte macht te tonen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 21 februari 2012, 20:29
|
|
|
Dinsdag 21 februari; Psalm 24:7-10; Ruim baan.
De poorten steken de kop op, alle deuren kijken reikhalzend in één richting: daar komt de koning! Ruim baan voor de majesteit! Alsof het prinsjesdag betreft, zo schildert de psalm de intocht van de Eeuwige. In Israël is altijd sterk verlangen geweest ooit een vorst te mogen begroeten die een eind zou kunnen maken aan onvrede naar zo’n Messias. Maar van welke volk kun je dat niet zeggen? Diep vanbinnen strekken we ons allen uit naar een vorst van vrede, een hemelse mens die orde op zaken stelt. Soms is die hunkering zo blind dat we zelfs met een dictator genoegen nemen, een Führer, die goedbeschouwd meer breekt dan bouwt. Soms wordt die hunkering zo sterk dat we menen zelf een heilstaat op te kunnen bouwen, met uitschakeling van dissidenten die roepen dat het anders moet. Maar de hunkering blijft, het verlangen naar een verlosser die de wereld bevrijden kan. Het mooie van psalm 24 is dat alle poorten worden geroepen zich te verheffen om de verwachte koning binnen te laten. Hij zal elke mensenmaat te buiten gaan! Geen wonder dat Israël er grote moeite mee heeft om in Jezus zo’n majesteit te zien. Moet een klein kind uit Bethlehem de Messias van de wereld zijn? De kerk van Christus heeft er toch fiductie in. Groot zal Hij zijn, zodra Hij komt in0 macht en majesteit! Zo groot, dat alle poorten uit hun vliegen en alle dichte deuren hoog als de hemel opengaan. God zelf zal onder mensen wonen!
Gij poorten, heft uw hoofd omhoog, aloude deur, maak wijd uw boog, ruim baan voor verheven koning. Wie is die vorst van ’s hemels legermacht! Hij komt, Hij maakt bij ons zijn woning.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 22 februari 2012, 21:17
|
|
|
Woensdag 22 februari, Psalm 25: 1-7; Onbedachte jaren.
De zonden uit mijn jeugd… Dat zijn de dingen die je deed toen je nog niet beter wist. Of je wist wél beter en je was ronduit dom. En nu gaan die gebeurtenissen van toen als zwarte bladzijden in je levensboeken mee, tot in lengt van dagen en jaren, tot je laatste ademtocht. De zonden uit mijn jeugd… De dichter bidt dat God er niet aan denken zal. Heeft hij dan nog nooit om vergeving gebeden? Heeft hij voor zijn zonden nooit een offer gebracht in het heiligdom? En heeft hij dan niet geloofd dat de Eeuwige groot is in genade en goedheid? Zeker wel, ongetwijfeld heeft de dichter dat allemaal eens of zelfs meer dan eens in zijn leven gedaan. En toch blijft het knagen. Toch kun je haast niet geloven dat het bij God allemaal in orde is, dat Hij er zelfs niet eens meer aan denkt. Is dat nu wel volgens de gangbare christelijke principes? Als je gelooft dat bij God iets vergeven is, dan mag je daar toch op vertrouwen? God vergeeft en vergeet! Kom er dan zelf ook niet op terug, alstublieft! Ja, dat klinkt logisch en dogmatisch zuiver. Maar het leven is anders. Het leven, ook het leven met God, weet van geloof en ongeloof, van hoogten en diepten, van oude wonden en oude zonden. Wie daar altijd maar over heen gelooft, drukt dingen weg die niet weg te drukken zijn. Dan kun je er toch maar beter over spreken. En over spreken. En over bidden. Wat, bijvoorbeeld? Dat God er niet meer op terugkomen zal! Dat Hij aan jou met liefde zal denken, ondanks alles. En zou Hij dat dan ook doen? Reken maar!
Denk aan ’t vaderlijk meedogen, Heer waar op ik biddend plijt: milde handen vriendlijk’ogen zijn bij U van eeuwigheid. Denk toch aan de zonde niet van mijn onbedachte jaren! Heer, die al mijn ontrouw ziet, wil mij in uw goedheid sparen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 23 februari 2012, 20:56
|
|
|
Donderdag 23 februari, Psalm 25: 8-13; Het zacht gemoed.
De kleintjes hebben bij de Eeuwige een streepje voor. Hij let op de kleintjes. Hij heeft iets met de kleintjes. De nederigen, de ootmoedigen, de gebeukten en gebukten, de zwakken, de zieken en de zondaren – het is net alsof de God van Israël een zwak heeft voor de zwakken in de samenleving. Wat ik zeg – dat lijkt niet alleen zo, dat is zo! Je zou bijna zeggen: daar is Hij God voor! Daartoe is Hij ooit opgestaan, God onder de goden. Deze God neemt het niet, dat de minstens van de mensen worden gemarteld. Deze God is per definitie een bevrijder, een verlosser, daar heeft Hij zijn handen aan vol, Hij heeft er dag en nacht werk aan. Maar dat betekent wel dat je moet oppassen als je niet aan de kant van de kleintjes staat! De God, van wie wij geloven dat Hij de Ene is, de God die machtiger is dan alle anderen goden samen, die God, de Unieke van Israël, heeft het niet zo op alles wat zich machoachtig vermeet de lakens te kunne uitdelen. Je kunt maar beter aan de goede kant staan, aan de kant van de ootmoedigen. Was dat is: ootmoedigheid? Een ootje is een klein, rond tekentje, een onbetekenend cijfertje, een nulletje. Wie zich in het ootje laat nemen, is minder dan niets. Een ootmoedig mens verbeeldt zich niets, heeft geen pretenties, streeft niet naar het halen van tienen. Een ootmoedig mens weet dat hij van genade moet en kan en zal en mag leven. Zo’n mens wordt op de goede weg geleid. Op zulke wegen wil Hij je gids wel wezen!
God is goed, Hij is waarachtig en gaat zijn getrouwen voor, brengt, aan zijn verbond gedachtig, zondaars in het rechte spoor. Hij zal leiden ’t zacht gemoed in het effen recht de Heren: wie Hem needrig valt te voet, zal van Hem zijn wegen leren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 24 februari 2012, 13:37
|
|
|
Vrijdag 24 februari, Psalm 25:14-22; Verborgen omgang.
