Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 28 november 2011, 21:30
|
|
|
Maandag 28 november, Psalm 138: 1-3; Met hart en ziel.
Schietgebedjes – daar zijn wij goed in. Korte tafelgebeden. ‘Here zegen deze spijze om Jezus’ wil, amen.’ En misschien ’s avonds ‘Ik ga slapen, ik ben moe.’ Maar verder moet de Allerhoogste maar geloven dat we te druk zijn met onze werkzaamheden om Hem aandachtig en eerbiedig te naderen. Onze agenda schrijft ons voor dat we hooguit vijf minuten per dag kunnen vrijmaken voor gebed, stille tijd, meditatieve toewijding of hoe je het maar noemen wilt. Op zondag willen we dan nog dan we dan nog wel een uur reserveren voor de kerkdienst, maar veel langer moet het dan ook niet zijn, want ook op de rustdag kennen wij onze verplichtingen. De familieband moet worden versterkt, de sociale contacten aangehaald en als het goed weer is, wil een mens ook wel een frisse neus halen. Laten we eerlijk zijn: onze gebeden zijn vaak schietgebeden, gebeden om op te schieten, zo kort, zo gedachteloos, zo oneerbiedig. Wij willen opschieten! Voor de dichter van de psalm speelt tijd geen rol. Vol is hij van liefde voor de Eeuwige. Zijn hárt is vol en daarom stroomt zijn mond over. Eén en al lofprijzing is hij. Met hart en ziel looft hij de God van zijn leven. Hij buigt zich neer, zoals iemand doet die op audiëntie gaat bij zijn koning. En waarom? Omdat God hem heeft bemoedigd, met kracht in zijn ziel. De Allerhoogste heeft hem leg gegeven om te leven, een hart om lief te hebben, een ziel om te zingen. En uit pure dankbaarheid zingt hij nu – een loflied voor God!
U loof ik, Heer, met hart en ziel, in eerbied kniel ik voor U neder. Ja, in de tegenwoordigheid Der goden wijd ik U mijn beden. Naar ’t heiligdom waar Gij vertoeft hef ik het hoofd, ik zal U prijzen. Gij zult, o Here, wijd en zijd Uw heerlijkheid en trouw bewijzen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 29 november 2011, 21:10
|
|
|
Dinsdag 29 november, Psalm 138: 4-6; Eenmaal aanbidt het U.
Soms denk je: wat maakt het eigenlijk uit? Of ik God nu dien of Hem niet dien, zijn geboden onderhoud of juist in de wind sla – het maakt geen verschil. Wat zou ik me druk maken over Gods koninkrijk? Van dat koninkrijk is toch niets te zien. In geen velden of wegen bespeur je iets van de invloed die Gods Geest op deze wereld zou hebben. De armoedzaaiers worde de grond in getrapt door machomannen. Mensen die zich om God niet bekommeren maken de dienst uit. En intussen leven die pochers als goudhaantjes, zwemmend in het geld, zwalkend als dronkenlappen door een lui leventje. De hemel blijft doof en God is blijkbaar blind. Waarom zou ik mij druk maken om geboden die je blijkbaar zonder enig bezwaar ook aan je laars kunt lappen? Als je niet uitkijkt, val je door zo te denken in een ravijn van moedeloosheid. Als je niet uitkijkt, word je slachtoffer van je eigen doemdenken. Zo verging het de dichter van de psalm van vandaag. Bijna viel hij ten offer. Bijna was hij een gemakkelijke prooi voor de leeuwen en beren van zijn tijd: de machthebbers, de haantjes die koning kraaiden. Bijna. Nog net trok God hem op uit dat ravijn, nog net kwam hij tot een ander inzicht: ‘Al wat op aarde macht bezit, eenmaal aanbidt het U, o Here!’ Er komt een tijd waarin God recht zal doen aan de rechteloze. En voor wie het geloven wil, is die tijd in zekere zin al gekomen. Want God houdt de hoogmoedige mens op afstand. Maar – hoe verheven Hij ook moge zijn – de nederige kijkt God met liefde recht in de ogen. Zoals Jezus deed.
Ten dage dat ik riep hebt Gij gehoord naar mij en kracht gegeven. Als ik welhaast ten offer viel, Hebt Gij mijn ziel weer doen herleven. Al wat op aarde macht bezit, eenmaal aanbidt het U, o Here! Als Gij hun ’t woord van uw verbond Met eigen mond hebt willen leren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 30 november 2011, 21:42
|
|
|
Woensdag 30 november, Psalm 138: 7-8; Omringd door tegenspoed.