Dat woord ‘vriend’ staat eigenlijk helemaal niet in de oorspronkelijke Bijbeltekst. Er staat iets wat wel is vertaald met ‘intieme omgang’ of ‘stil gesprek’. Het gaat in deze psalm over godvrezendheid. Dat heeft niets te maken met angst te maken, maar alles met eerbied, respect. Wie zo met God verkeert, ervaart met Hem een intieme omgang, een stil gesprek. En inderdaad, dat lijkt als twee druppels water op wat wij in het leven van alledag ervaren in vriendschap. Wie leeft binnen de lichtkring van Gods verbond, mag weten: de Eeuwige is mijn vriendje! Nu klinkt dat wel heel amicaal, op het oneerbiedige af. Zo bedoel ik het niet. Wie met de Eeuwige verkeert, weet diep vanbinnen: Hij is de Heilige, de Onnoembare, de Schepper van hemel en aarde. Hij is je vriendje niet! En toch ook weer wél! Zo dichtbij wil Hij komen, dat de omgang met Hem een stil gesprek kan zijn, een conversatie als tussen vrienden. Misschien geloven we daar te weinig in: dat je met God kunt praten als met je beste vriend. Misschien heb je ooit gedaan en ben je Hem als gesprekspartner uit het oog verloren. Maar met wie kun je beter overleggen dan met Hem? Hij luistert, altijd – en dat kun je van vele vrienden niet eens zeggen. Wat een geluk: een God te kennen met wie je praten kunt!
Gods verborgen omgang vinden zielen waar zijn vrees in woont; ’t heilgeheim wordt aan zijn vrinden naar zijn vreêverbond getoond. ‘d’Ogen houdt mijn stil gemoed opwaarts, om op God te letten: Hij, die trouw is, zal mijn voet voeren uit der bozen netten.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 25 februari 2012, 10:06
|
|
|
Zaterdag 25 februari, Psalm 26:1-7; Ik leg mij voor U open.
Het is weer eens zo ver! Ook de dichter van deze psalm is zich van geen kwaad bewust. Hij bewandelt de weg van Gods geboden, het rechte pad van waarheid en trouw. Hij gaat niet om met lieden van bedenkelijk allooi. Keurig, toch? Echt weer zo’n man om door een ringetje te halen: vroom, braaf – niets op aan te merken! In onze oren klinkt dat allemaal nogal hoogmoedig. Wie kan dat nu van zichzelf zeggen? Als een ander dat nu nog ober jou zegt, vooruit – maar dergelijke dingen over jezelf te zeggen, dat riekt naar verwaandheid! Komt hier al niet een huichelachtige Fariezeeër om de hoek kijken? Een échte, oprechte Farzieeër, een waarachtige, vrome Schriftgeleerde zegt zoiets toch niet over zichzelf? Toch staat ook deze psalm in de Bijbel. Had men in oude tijden misschien minder afkeer van mensen die rechte wegen bewandelen? Dat zou best eens zo kunnen zijn. Wij zijn zover afgedwaald dat we alles leuk zijn gaan vinden wat afwijkt van het rechte pad. Op de televisie zie je bij voorkeur mensen die doen wat opvalt. En wanneer val je op? Als je uit de toon valt, als je op een grote mond opzet, uitdaagt, gek doet, grof doet. Maar de mens die gaat op de wegen van Gods wet, komt niet zo gauw in beeld. Dat wil zeggen, op aarde niet. In de hemel zal dat anders zijn. Reden genoeg om je bij tijd en wijle te laten vertroosten door de gedachte dat er Eén is die je kent, in hart en nieren, Eén die weet dat je niets liever doet dan wandelen op de wegen van zijn Woord. Je behoeft er niet mee te pronken. Maar je mag er wel van harte dankbaar voor zijn!
O Heer, op wie ik pleit, in mijn eenvoudigheid heb ik geleefd. U toegewend. Op U is al mijn hopen. Ik leg mij voor U open, die mij in hart en nieren kent.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 26 februari 2012, 09:35
|
|
|
Zondag 26 februari, Psalm 26:8-12; Ik treed u zingend tegemoet.
De dichter van deze psalm heeft iets met de tempel. Meer dan eens spreekt hij in zijn lied over de plaats waar God woont, de plek waar ook zijn volk samenkomt. Hij is een beetje verliefd op die plek – en dat is in hem te prijzen. Waarom? Omdat niets mooier is dan de gezamenlijke lofprijzing. Zeker, ook in je eentje, strikt persoonlijk, kun je God prijzen. Ook als individu kun je vol zijn van de lof des Heren. Maar die samenhang van de bijeengekomen gemeente, de samenklank van het gezamenlijke loflied, heeft een merkwaardige meerwaarde. In dat gemeenschappelijke zwelt mij eigen kleine toontje aan, tot al die kleine toontjes samen een symfonie van klanken worden, een meerstemmige ode aan de Eeuwige. Zo is dat Godshuis de plek waar ik de heilgeheimen vier die de Allerhoogste met zijn kinderen delen wil. Daar brandt het vuur van de verzoening, daar stroomt het water van de genade. Is er een mooiere plek op aarde dan juist die plaats waar God onder de mensen wonen wil? Je kunt daar heel denigrerend over spreken. Je kunt zeggen dat een kerk alleen maar een gebouw is van hout en steen, een grote zaal binnen vier muren. Dat mag allemaal waar zijn, maar zo’n Godshuis, eeuwenoud of eigentijds, is meer dan alleen maar een zaaltje dat toevallig geschikt is voor een samenkomst van de christelijke gemeente. Het is de ruimte waarin wij met elkaar God zingend tegemoet mogen treden. Alleen wie zich door eerbied voor de Eeuwige leiden laat, die zal dit wonder ervaren.
Verenig in uw naam met allen die tezaam U dienen met oprecht gemoed, zal ik uw lof verheffen. Mijn weg is recht en effen: ik treed U zingend tegemoed.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 27 februari 2012, 21:38
|
|
|
Maandag 27 februari, Psalm 27: 1-3; Mijn hoge burcht.