De dichter doet alsof het wekelijks raak is. En misschien is dat ook wel zo. Waarom denken wij toch dat de Bijbelheiligen onbewogen mannen en vrouwen waren die dag in dag uit Gods lof zongen en als het ware met één been in de hemel stonden? Wie die zogenaamde Bijbelheiligen een beetje kent, weet wel beter. Noem ze maar op: Abel, Jozef, David, Elia, Jesaja, Jeremia, Daniël – ze zaten voordurend in de problemen, in financiële of in morele moeilijkheden, in een diepe waterput of in een donkere leeuwenkuil. Je kunt eigenlijk niemand noemen van al die bijbelse figuren, van wie niet geldt: hij zat vaak diep in de put. ‘Wannneer ik wandel temidden van benauwdheid…’ Wie weet hoe vaak de dichter van deze psalm links en rechts de muren op zich af zag komen. Wie weet hoe dikwijls hij wanhopig bedreigd is door de dood, letterlijk en figuurlijk. Wie weet hoe vaak de angst hem aanvloog en de moedeloosheid hem het mes op de keel zette. Wie weet hoe hij keer op keer te maken had met mensen die hem geen licht in de ogen gunden en hem het leven zuur maakten… Hoe houdt een mens dat uit? Dat houdt een mens uit als hij voortdurend vertrouwt op God. Ook al word ik omringd door tegenspoed, ook al stormt links en rechts, van voren en van achteren, de dood op mij aan, dit weet ik, vast en zeker: niemand kan mij ontnemen het leven dat God mij schenken zal.
Als ik omringd door tegenspoed, bezwijken moet, schenkt Gij mij leven. Wanneer mijn vijands toorn ontbrand, Uw rechterhand zal redding geven. De Heer is zo getrouw als sterk, Hij zal zijn werk voor mij voleinden. Verlaat niet wat uw hand begon, o Levensbron, wil bijstand zenden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 1 december 2011, 21:05
|
|
|
Donderdag 1 december, Psalm 139: 1-4; Gij weet waar ik ga.
Het klinkt alsof we het hebben over Big Brother – kijk uit, hij ziet je altijd en overal! Is God zo? Ja, zo is God! Hij verliest ons geen moment uit het oog. Niet als een rechercheur die achter een crimineel aanzit en dag en nacht de verdachte observeert – nee, God ziet ons zoals een broeder ons ziet. Nu kijken volwassen broers in het algemeen niet dagelijks naar elkaar om. Laat mij daarom liever denken aan een broeder die in een ziekenhuis, een broeder op de afdeling Intensive Care. Geen seconde laat hij zijn patiënt alleen. Als hij niet op de kamer is, doet de camera zijn werk. En als er iets mis is, gaat direct een alarmsignaal. Via de monitor is de broeder elk moment van de dag met zijn patiënten verbonden. Zo is God. Dat is geen bedreigende hel en verdoemenispreek. Integendeel: dat is vertroostende verkondiging! Er is er Eén die mij niet alleen laat, mij kent, mij doorgrondt, die weet wat leeft op de bodem van mijn hart. ‘Heer, die mij ziet zoals ik ben…’ In mijn somberste uren, gedurende de donkerste delen van de dag, in de nacht van vertwijfeling en aanvechting is Hij erbij. Ook al zie ik Hem niet, ook al ervaar ik zijn aanwezigheid niet en heb ik het gevoel dat Hij heel ver weg is, Hij houdt mij in het oog. Is dat toch niet een beetje angstaanjagend? God die zelfs mijn donkerste gedachten doorziet, is Hij niet tegelijkertijd de aanklager, die mij om al mijn hoogmoedige bedenksels en driftige daden genadeloos veroordelen zal? Ligt niet alles open voor zijn ogen? Zeker. Hij ziet hoe ziek ik ben – maar niet als rechter. Hij ziet mij als een arts, die mijn ziel zal genezen.
Heer, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, kent Gij mij, Gij weet waar ik ga, Gij volgt mij waar ik zit of sta. Wat mij ten diepste houdt bewogen, ’t ligt alles open voor uw ogen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 2 december 2011, 15:45
|
|
|
Vrijdag 2 december, Psalm 139: 5-6; Geheim.