Daar zijn ze weer: de vijanden! Er is weer eens sprake van een leger, van oorlog, van woede en angst. Het is alsof de dichter naar het journaal zit te kijken. Het is alsof die dichter precies weet wat er er leeft op de bodem van zijn ziel. Wat daar leeft, in het diepst van mijn gedachten? Van alles en nog wat. Maar vooral: angst. Angst voor tegenstand. Angst voor tegenwerking. Angst voor het ineenvallen van wat ik jaar in jaar uit met pijn en moeite heb opgebouwd. Angst voor afwijzing. Angst voor het signaal: we hebben jou niet meer nodig, we kunnen het alleen wel af. Angst voor mensen die jouw levenswerk afkraken, afbreken, het de grond in zullen trappen. Angst te verliezen wat je aan liefde rondom je heen ervaart: mensen vooral, geliefden. Wat houdt de dichter op de been? Het heil van de Heer! Hij is als een licht. Hij staat als een huis, als een burcht om de dichter heen. Nergens behoeft hij bang voor te zijn. God zal hem helpen! Is dat nu niet al te simpel? De Joden in de Tweede Wereldoorlog hebben dat ook gedacht. Reken maar dat ze deze psalm gezongen hebben, in de getto’s en op weg naar de concentratiekampen. Maar waar was die burcht van de Eeuwige in de gaskamers? Waar was het licht van zijn liefde in het duister van het massagraf? Ik weet van mensen die alles, alles verloren – uiteindelijk zelfs hun leven. Tóch zongen ze deze psalm. Tot het laatste toe. Het is een geheim dat niemand je kan onthouden. Het is een zegen, die alleen de Eeuwige zelf je schenken kan.
Mijn licht, mijn heil is Hij, mijn God en Here! Waar is het duister dat mij onheil baart? Mijn hoge burcht is Hij, niets kan mij deren, in zijn bescherming ben ik wel bewaart!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 28 februari 2012, 18:17
|
|
|
Dinsdag 28 februari, Psalm 27: 4-6; Een verwonderd oog.
Over dat ‘verwonderd’ oog – we zullen straks ontdekken in de berijming van de psalm – lees ik in de Hebreeuwse tekst geen woord. ‘Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog.’ Prachtig, maar wel een dichterlijke vrijheid… Intussen staat er in de tekst alleen iets over het verlangen in Gods heiligdom te mogen zijn, om daar te wonen. De dichter hunkert ernaar zijn steun en toeverlaat. Zijn veiligheid te mogen vinden in de tempel. Daar hoopt hij de liefde en de luister van de Eeuwige te aanschouwen. Toch zou ik dat woord verwondert vandaag graag eens willen onderstrepen. Daar kon wel eens een geheim van de psalm perfect mee aangegeven zijn! Het is de verwondering die de dichter bevrijdt van zijn angsten. Het is de verbazing over Gods goedheid die hem in de ruimte stelt. Wie de verwondering verliest, verliest het leven… In gedachten zie ik de dichter door de tempel dwalen. Kijk daar een: het altaar, de plaats van de verzoening! En kijk daar eens: de hogepriester, die op het punt staat het binnenste van het heiligdom binnen te gaan! Verbazingwekkend: hier wordt de vergevende liefde van de Eeuwige gevisualiseerd, zichtbaar gemaakt. Hier zie je de hemel als op een plaatje! Om stil van te worden – stil van verwondering…
Eén ding slechts kan ik van den Here verlangen, dit ene: dat zijn gunst mij eenmaal geev’ Hem dagelijks te loven met gezangen, te wonen in zijn huis zo lang is leef! Hoe lieflijk straalt zijn schoonheid van omhoog. Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog, aanschouwende hoe schoon en zuiver is zijn licht, verlichtende de duisternis.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op woensdag 29 februari 2012, 20:45
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 29 februari 2012, 20:45
|
|
|
Woensdag 29 februari, Psalm 27: 7-10; Zoek mijn aangezicht.
Daarin is ons geluk te vinden: in het zoeken van God. Niet in het vinden van God – want God is niet te vinden. Wie vandaag denkt God gevonden te hebben, raakt Hem morgen weer kwijt. God is groot om te worden gevonden. Hoe zou je de kosmos vinden? Wie kan beweren dat hij het heelal gevonden heeft? God laat Zich slechts zoeken. En wie Hem zoekt, met een waarachtig hart, die is gelukkig alsof hij God gevonden had. Het te zoeken is al het eeuwige leven. Naar Hem te verlangen betekent al vrede in het diepst van je ziel. Maar hoe kan het dan zijn dat je altijd maar weer blijft verlangen naar God? Hoe is het dan te verklaren dat je blijft zoeken, blijft hopen voortdurend in Gods nabijheid te kunnen verkeren, ooit op een dag? Dat is de lokstem van de liefde. Dat is de hunkering naar de Heer. Altijd zal die er zijn, altijd zal die ons leven leiden. Laat niemand je wijsmaken dat je God nog niet kent zolang je naar Hem verlangt en op Hem hoopt. Juist zij die naar Hem uitzien, hebben zijn nabijheid gevonden. De gemeenschap met God blijft verborgen, maar is tegelijkertijd ook te vinden: juist in die hunkering naar Hem. Hij doet zijn liefde open voor al wie op hem hopen. Meer kun je niet. Meer behoef je niet. Nooit zal je God intenser ervaren dan in het oprechte verlangen vervuld te worden met zijn liefde.
Zoals Gij eenmaal mijn geroep verhoorde zo spreek weer tot uw knecht en geef je hem licht. Mijn hart zegt stil de liefelijke woorden die Gij eens zeide: ‘Zoek mijn aangezicht.’ Uw aangezicht, ik wil het zoeken, Heer! Verberg het niet, beproef mijn niet te zeer! Ik hoop geen heil dan Gij voor mij bewaart, ik smacht naar ’t uur dat Gij U openbaart!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 1 maart 2012, 20:34
|
|
|
Donderdag 1 maart, Psalm 27: 11-14; Onversaagd.
God vind je niet – je kunt Hem alleen maar zoeken. Maar in die zoektocht is dan ook het te vinden inbegrepen. Daarom geldt in het koninkrijk van God: wie zoekt, die vindt. Het laatste is niet het resultaat van het eerste, nee, wie bezig is te zoeken is tegelijkertijd ook al bezig te vinden… Wie dat verstaat, begrijpt ook het slot van de psalm. De dichter vraagt om Gods bescherming tegen valse getuigen en geweldige aanklagers. En dan besluit hij zijn lied met de verwachting nog tijdens zijn leven Gods goedheid te zullen zien. Vandaar de aansporing op de Heer te wachten, dapper en vastberaden. Wachten. Dat ligt ons niet zo. Wij zijn broeders en zusters van de daad. Geen woorden – doen is de boodschap! Handen uit de mouwen! Maar de psalm spreekt van wachten en hopen, van verlangen. In dat gestage wachten ligt het geheim van geluk. Al ons doen dient geleid te worden door een heilig ‘laten’. Wij wachten stil op Gods ontferming. En juist dat waakzame wachten is een bron van vrede.
O als ik niet met opgeheven hoofde zijn heil van dag tot dag verwachten mocht! O als ik van zijn goedheid niet geloofde,’ dat Hij te vinden is voor die Hem zocht! Wees dapper, hart, houd altijd goede moed! Hij is getrouw, de bron van alle goed! Wacht op den Heer, die u in zwakheid schraagt, wacht op den Heer en houd u onversaagd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 2 maart 2012, 17:27
|
|
|
Vrijdag 2 maart, Psalm 28: 1-5; Verborgen in uw heiligheid.
Beste psalmdichter, mag ik vandaag van iets over je te zeggen, iets tégen je zeggen? Het is zomaar een spontane reactie, een korte hartenkreet naar aanleiding van wat je schrijft in de psalm die vandaag onze aandacht vraagt. Je hebt het moeilijk, dat is duidelijk. Je roept tot God, maar je krijgt geen antwoord. Je wordt omringd door kwaadwilligen, belaagd door mensen die je vrede wensen maar intussen hopen dat je in de val loopt. Je laat het wel uit je hoofd hen een kopje kleiner te maken – zo ben je niet, je wilt geen eigen rechter spelen. Maar je vraagt wel aan de Allerhoogste of Hij met hen wil afrekenen. ‘Geef hun wat ze verdienen’, zo bid je. ‘Vergeld hun naar hun daden, naar het werk van hun handen, laat hen voor hun misdrijven boeten.’ Nu wil ik me niet vromen voordoen dan ik ben, maar ik kan me toch wel voorstellen dat God in deze situatie niet antwoordt. Als ik God was, zou ik niet weten wat ik zou moeten zeggen. Aan de ene kant heb je natuurlijk het grootste gelijk van de wereld: het is afschuwelijk wat zulke kwade geesten bedenken en doen. Maar anderzijds… je kent God toch? Is Hij iemand die zomaar afrekent met zijn tegenstanders? Ik ken Hem als de God die groot is van goedertierenheid en rijk in genade. Zou Hij misschien het signaal van zijn geduld? Bovendien: jij noemt Hem jouw rots. Sinds wanneer spreken rotsen? Sinds wanneer spreken rotsen? Stilte is de verborgen taal van zijn betrouwbaarheid.
Ik roep tot U, mijn rots, mijn Here! Blijf U niet zwijgend van mij keren, ik word een dode met de doden, als Gij U doof houdt voor mijn noden. Ik hef mijn hand naar waar Gij zijt, Verborgen in uw heiligheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 3 maart 2012, 15:04
|
|
|
Zaterdag 3 Maart, Psalm 28: 6-9; Mijn schild.
Mag ik vandaag mijn briefje van gister afmaken, beste psalmdichter? Nu om je te bedanken voor dat onverwachte slot van jouw lied. Je klaagde gisteren nog dat je geen antwoord kreeg van God, jouw rots, zijn mond niet opendeed en zwijgend dreigde jou op het randje van het graf te laten stikken – maar vandaag is jouw toon volledig omgeslagen, de klacht is een loflied geworden, het gejank gejubel. ‘De Heer zij geprezen!’ Opeens spreek je over Hem als over jouw kracht en jouw kracht en jouw schild, de God van je vertrouwen. Prachtig! Maar waarom eigenlijk? Dat blijft een groot raadsel. Met geen woord vertel je wat er is gebeurd. Heeft God jouw gebeden verhoord en jouw tegenstanders laten boeten voor wat ze gedaan hebben? Of is er iets anders voorgevallen? Is die zwijgende Rots misschien gaan spreken, met woorden die onuitsprekelijk zijn, in taal die voor anderen niet te bevatten is? Is dat misschien de reden waarom jij niet vertelt hoe jouw probleem is opgelost? Ik ga vermoeden dat er helemaal niets is opgelost, dat wil zeggen niet zoals wij dat meestal bedoelen. Jouw probleem is niet opgelost, maar jouw wanhoop is opgelost! Als sneeuw voor de voorjaarszon verdwenen, gesmolten in het warme licht van de Eeuwige! Opeens zag je het: Hij is een herder die mij draagt. En Hij draagt mij niet zomaar een eindje mee, nee, Hij draagt mij naar de wereld die komt, naar zijn koninkrijk van vrede. Opeens voelde je het: de Heer is mijn kracht! Ook al is alles en iedereen tegen me, Hij is sterker dan mijn grootste tegenstander. In zijn stilte spreekt zijn stem, in zijn zwijgen ruist een lied – in Hem zie ik niet mijn grafsteen, maar mijn rotssteen!
Geloofd zij God, die naar mijn woorden, mijn smeken en mijn klagen hoorde. Hij is mijn schild en mijn betrouwen, Een bolwerk voor wie op Hem bouwen! Nu juicht mijn hart, nu juicht mijn stem en met mijn loflied prijs ik Hem.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 4 maart 2012, 10:29
|
|
|
Zondag 4 Maart, Psalm 29; Boven bodemloos geweld.
En nu alstublieft niet direct gaan roepen dat deze psalm een primitief liedje is waarin de oerkracht van het onweer wordt bezongen, de stem van de Allerhoogste die dondert over land en zee, terwijl zijn ogen vuur schieten als de bliksem… Het gaat in deze psalm wel even iets méér. Het gaat over de macht van de Eeuwige boven al het chaotische geweld dat ons bedreigt en belaagt. Dan mag je aan de zondvloed denken, aan die overvloed van toen en nu. Dan mag je ook aan het gedonder van kanonnen denken, aan vijandelijk vuur uit pistolen en geweren. Dan mag je denken aan alles wat deze aarde maar kapot wil maken en vernietigen. Daar staat de Eeuwige boven. Niet dat Hij erboven staat zoals een barse baron zich verheft boven armoede van zijn pachters – de Eeuwige staat boven de armoede van zijn pachters – de Eeuwige staat boven zoals een officier boven het domme gedoe van een paar muitende soldaten staat! Wat denken wij wel, wij aardmannetjes en aardvrouwtjes? Wat denken wij wel met al ons gedonder en gevaarlijk vuurwerk? Dat wij iets in te brengen hebben tegen de hemel? Die daar woont, lacht! De Eeuwige heeft zijn troon boven de vloed. Hij laat Zich niet van zijn hemelhoge troon trekken door ons loos gebrul en gebral. Boven het bodemloos geweld heeft de Heer zijn troon gesteld! Hij staat erboven! Zevenmaal klinkt in de psalm de aanduiding ‘de stem van de Eeuwige.’ Wat dat zegt? Dit: alles loopt uit op het allerlaatste woord in deze psalm: sjaloom! Vrede.