God heeft een geheim. Misschien moet je zelfs zeggen: God ís een geheim. Een groot levensgeheim. Hoe zou de Levende niet een geheim kunnen zijn? Het leven zelf is een groot geheim, een geheimenis. Wij krijgen, met al onze wetenschappelijke kennis en kunde, onze vingers nog altijd niet achter het leven zelf - en ik vermoed dat dit ook wel nooit zover zal komen. Het leven ligt in Gods vingers, komt uit zijn handen. Het zou niet zo best zijn als wij precies wisten hoe God en het leven in elkaar staken. Dan zouden wij vanbuiten toekijkend over het leven en de Levende kunnen oordelen. Dan zouden wij ons kunnen aanmatigen hoger en groter dan God te zijn. Voor ons, mensen, is God per definitie een geheim. Toch wil Hij geen raadsel zijn. Hijzelf is ongekend, maar Hij kent ons wel. Zo ervaart de psalmdichter dat – en daarin staat hij niet alleen. ‘Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven. Hoe je dat weet? Hoe je dat ervaart? Ook dat is een geheim. Oorspronkelijk betekent het woord geheim: tot het heem, het Heim, tot het huis behorend. Een geheim is iets waar alleen zij van weten die ‘in huis’ zijn, de intimi. Je moet bij God thuis zijn, wil je iets van zijn geheim kunnen doorgronden. En hoe je bij Hem thuis kunt zijn? In elk geval niet door voor Hem weg te lopen. Dat zou je bovendien toch niet lukken. Hij is overal, waar je ook gaat of staat. En daarom: laat je door Hem aanraken, laat zijn hand in je leven toe, beschermend, corrigerend, koesterend. Weet je in Hem geborgen. Voel je bi Hem thuis. Wat kan je gebeuren met zijn liefde als een mantel om je heen?
Waar zou je vluchten voor uw Geest? Gij sluit mij in, ik ben bevreesd. Gij legt uw hand op mij, Gij zijt zo dichtbij met uw majesteit, zo ver en zo met mij verbonden: hoe kan ik uw geheim doorgronden?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 3 december 2011, 17:41
|
|
|
Zaterdag 3 december, Psalm 139: 7-12; Gij zult er zijn.
En dan is het zomaar: Pasen! Pasen in december? Pasen bij de nadering van kerst? Jazeker, dankzij de psalm van vandaag is het zomaar even Pasen. De dichter weet zich omringd door de goedheid van God. Hij beseft: waar ik ga of sta, overal is de Eeuwige. Zou ik als een vogel naar de hemel vliegen, ik tref daar de Allerhoogste aan. Zou ik als een vis de diepte van de oceaan doorzoeken, ook daar zal de Allerhoogste zich aan mij openbaren. En als de dichter dan zo tot in de verste schuilhoeken Gods nabijheid bespeurt, ziet Hij zelfs in de plaats waarvan je zou denken dat God er niet kan wonen. ‘Lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar.’ Nu zou je een complete Bijbelstudie kunnen houden over de vraag wat hier precies wordt bedoeld. De schimmige onderwereld waarin de geesten van de gestorvenen ronddwalen? Het graf waarin ons uitgeleefde lichaam ooit begraven wordt? De antwoorden op deze vragen kunnen mij nu niet boeien. Ik houd mij alleen voor ogen dat de psalm gelooft dat God in zelfs ná de dood aanwezig is. ‘U bent daar!’ Als een triomfkreet wordt het hier uitgeroepen. Alsof God het zelf niet een weten zou, Hij mag het nu horen: ‘U bent daar!’ Hoe zal het ook zijn zal, straks, als je de ogen gesloten hebt: bovenwereld of onderwerld, hemels leven of slapen tot de jongste dag, God is daar! Sinds Pasen, sinds het moment waarop de Opgestane neerdaalde in dat dodenrijk, is het zelfs daar niet volstrekt donker meer. Boven- en onderwereld mogen het weten: het licht van de verrijzenis belooft ons leven!
Waar vlucht ik voor uw aangezicht? Al steeg ik op ’t hemels licht, al daald’ ik tot de doden af, Gij zult er zijn, zelfs in het graf. Gij blijft bij mij, God, in alle dingen, Altijd en overal omringen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
INGE750
|
Berichten: 7
|
Geplaatst: zaterdag 3 december 2011, 18:37
|
|
|
MARIO216 schreef: | Zaterdag 3 december, Psalm 139: 7-12; Gij zult er zijn.
En dan is het zomaar: Pasen! Pasen in december? Pasen bij de nadering van kerst? Jazeker, dankzij de psalm van vandaag is het zomaar even Pasen. De dichter weet zich omringd door de goedheid van God. Hij beseft: waar ik ga of sta, overal is de Eeuwige. Zou ik als een vogel naar de hemel vliegen, ik tref daar de Allerhoogste aan. Zou ik als een vis de diepte van de oceaan doorzoeken, ook daar zal de Allerhoogste zich aan mij openbaren. En als de dichter dan zo tot in de verste schuilhoeken Gods nabijheid bespeurt, ziet Hij zelfs in de plaats waarvan je zou denken dat God er niet kan wonen. ‘Lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar.’ Nu zou je een complete Bijbelstudie kunnen houden over de vraag wat hier precies wordt bedoeld. De schimmige onderwereld waarin de geesten van de gestorvenen ronddwalen? Het graf waarin ons uitgeleefde lichaam ooit begraven wordt? De antwoorden op deze vragen kunnen mij nu niet boeien. Ik houd mij alleen voor ogen dat de psalm gelooft dat God in zelfs ná de dood aanwezig is. ‘U bent daar!’ Als een triomfkreet wordt het hier uitgeroepen. Alsof God het zelf niet een weten zou, Hij mag het nu horen: ‘U bent daar!’ Hoe zal het ook zijn zal, straks, als je de ogen gesloten hebt: bovenwereld of onderwerld, hemels leven of slapen tot de jongste dag, God is daar! Sinds Pasen, sinds het moment waarop de Opgestane neerdaalde in dat dodenrijk, is het zelfs daar niet volstrekt donker meer. Boven- en onderwereld mogen het weten: het licht van de verrijzenis belooft ons leven!