Boven ’t bodemloos geweld heeft de Heer zijn troon gesteld. Hij die zetelt op de vloed, Koning zal Hij zijn voorgoed. Levenskracht zal Hij ons geven, ja, zijn volk zal Hij doen leven. Overvloedig deelt Hij mede Voorspoed en geluk en vrede.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 5 maart 2012, 17:23
|
|
|
Maandag 5 Maart, Psalm 30:1-6; Een schaduw die voorbijging.
Ik ben bang voor de dood. Meestal niet, soms wel. Als ik iets voel, iets in mijn lijf dat er niet hoort, als ik bespeur dat de ouderdom komt en gebreken zich stilletjes of luid schreeuwend aandienen, denk ik aan de dood. Dan zie ik complete taferelen voor me: een ziekbed, een ziekenhuis, slangen en infusen, artsen en verpleegkundigen. En, erger nog, een laatste groet, een afscheid voorgoed. En ook: een open graf, een kist erin, zand erover. En op die momenten ben ik bang voor wat beslist een keer komen gaat. Op die momenten ben ik bang voor de dood. Ben ik bang voor God? Ja en nee. Ja, omdat je nooit precies weet hoe het zijn zal: voor zijn aangezicht staan. Zal het ongeveer zijn zoals je altijd hebt gedacht? Of anders? Vast wel, maar hoe dan? Die twijfel kan je bang maken, onzeker. Toch ben ik niet bang voor God. Als Hij is zoals Hij heet, de Genadige, de Barmhartige, de God die volstrekt betrouwbaar is, dan zal zijn liefde ook gelden voor die arme ziel die in mij huist. Als zijn Zoon niet voor niets is gekomen, gestorven en uit de dood is opgestaan ( en dat is Hij, halleluja!) dan is er geen enkele reden om bang te zijn. Integendeel, dan kan ik bij tijd en wijle verlangen naar wat komen zal. In de psalm echter leeft de gedachte ‘bij de dood houdt alles op’. In het stille stof zingt niemand ’s Heren lof. Hoewel, in het slot van de psalm is er toch even sprake van eeuwigheid, de komende wereld. Maar verder zwijgt de psalm als het graf over leven na de dood. Gelukkig is de dood aan de dichter voorbijgegaan. Bijna had de vijand reden voor een feestje gehad. Maar God heeft hem op het nippertje omhoog getrokken uit het dodenrijk. Dát is een gedachte waaraan ik me kan vastklampen! Zodra ik wegzink, trek God me óp! Met zo’n psalm kan ik leven, letterlijk en figuurlijk. Met zo’n psalm is het vandaag al Pasen!
Mijn God, om hulp riep ik U aan, en Gij schonk mij dit nieuw bestaan! Het donker doodsrijk met zijn dreiging werd tot een schaduw die voorbijging.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 6 maart 2012, 22:57
|
|
|
Dinsdag 6 Maart, Psalm 30: 7-13; Uw vreugdekleed.
Dat zal je gebeuren: dat je met één been in het graf staat en dat je dan mag meemaken dat je genezing vindt en zomaar weer het lieve leven in mag lopen… Je klacht veranderd in een dans, het rouwkleed dat je gedachten al aangetrokken, weg! ‘Mijn ziel zal voor u zingen. Heer, mijn God, u wil ik eeuwig loven.’ Ja, dat zal wel, dan wil je wel, dan voel je je als een kond herboren, dan zou je de hemel willen kussen en de aarde willen zoenen, dan is alles rozengeur en maneschijn! Maar als het nu eens anders is? Als genezing nu níet komt? Als je wél die dreigende dood voor je ziet, dat stof waarin je lichaam zal vergaan? Dan zal je zo’n psalm wel in de vuilnisbak stoppen, dan slaan al die mooie woorden helemaal nergens op. Of… kan er zelfs als het leven anders loopt dan de dichter in dit lied mag meemaken, een loflied zijn? Mag ik misschien dit psalmwoord lezen in het licht van Christus’ belofte: ‘Wie in Mij gelooft, zal niet sterven, maar leven tot in eeuwigheid’? Ja, zó mag ik deze psalm ook lezen, bij het licht van die belofte! Zodra ik door de hemelpoort de eeuwige vreugde binnentreed, mag ik ruilen. Ruilen zonder huilen. Sterker nog: ik mag tranen inruilen voor een schaterende lach. Mijn treurige rouwkleed mag ik inleveren. En wat krijg ik ervoor in de plaats? Zijn vreugdekleed, zijn eigen feestgewaad! De psalm van vandaag is een lied bij de inwijding van de tempel. In gedachten zie ik ze binnengaan: pelgrims in het wit gekleed! Als dat geen vreugde betekent…
Gij hebt mijn weeklacht en geschrei veranderd in een blijde rei! Mijn rouwkleed hebt Gij weggedaan, Uw vreugdekleed deed Gij mij aan, dat ik zou zingen tot uw ere in eeuwigheid, mijn God, mijn Here!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 7 maart 2012, 05:36
|
|
|
Woensdag 7 Maart, Psalm 31: 1-6; In uw handen.
Deze psalm kun je als christenmens niet lezen zonder aan Jezus te denken. Hangend aan het kruis van Golgotha citeert Hij, luid roepend, deze psalm. ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Jezus heeft die psalm gekend. Zou Hij ook gedacht hebben aan wat volgt op de tekst die Hij citeert?’ In uw hand leg ik mijn leven, Heer, trouwe God, u verlost mij?’ Van verlossing is echter op dat moment geen sprake. Duisternis en dood, meer staan Hem niet voor ogen. Zou Hij eraan gedacht hebben dat in deze psalm ook geschreven staat: ‘U laat niet toe dat de vijand mij insluit, u geeft mijn voeten de ruimte’? De ruimte? Vastgenageld zijn Christus’ voeten op het ruwhouten kruis! En God? Die laat wel toe dat de vijand Hem insluit, Hem opsluit, Ham vastspijkert. Wie zich dat realiseert, zou toch opslag het geloof verliezen? Hoe kom je ertoe juist zo’n psalm een woord te kiezen wijze van laatste woord, slotwoord, stervenswoord? ‘In uw hand leg ik mijn leven’ – ja, dat zal wel, wat moet je anders? Maar hoe kun je nu zo’n psalmwoord citeren als de rest van de psalm in geen velden of wegen wordt vervuld? Ik vermoed dat Jezus zich vooral heeft ingeleefd in de woorden uit deze psalm waarin Hij zijn eigen noodkreet herkende. ‘Bij u, Heer, schuil ik, maak mij nooit te schande. Bevrijd mij en doe mij recht…’ Maar ook in het credo dat volgt, heeft Hij Zich herkend: ‘U bent mij rots, mijn vesting, u zult mijn gids zijn, mij leiden, tot eer van uw naam.’ En die andere woorden dan, die spreken van verlossing en ruimte? Aan die woorden heeft Hij Zich vastgeklampt, als aan beloften, in gespannen verwachting, op hoop tegen hoop. Misschien – ik hoop het, ik denk het! – krijgt ieder die zijn leven in Gods handen legt, innerlijk al iets van Pasen te zien…
In uwe handen, God almachtig, beveel ik mijn geest. Mijn hart is onbevreesd. Ik ben altijd uw trouw indachtig, mijn God, die als ik schreide mij troost en bevrijdde.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 8 maart 2012, 19:53
|
|
|
Donderdag 8 Maart, Psalm 31: 7-9; In de ruimte.