Waar vlucht ik voor uw aangezicht? Al steeg ik op ’t hemels licht, al daald’ ik tot de doden af, Gij zult er zijn, zelfs in het graf. Gij blijft bij mij, God, in alle dingen, Altijd en overal omringen. |
Weer een mooi stukje Mario! Dank je wel. [i]
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
SHANITA130
|
Berichten: 7083
|
Geplaatst: zondag 4 december 2011, 09:46
|
|
|
Doe je ze zelf bedenken, of kopieer en plak je ze gewoon?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 4 december 2011, 09:48
|
|
|
SHANITA130 schreef: | Doe je ze zelf bedenken, of kopieer en plak je ze gewoon?
|
Uit een dagboek.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 4 december 2011, 09:49
|
|
|
Zondag 4 december, Psalm 139: 13-18; Mijn oerbegin aanschouwd.
Tegenwoordig krijg je al ver voor de geboorte in het ziekenhuis een foto mee: onooglijk klein zie je dan iets waarvan je geloven mag dat het een kindje is. Een pril begin. De psalm van vandaag gelooft dat er Eén is die zelfs het vormloze begin al heeft gezien. Als er nog iets niets gevormd is, als alles nog openligt en het nog alle kanten op kan, dan ziet de Eeuwige al het leven dat zich aandient. Hij heeft mijn oerbegin aanschouwd. Een wonder! Mooi – maar je zult dit maar lezen als je zelf dolgraag een kindje zou hebben en van de dokter te horen hebt gekregen dat je onvruchtbaar bent. Je zult deze psalm maar moeten horen in de kerk en nog nooit de man of de vrouw van je leven zijn tegengekomen. Je zult deze bladzijde maar lezen en vader of moeder van een zwaar gehandicapt kindje zijn… Wat doe je dan met zo’n psalm? Een God die het oerbegin aanschouwt – had die dan niet even beter kunnen opletten? Wie zo redeneert ziet God ten onrechte aan voor een mislukte manager. Het gaat ook niet op Hem als een soort Sinterklaas te zien, die altijd maar precies moet geven wat wij graag hebben willen. God is de Bron van het leven, Hij is de Levende zelf. Dat leven is nu nog niet volmaakt. De Schepper moet zijn schepping nog voltooien. Donkere machten en krachten spelen Hem parten. Duivels duister is de keerzijde van het lichte leven. Reken maar dat de Eeuwige alles op alles zet om zijn doel te bereiken: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Hoe vertroostend is het dan is het dan te weten: ook het verfomfaaide, gehandicapte leven ontgaat Hem niet.
Ik loof U die mij schepper zijt, die met liefde mij geleidt, Gij hebt mijn oerbegin aanschouwd, In ’t diepst der aarde opgebouwd. Niets blijft er voor uw oog verborgen. Ja, Gij omringt mij met uw zorgen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
SHANITA130
|
Berichten: 7083
|
Geplaatst: zondag 4 december 2011, 09:54
|
|
|
MARIO216 schreef: | Uit een dagboek. |
Oke! Leuk en bemoedigend, ik lees ze ook regelmatig!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
SHANITA130
|
Berichten: 7083
|
Geplaatst: zondag 4 december 2011, 10:03
|
|
|
Deze laatste van vandaag is ook erg goed, vind ik.
God schrijft in een psalm dat Hij ons vormeloze begin heeft gezien. Wat iemand ziet op zo'n foto als ze zwanger is.
Ja, als je dit leest als je zelf dolgraag een kind wil en dat gaat niet, kan dat even pijnlijk zijn. Ook als je een zwaar gehandicapt kind hebt.
Maar dan nog, daarna, dan kan je denken dat je zélf ook zo'n klein vormloos beginnetje bent geweest. En dát vind ik ook al wonderbaarlijk genoeg.
Ja, dat zijn leuk, deze stukjes, die zetten je aan het denken he...
Laatst aangepast door
|
SHANITA130
|
op zondag 4 december 2011, 10:04
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
ZEELAND736
|
Berichten: 4863
|
Geplaatst: maandag 5 december 2011, 07:26
|
|
|
MARIO216 schreef: | Zondag 4 december, Psalm 139: 13-18; Mijn oerbegin aanschouwd.