Over ruimte gesproken… Wie kan roepen: ‘Het is volbracht!’, die staat nog eens volop in de ruimte! Die kan, met vastgespijkerde voeten, dansen, springen als een hinde over de heuvels… Als ik dit schrijf, denk ik natuurlijk aan wat gisteren voor het voetlicht kwam. Dat geldt van Jezus, de gekruisigde. Maar dit geldt vanzelfsprekend allereerst van de dichter van deze psalm zelf. Zijn strijd is nog lang niet ten einde; toch weet Hij dat God zijn gids is, de Heer zijn herder. En wie weet, staat al in de ruimte, ook al zijn je benen in het blok geslagen of je voeten omsnoerd of vastgenageld. Dat was althans de ervaring van menig gelovige die in een weinig rooskleurige situatie verkeerde. Menselijkerwijs kan je situatie hopeloos en uitzichtloos zijn, maar het geloof geeft je veerkracht, geeft je vleugels, zodat je vliegt – als een vogel, zo vrij. Waarin zou dat geheim schuilen? Ik denk aan die andere woorden van de dichter, die direct voorafgaan aan de tekst van vandaag. ‘U ziet mijn ellende, u kent mij nood van mijn ziel.’ Dat God je ziet, je ellende ziet, de nood van je ziel peilt – dat is de grootste troost die een mens ten deel kan vallen. Te weten dat de Allerhoogste je niet vergeten is, dat Hij jou dag en nacht in zijn gedachten houdt – dát is een besef dat je boven jezelf doet uitstijgen. Voor omstanders is soms de levensmoed van ernstig zieken en stervenden onbegrijpelijk. Maar wie iets begrijpt van de wonderlijke wegen van het geloof in de Eeuwige, die weet ook hoe mensen in de diepste put zich soms gedragen weten, als op arendsvleugelen.
Ik wil mij, Heer, in U verblijden, die hulp bood in de dag dat ik geen uitkomst zag, die steeds mij uit de engte leidde; dan mocht met lichte schreden ik in de ruimte treden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 9 maart 2012, 17:36
|
|
|
Vrijdag 9 Maart, Psalm 31: 10-19; Uw lieflijk gelaat.
De dichter heeft het niet best. Zijn ogen zijn opgezwollen van verdriet, hij mocht aan één stuk door huilen. Zijn ziel verkwijnt, zijn lichaam teert weg, elke dag is één grote zucht. Zijn botten steken bijna door zijn huid, de buren lachen hem uit en oude buren lachen hem uit en oude bekenden gaan op straat een eindje om. Eigenlijk heeft iedereen hem al afgedankt en doodverklaard. Als een kapotte kruik, zo voelt hij zich gebarsten, in duizend scherven gebroken. Soms heb je van die tijden in je leven waarin alles je te veel is. Je hebt het gevoel dat je voor niets nog deugt, dat je alles fout doet. Niemand wil je nog iets weten, de hele wereld keert zich tegen je. Intussen kwijn je weg, want reken maar dat je lichaam lijdt door wat je ziel te verduren heeft! En zo gaan je dagen voorbij, als een winter die van de lente niets wil weten. De krokussen bloeien, de hyacinten steken de kop al op – maar jij ziet ze niet, je hart staat er niet open voor. Heel dit aardse bestaan is één groot, donker, én groot, donker, pikzwart gat. En dan is daar opeens de ommekeer. Vraag niet door wie op gang gebracht. Het zal vast en zeker zijn: van hogerhand! ‘Ik vertrouw op, Heer, ik zeg: U bent mijn God, in uw hand liggen mijn lot en mijn leven.’ Mooier credo kan ik niet verzinnen. Korter en krachtiger kan geen krachtiger kan geen kerkleider het formuleren. Het is alsof in deze woorden het erop volgende gebed al in vervulling gaat. In deze geloofsbelijdenis glanst al iets op van Gods genadig aangezicht. Het wordt licht in de ziel van de dichter! In al zijn ellende valt het licht van Gods gelaat op hem. Soms ligt in een gebed al een begin van verhoring.
Doe over mij genadig lichten uw liefelijk gelaat, verlos mij van hun haat. Kom om uw knecht weer op te richten, hem die in zijn ellende zich altijd tot U wende.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 10 maart 2012, 00:26
|
|
|
Zaterdag 10 Maart, Psalm 31: 20-25; Hoe groot is het geluk.
Waar is mijn geluk? De psalm geeft er een eenvoudig antwoord op: het is weggelegd. Opgeborgen. Mijn tegoed is gereserveerd. De meeste mensen willen over hun portie levensgeluk zo snel mogelijk beschikken. Ze soebatten hemel een aarde om ervoor te zorgen dat ze zo vlug mogelijk het grote geluk in handen zullen krijgen. De Levensbank moet vandaag nog tot betaling overgaan. Het aantal wachtenden voor de kassa is zo langzamerhand niet meer te tellen. Hier en nu moet het gebeuren, vandaag nog, en nog geen dag later. Want voor je het weet ben je grijs en gebrekkig, oud en koud. Dus, kom op met dat geluk, kom op met alles wat leuk en verleidelijk is, kom op met geld en goud, kom op met huizen en haarden, plezierjachten en pretparken. Nu is er niets tegen plezierjachten en pretparken – hoewel je soms denkt ‘een ietsepietsje kleiner zou ook goed zijn’ – en er is ook niet tegen geld en goud, laat staan tegen huis en haard, maar het geluk is in dat alles niet per definitie te vinden. Zo ongelukkig als de dichter van de psalm ook moge zijn, hij weet heel goed waar zijn geluk te vinden is. Het is ‘weggelegd’! Het is ergens gedeponeerd. Het is veilig opgeborgen, ergens waar geen dief er met z’n vuile, grijpgrage vingers aan kan komen. Het is, zou de apostel zeggen, met Christus verborgen bij God. ‘Hoe groot is het geluk dat u hebt weggelegd voor wie u vrezen, dat u bereid hebt voor wie schuilen bij u.’ Gezegend ben je, als je die schuilplaats kent!
Hoe groot is ’t goed, dat Gij, o Here, hebt weggelegd voor hem,’ die acht slaat op uw stem. Gij zijt voor wie zich tot U keren een schuilplaats uit de hoge voor aller mensen ogen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 11 maart 2012, 09:26
|
|
|
Zondag 11 Maart, Psalm 32: 1-4; Dor als dorstig land.
Daar word je niet vrolijk van: van ontrouw. Sterker en erger nog: daar word je niet goed van. Daar word je ziek van! Daar kun je – plat gezegd – aan doodgaan! Zonde is: zónde! Wie zouden het elkaar moeten toeroepen: zonde dat je zondigt! De dichter van deze psalm heeft het aan den lijve ervaren. Hij hield zijn mond over wat hij verkeerd had gedaan. Hij dacht: ‘Wat niet weet, wat niet deert.’ Maar dat is een grote vergissing! Je pot het op. Het vreet aan je, het knaagt aan je. Dat zijn termen die aan wormen doen denken. En wormen doen denken aan de dood. Het is niet zo slim om alles maar achter je kiezen te houden. Het vreet niet alleen aan je, het vreet je op den duur óp! De dichter van de psalm viel af, wed mager tot op het bot. Hij kon op den duur niet meer, hij voelde zich als een uitgeperste sinasappel, een vrucht, verdroogd in de hitte van de zomer. Maar dan te ervaren dat het anders kan: dat je zonde opbiecht, dat je vergeving ontvangt, dat God jou je ontrouw niet aanrekent! Daar veert, daar fleurt een mens van op, daar word je sterk en krachtig van! Je krijgt weer een open blik naar de mensen om je heen, je behoeft niet meer te onthouden aan wie je welke leugen hebt verteld, je behoeft jezelf geen hypocriet, geen achterbakse huichelaar meer te voelen, want je bent het niet meer! Heerlijk, zó te mogen leven!
Heil hem, wien God zijn ontrouw heeft vergeven en toedrukt al wat hij had misdreven, God rekent hem zijn dwalingen niet aan – heil hem, die recht voor God is komen staan! Ik kwijnde weg, zolang ik zwijgen wilde, In zelfbeklag mijn levenskracht verspilde, want dag en nacht woog zwaar op mij uw hand, mijn leven werd zo dor als dorstig land.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 12 maart 2012, 19:59
|
|
|
Maandag 12 Maart, Psalm 32: 5-7; Mijn haven.
Het is voor de dichter van deze psalm glashelder geworden; als je niet eerlijk aan God je schuld belijdt, als je opkropt wat je verkeerd hebt gedaan, dan sta je zelf de vergeving in de weg en dat knaagt aan je ziel en ook aan je lichaam. Doe je het anders, ga je bij de Eeuwige te biecht, belijd je eerlijk wat je verkeerd hebt gedaan, dan is er een pak van je hart, een last van je af! En wat geldt in de relatie tot de Allerhoogste, zal ook wel van kracht zijn in de omgang met ménsen die door jouw toedoen benadeeld of misschien zelf materieel of emotioneel beschadigd zijn. Wat is nu de uitwerking van die grote opruiming? Dat je God krijgt als een haven! Er kan geen storm opsteken of bij Hem ben je veilig. Heeft hij het over gevaren in het algemeen, over tegenslagen, vijandelijke aanvallen? Of heeft hij het specifiek over nieuwe vormen van zonden, over al die keren dat je opnieuw in de fout gaat? De ene vertaling laat ruimte voor de eerste gedachte, de andere vertaling denkt in de laatste richting. Hoe dan ook, één ding is helder als de dag: je hebt na zo’n openlijke schuldbelijdenis en dankzij de vreugde vanwege de vergeving van je zonden, één zekerheid in alle woelige tijden die er nog kunnen komen: God is je haven! Elke keer dat ik tot Hem bid, mag ik opnieuw weten: bij Hem ben ik veilig, bij Hem kan mijn scheepje uitrusten na de onstuimige golfslag van welke aanval dan ook.
Gij zijt, o Heer, mijn schuilplaats en mijn haven, Gij zult aan mij al uw beloften staven. Wat mij benauwt, Gij stelt U aan mij zij, Omringt met liedren van bevrijding mij! Gij zult voortaan door uw trouw bewaken, Gij zult mijn leven vol van vreugde maken. Ik zal mijn weg lichtvoetig verder gaan, Gij gaat mij voor, Gij maakt voor mij ruim baan.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 13 maart 2012, 19:59
|
|
|
Dinsdag 13 Maart, Psalm 32: 8-11; U ziet mijn oog.
Dat is een mooi plaatje: het oog van de Allerhoogste dat op mij is gericht! God houdt mij in het oog: een vertroostende gedachte! Toch moet e dit psalmwoord wel nemen zoals het is bedoeld. Het gaat hier over de Eeuwige die graag een oogje in het zeil houdt… daar bedoel ik niet mee dat er altijd een loerend oogje is dat mij dag en nacht in de gaten houdt, een eeuwige, hemelse camera, een Big Brother die mij geen moment uit het oog verliest. Nee, hier wordt een goede gids bedoeld, een herder die zijn kudde in het oog houdt. Hier gaat het om leiding, om levenslessen. Zo wil God met je meegaan, de dagen, de jaren door. Hij wil je behoeden voor vallen en falen, voor fouten en valkuilen – en daarom doe je er goed aan zijn wijze lessen te leren en te praktiseren. Natuurlijk ben je vrij het anders te doen. Een mens is geen robot. Je kunt er voor kiezen als een beest te keer te gaan, als een wilde ezel, als een ongetemd paard. Dat lijkt erg aanlokkelijk en er zijn nogal wat mensen, jong en oud, die deze kant op draven. Maar je vergist je: uiteindelijk zal er dan toch een temmer aan te pas moeten komen om je weer in het gareel te krijgen. Met toom en bit zul je gedwongen moeten worden de rechte weg te gaan. Waarom zul je het daarop laten aankomen? Kijk de Eeuwige liever recht in de ogen! Waarom zou je Hem verdriet doen die op ons een oogje heeft?