Tegenwoordig krijg je al ver voor de geboorte in het ziekenhuis een foto mee: onooglijk klein zie je dan iets waarvan je geloven mag dat het een kindje is. Een pril begin. De psalm van vandaag gelooft dat er Eén is die zelfs het vormloze begin al heeft gezien. Als er nog iets niets gevormd is, als alles nog openligt en het nog alle kanten op kan, dan ziet de Eeuwige al het leven dat zich aandient. Hij heeft mijn oerbegin aanschouwd. Een wonder! Mooi – maar je zult dit maar lezen als je zelf dolgraag een kindje zou hebben en van de dokter te horen hebt gekregen dat je onvruchtbaar bent. Je zult deze psalm maar moeten horen in de kerk en nog nooit de man of de vrouw van je leven zijn tegengekomen. Je zult deze bladzijde maar lezen en vader of moeder van een zwaar gehandicapt kindje zijn… Wat doe je dan met zo’n psalm? Een God die het oerbegin aanschouwt – had die dan niet even beter kunnen opletten? Wie zo redeneert ziet God ten onrechte aan voor een mislukte manager. Het gaat ook niet op Hem als een soort Sinterklaas te zien, die altijd maar precies moet geven wat wij graag hebben willen. God is de Bron van het leven, Hij is de Levende zelf. Dat leven is nu nog niet volmaakt. De Schepper moet zijn schepping nog voltooien. Donkere machten en krachten spelen Hem parten. Duivels duister is de keerzijde van het lichte leven. Reken maar dat de Eeuwige alles op alles zet om zijn doel te bereiken: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Hoe vertroostend is het dan is het dan te weten: ook het verfomfaaide, gehandicapte leven ontgaat Hem niet.
Ik loof U die mij schepper zijt, die met liefde mij geleidt, Gij hebt mijn oerbegin aanschouwd, In ’t diepst der aarde opgebouwd. Niets blijft er voor uw oog verborgen. Ja, Gij omringt mij met uw zorgen. |
Deze deed mij denken aan mijn gehandicapte neefje.... Na een jaar ziekenhuis werd hij pas gedoopt en was psalm 139 de dooppreek!!!
Zo mooi...want immers God was toch Zijn Maker...ook al is hij "gehandicapt.
Maar ook wat geeft hij in zijn jonge leven veel liefde... Hierbij een dikke kus voor Ryan!!!!!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 5 december 2011, 17:12
|
|
|
Maandag 5 december, Psalm 139: 19-24; Doorgrond mijn hart.
Sinterklaasavond! Lang leve de Hollandse gezelligheid! Even alle ellende vergeten de kachel aan, de zak van zolder, gevulde speculaas, marsepein en pepernoten – oerknusse huiselijkheid te top! En dan ook nog het slot van psalm 139. Maar dat slot is wel het minst geschikte psalmgedeelte voor sinterklaasavond dat je lezen kunt. Het spreekt over haat. ‘Zou ik niet haten wie u haten?’ De psalm liegt er niet om: ; Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden.’ De goed-heilig-man ziet je al aankomen! Ik vermoed dat hij je nog geen pepernoot zal geven… En wat nog veel belangrijker is: zou je er wel bij Christus mee voor de dag komen, met het slot van deze psalm? Past dit doek vol haat- en wraakgevoelens wel in de lijst van het evangelie? Hoe belangrijk de woede en het verdriet van de psalmdichter ook zijn, haat staat inderdaad haaks op de grondregels van Gods koninkrijk. Hoewel… het gaat hier om hen die Gód haten. Het gaat hier om afkeer van alles wat goed en goddelijk is. De dichter heeft hier handlangers van de duivel, demonische kwelgeesten op het oog; hij heeft het over laffe moordenaars, niets en niemand ontziende terroristen. Kun je zulke mensen anders tegemoet treden dan met haat? Ja, toch. Zie Jezus. En alsof de dichter van de psalm zelf ook wel aanvoelt dat hij met zijn haat zomaar de grenzen van Gods koninkrijk zou kunnen overschrijden, besluit hij zijn lied met een gebed. ‘Zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is.’ Sinterklaas weet met dit verlanglijstje geen raad. Maar de goede, heilige man die Christus is, wel. Zijn Geest doet niets liever dan ons leiden op een weg van oprechte vergeving en waarachtige liefde.
Doorgrond, o God, mijn hart; het ligt toch open voor uw aangezicht. Toets mij of niet een weg in mij mij schaadt en leidt aan U voorbij. O God, houd mij geheel omgeven, en leid mij op de weg ten leven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 6 december 2011, 21:34
|
|
|
Dinsdag 6 december, psalm 140: 1-6; Bij U geborgen.
De boze, de goddeloze – je vindt allerlei vertalingen voor het woord dat in de Nieuwe Bijbelvertalingen met schurk is aangeduid. Ik vind dat nog niet zo gek. Het heeft in elk geval de gevoelswaarde van wat hier ook werkelijk bedoeld wordt. Je zou bijna het woord schoft gebruiken. Het betreft mensen die van God los zijn. Een goddeloze is niet iemand die niet meer naar de kerk gaat. Een goddeloze is niet iemand die niet meer naar de kerk gaat. Een goddeloze is iemand die compleet van Gods geboden los is. Die van God-losse mens trekt zich nergens meet iets van aan en zal zelf wel bepalen wat goed is en wat kwaad is en wat kwaad. De schurk! Hij steelt, steelt, rooft – en gelooft dat er geen God in de hemel is die kan zien welk onheil hij zo op aarde aanricht. Zijn tong? Scherp als die van een slang. Zijn lippen? Glijbaan voor gif. Voor duizenden is de van-God-losse mens een held, dankzij grof geweld. Zo was dat, in de dagen van het oude oosten. Zo is dat nog altijd, in de dagen van ons geciviliseerde westen. Wij zullen ertegen in opstand komen. Wij zullen ons ertegen verzetten! In woord en daad. Maar wij zullen ook en overal onze handen vouwen. Of die omhoog heffen, tot God die in de hemel woont. Wij zullen roepen, smeken: ‘Houd mij, HEER, uit de handen van schurken, behoed mij voor hun bruut geweld.’ Helpt dat dan, al dat bidden? Jazeker. Soms verhoort de Eeuwige zo’n gebed direct en letterlijk. Dan steekt Hij een stokje voor de snode plannen van die schurken. Maar meestal gaat het anders. Dan gebeurt we wat er gebeurt. Met dit verschil: je bent sterker dan je anders zou zijn. Je bent gewapend. Niet met dolken en messen en pistolen. Je bent gewapend met het Woord. Je draagt een schild van geloof en een helm van behoud. Je staat je mannetje of je vrouwtje. Je bent voor de duivel niet bang. Je bent geborgen. Omdat de Eeuwige je verbergt. In zijn hoede ben je wel geborgen. In zijn hart kan geen vijand je vinden.
Bescherm mij en bewaar mijn gangen. Als adders spuwen zij venijn. Hun tong is scherp als die van slangen. Laat mij bij U geborgen zijn.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 7 december 2011, 22:17
|
|
|
Woensdag 7 december, Psalm 140: 7-14; Wonen voor zijn aangezicht.
Wonen. Je kunt erover wakker liggen. Je wilt verhuizen. O juist niet. Je bent op zoek naar een huis, maar je kunt niets vinden. Of je hebt het erg naar zijn zin, maar de buren zijn onuitstaanbaar. Wonen. Bron van vreugde. Bron van ergernis. De dichter van de psalm woont nu niet bepaald in een omgeving waarvan je kunt zeggen dat die romantisch is. Schurken, schavuiten. Criminelen hebben het op hem gemunt. Zo ergerniswekkend zijn hun praktijken dat hij God bidt hen een kopje kleiner te maken. ‘Dat vurige kolen op hen neerstorten, dat ze vallen in een kuil waaruit ze nooit meer opstaan.’ Alles wijst erop dat de dichter nu niet bepaald wat je noemt prettig woont. Integendeel. Het leven is een hel. Hoe houdt zo’n man het uit? Hij houdt het uit dankzij Gods belofte. ‘Dit weet ik: de Heer doet recht aan zwakken en armen.’ Dat is punt één. Hij weet: de Heer staat aan zijn kant. En punt twee is: ‘De rechtvaardigen zullen uw naam prijzen, de oprechten wonen in uw nabijheid.’ Is dat toekomstmuziek, het lied van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde? Ook wel, denk ik. Maar het is vooral muziek die hier en heden ziel en zinnen streelt. ‘De oprechten wonen in uw nabijheid.’ Waar recht woont, daar woont God. Waar mensen eerlijk en oprecht door het leven gaan, daar is de Eeuwige niet ver. Om een andere psalm te parafraseren: waar liefde woont, daar woont God zelf. Ik geef toe: in deze psalm gaat het vooral over mensen die door God in het gelijk zijn gesteld, maar ik zou menige plaats in de Bijbel kunnen aanwijzen waar mensen zelfs midden in de grootst misère Gods nabijheid ervaren. Je kunt nog zo beroerd wonen, met de liefde van de Eeuwige in je hart is zelfs het kleinste krot een paleis van vrede.