Zo spreekt de Heer: ‘Mijn weg zal Ik u wijzen, u ziet mijn oog, waarheen gij ook zult reizen. Wees niet een dier dat koppig tegenstreeft, zich slechts aan toom en bit gewonnen geeft.’ Wie God ontvliedt heeft ondergang te vrezen – wie tot Hem komt, mag bij Hem veilig wezen. Gij die oprecht van hart en wandel zijt, verheugt u in de Heer te allen tijd!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 14 maart 2012, 21:02
|
|
|
Woensdag 14 Maart, Psalm 33:1-9; Door de adem van zijn mond.
De psalm van vandaag begint met een loflied op de Schepper. Hij heeft de hemel en aarde gemaakt! Daarom moet er voor Hem gezongen worden, muziek worden gemaakt, op haren en snaren. En dan niet zo’n klein beetje, maar met verve, met overgave, zodat het schált! In poëtische termen wordt die schepping geschetst. De Heilige – geprezen zij zijn Naam! – bedwong de oervloed: hij sloot het zeewater in, de bruisende kracht van oceanen werd door Hem bedwong. Daar mag een mens toch wel respect voor hebben, een diep ontzag! Wat mij nu het meest opviel in dit lied, is dat hier niet over Gods handen wordt gesproken, maar over zijn mond. ‘Door het woord van de Heer is de hemel gemaakt, door de adem van zijn mond het leger der sterren.’ Dat zegt wat! Wat zegt dat dan? Dat zegt dat God iets te zeggen heeft. Dat Hij gezag heeft. Dat Hij niet eens in zijn vingers behoeft te knippen, maar kan volstaan met een enkel woord. En wat is een woord anders dan een gedachte hardop? De Eeuwige behoeft maar een gedachte te uiten en zie, wat Hij dacht gebeurt! Dat is nu – zegt de psalm – het woord van God. Zijn woord, dat is: zijn hardop uitgesproken gedachte. En laat nu Jezus in de Bijbel bij uitstek het ‘Woord van God’ worden genoemd… Christus is Gods hardop uitgesproken gedachte! Door Jezus kijk je God in het hart. En zo zijn dan zelfs, bij wijze van spreken, hemel en aarde door Hem gemaakt. Christus en de Geest zijn woord en adem van Gods mond. Lof zij de Eeuwige!
Zingt al wie leeft van Gods genade, want waarheid is al wat Hij zegt. Op trouw gegrondvest zijn zijn daden, op liefde rust zijn heilig recht. Die zich openbaarde overal op aarde, alles spreekt van Hem. Heemlen hoog verheven, vol van blinkend leven schiep Hij door zijn stem.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 15 maart 2012, 21:50
|
|
|
Donderdag 15 Maart, Psalm 33: 10-17; Een open boek.
Nu gaat het in deze psalm niet meer in het bijzonder over de Schepper, maar over het geschapene, over de in het bijzonder. God houdt hen in het oog. Hij kent ze, door en door. Hij peilt onze diepste gedachten. Niets is voor Hem verborgen. En wat ziet zijn oog? De Eeuwige ziet hoe er zijn die zicht bewapenen. Hij ziet hoe er zijn die zich sterk maken met behulp van legers en paardenkrachten. Toen: gevechtspaarden, snelle lopers waarop gewapende ruiters zich gemakkelijk verplaatsen, paarden als motoren van strijdwagens. Nu: paardenkrachten die raketten opstuwen tot ze op uitgekozen doelen. Paarden – symbolen van macht, krach en wapengeweld. En wat zegt, wat zíngt nu deze psalm? Vergeet het maar, jij mens met al je paarden – met al je strijdkrachten en gevechtsmachten kom jij tot niets! De Eeuwige zal er een stokje voor steken. Als Hij zijn vingers opheft, als Hij zijn woord spreekt, dan struikelen al die paarden, dan vergaat hun kracht en blijven ze steken in de modder! Dát is wat God ziet, als Hij naar de aarde kijkt. Een open boek zijn wij voor Hem. En in dat boek zijn al onze paradepaardjes maar kleurlozen illustraties die Hij er op een dag met vreugde uit wegscheuren zal.
Van waar Hij woont, in ’t licht verheven, ziet God op deze aarde neer. Al wat door mensen wordt bedreven, een open boek is ’t voor de Heer. Woord voor woord te lezen is voor Hem hun wezen, want Hij vormt hun hart. Wat zij ook verzinnen, heimelijk beginnen, wordt door Hem ontward.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 16 maart 2012, 08:43
|
|
|
Vrijdag 16 Maart, Psalm 33: 18-22; Wachten op ontferming.
Wachten. Dat is niet de sterkste kant van ons, bezige baasjes en driftige dametjes. Wij willen actie! Wij willen dat er iets wordt veranderd, dat er orde op zaken wordt gesteld. God, die door zijn Woord en door zijn Geest hemel en aarde geschapen heeft, Hij die de volken in het oog houdt en niets van gewelddadige paardenkrachten hebben wil, moet nu maar eens gauw ingrijpen en doen wat Hij lang geleden al beloofde. En vlug een beetje, alstublieft, want wij hebben geen tijd meer, wij zijn zelf niet gewend gras te laten groeien over wat als belangrijk ervaren, dus, vooruit o God, doe er iets aan, nu, vandaag! Wachten. Vol verlangen wachten. Uitzien naar de Allerhoogste. Hopen op zijn ontferming. Dat vooral staat de dichter van de psalm voor ogen. Zo ziet hij zijn eigen rol in het grote geheel van Gods regering op aarde. Hij spreekt niet van indrukwekkende plannen, van wereldverbeterende campagnes voor of tegen dit of dat. Hij heeft het over wachten. Hoopvol, verlangend wachten. Dat klinkt ons nogal passief in de oren. Dat zet geen zoden aan de dijk, vinden wij. Maar in het lichaam van Gods volk is dat verlangen nu juist het kloppende hart, de bron van elke vernieuwing. Wij zullen reikhalzend verwachten, verlangend hopen, als wachters die op de muren uitzien naar de eerste tekenen van de dageraad.
Wij wachten stil op Gods ontferming, ons hart heeft zich in Hem verheugd. Hij komt te hulp en geeft bescherming, zijn heilige naam is onze vreugd. Laat te allen tijde uwe liefd’ ons leiden, uw barmhartigheid. God, op wien wij wachten, geef ons moed en krachten nu en voor altijd.
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|