Ik weet: de Heer zal vonnis wijzen; ’t verdrukte volk wordt opgericht. In recht hersteld zal het Hem prijzen en wonen voor zijn aangezicht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 8 december 2011, 08:26
|
|
|
Donderdag 8 december, Psalm 141: 1-4; De deuren van mijn mond.
Dat mag dan wel een sterke engel zijn, die wacht voor mijn mond. Een soort hemelse bodyguard. Een engel met boksbeugels en een leren riem om zijn witte toog. Want daar komt me wat naar buiten! Als ik de deuren van mijn mond openzet, weet je niet half wat te voorschijn kan komen… Keurige praatjes en prettige preken, zeker. Maar dat is lang niet altijd het geval. Soms verdringen de boze woorden en valse vervloekingen zich in de hal van mijn mond. Soms stroomt er een golf van kritiek over die lippen heen, een zee van verwijten. De dichter van de psalm van vandaag kent zichzelf een beetje. Hij bidt. Hij draagt zijn gebed op als een offer, het kringelt als wierook naar de hemel. En wat bidt hij dan zoal? Dat God hem zal beschermen tegen kwade woorden. Zijn die dan zo kwalijk? Ja, dat kunnen kwade woorden zomaar zijn. Je bedoelt het misschien nog niet eens zo kwaad, maar de ander doorziet meestal niet je goede bedoelingen. Het floept eruit, je besluit van het ene moment lik op stuk te geven, elke vorm van diplomatie te laten varen, en daar ga je, de ene na de andere volzin, verwijt op verwijt, aanklacht op aanklacht. En pas achteraf realiseer je je wat je hebt aangericht. Dat is niet altijd en per definitie helemaal fout. Het is goed van je hart geen moordkuil te maken. Maar toch, in veel gevallen heb je er subiet geen spijt van. Je ziet opeens heel helder: zo bereik ik mijn doel niet. Ik had me moeten inhouden, ik had het anders moeten zeggen, liefdevoller. ‘Zet een wacht voor mijn mond.’ Ja, het mag de engel Gabriël zelf wel zijn… Die zou mijn lippen wel in toom kunnen houden! Gabriël, die is gespecialiseerd in goéde woorden, in positief nieuws. Gabriël, die ik ken van Bethelem, van het engelenkoor, van het Ere zij God. Engelen voor je mond te leren je het vloeken af. Engelen op je lippen leren je Gods glorie zingen!
Doe mij, Heer, te rechter tijd zwijgen, laat mij niet spreken zonder grond, bewaak de deuren van mijn mond, laat niet mijn hart tot kwaad zich neigen.
Laatst aangepast door
|
MARIO216
|
op donderdag 8 december 2011, 08:27
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
JOKE317
|
Berichten: 3
|
Geplaatst: donderdag 8 december 2011, 11:17
|
|
|
MARIO216 schreef: | Maandag 28 november, Psalm 138: 1-3; Met hart en ziel. Schietgebedjes – daar zijn wij goed in. Korte tafelgebeden. ‘Here zegen deze spijze om Jezus’ wil, amen.’ En misschien ’s avonds ‘Ik ga slapen, ik ben moe.’ Maar verder moet de Allerhoogste maar geloven dat we te druk zijn met onze werkzaamheden om Hem aandachtig en eerbiedig te naderen. Onze agenda schrijft ons voor dat we hooguit vijf minuten per dag kunnen vrijmaken voor gebed, stille tijd, meditatieve toewijding of hoe je het maar noemen wilt. Op zondag willen we dan nog dan we dan nog wel een uur reserveren voor de kerkdienst, maar veel langer moet het dan ook niet zijn, want ook op de rustdag kennen wij onze verplichtingen. De familieband moet worden versterkt, de sociale contacten aangehaald en als het goed weer is, wil een mens ook wel een frisse neus halen. Laten we eerlijk zijn: onze gebeden zijn vaak schietgebeden, gebeden om op te schieten, zo kort, zo gedachteloos, zo oneerbiedig. Wij willen opschieten! Voor de dichter van de psalm speelt tijd geen rol. Vol is hij van liefde voor de Eeuwige. Zijn hárt is vol en daarom stroomt zijn mond over. Eén en al lofprijzing is hij. Met hart en ziel looft hij de God van zijn leven. Hij buigt zich neer, zoals iemand doet die op audiëntie gaat bij zijn koning. En waarom? Omdat God hem heeft bemoedigd, met kracht in zijn ziel. De Allerhoogste heeft hem leg gegeven om te leven, een hart om lief te hebben, een ziel om te zingen. En uit pure dankbaarheid zingt hij nu – een loflied voor God!
U loof ik, Heer, met hart en ziel, in eerbied kniel ik voor U neder. Ja, in de tegenwoordigheid Der goden wijd ik U mijn beden. Naar ’t heiligdom waar Gij vertoeft hef ik het hoofd, ik zal U prijzen. Gij zult, o Here, wijd en zijd Uw heerlijkheid en trouw bewijzen. |
Helemaal waar ! ! !! Het schud mij weer even wakker
[i][b]
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
ZEELAND736
|
Berichten: 4863
|
Geplaatst: donderdag 8 december 2011, 15:45
|
|
|
Eens met Joke.... Ook aan mij mag wel weer eens even geschut worden.... Wat hebben we het toch druk.....(met onszelf) Mooi Mario...blijven schrijven!!!!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARRY942
|
Berichten: 1117
|
Geplaatst: donderdag 8 december 2011, 17:47
|
|
|
JOKE317 schreef: | Helemaal waar ! ! !! Het schud mij weer even wakker
[i][b] |
Ik vind het vierde couplet van die psalm ook zo mooi: Als ik omringd door tegenspoed Bezwijken moet Schenkt Gij mij leven..... Is 't dat mijns vijands gramschap brandt Uw rechterhand zal redding geven De Heer is zo getrouw als sterk Hij zal zijn werk voor mij volenden Verlaat niet wat Uw hand begon O Levensbron Wil bijstand zenden....
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 9 december 2011, 20:55
|
|
|
Vrijdag 9 december, Psalm 141: 5-10; Bij u schuil ik.
Schuilen. Wie alleen al kijkt naar de voorkant van dit boek, kan vermoeden dat het op menige bladzijde in dit boek over schuilen gaat. Als een spelonk, zo is de Eeuwige van Israël. Als een schuilplaats in de wildernis, zo is Hij, de Bron van ons leven, de Behoeder van ons bestaan. Wat weten wij van Hem? Hoe zullen wij zijn geheim doorgronden? Wie zijn wij, nietige mensjes op deze aarde, lachwekkend klein, vanuit de ruimte gezien niet veel groter dan miertjes in een molshoop: een prooi voor kosmische machten en krachten, slachtoffer van demonische kwelgeesten. Waar kunnen wij heen, als de winter komt, de vrieskou van de dood? In de psalmen wordt ons gezegd waar wij een schuilplaats kunnen vinden. Nee, nergens ter wereld is een bunker die afdoende bescherming biedt tegen het verwoestende geweld van atoombommen. Nergens zul je veilig zijn als objecten uit de ruimte de aarde raken en haar uit haar wankel evenwicht brengen, met alle gevolgen van dien. Het is niet verstandig je elke dag weer allerlei doemscenario’s voor ogen te halen wat de toekomst betreft. Er zijn mensen die je precies kunnen vertellen hoe vreselijk het allemaal in de komende tijd worden zal, maar je weet het met de Vader van Jezus Christus maar nooit! Zijn wegen zijn vaker anders gegaan dan massa’s mensen dachten… Hoe dan ook, hoe verschrikkelijk de tijd die komen zal ook moge wezen, er is een schuilplaats! De Eeuwige zelf staat garant: bij Hem ben je veilig. De dichter van de psalm heeft er weet van. Israël ziet zich omgeven door vijanden, het ligt als het ware voor de muil van de ondergang, maar zie, de Eeuwige is als een spelonk. ‘Ik schuil bij u.’ Wij kennen een God die zelfs voor mensen midden tussen leeuwen een schuilplaats is.
Zo aan dood en graf prijsgegeven hef ik tot U mijn smachtend oog, ik schuil bij U: trek mij omhoog, verzamel weer mijn vege leven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 10 december 2011, 07:37
|
|
|
Zaterdag 10 december, Psalm 142: 1-5; Alles wat mij benauwt.
Een spelonk is ook niet alles. Daar kwam David achter, toen hij op de vlucht voor zijn schoonvader, koning Saul, in een spelonk zijn toevlucht nam. Daar zit je dan, met al je sores je angsten, de beklemming die je lijfelijk in zo’n spelonk ervaart. Je kunt geen kant meer op dan alleen de verkeerde: naar buiten toe, waar de mannen zijn die op je leven loeren. Zo’n spelonk lijkt heel mooi, maar is in wezen een doodlopende weg. Als je er eenmaal in zit, zit je in je eigen gevangenis. Geen wonder dat de dichter van de psalm het benauwt krijgt. En in die benauwdheid doet hij het enige wat nog een beetje helpen kan: hij stort zijn hart uit voor God. Er zijn mensen die in een soortgelijke situatie anders reageren. Je zwijgt. Je probeert dapper het leed te doorstaan. Je kropt op wat er aan onvrede in je leeft. Maar het helpt niet. Het gaat je, letterlijk, aan je hart. De psalmdichter kiest een andere weg. Hij gooit zijn spanning eruit. Hij gooit die naar God toe. Hij stort zijn hart uit, zoals je een emmer water leeggiet. Bij God klaagt hij zijn nood. Nee, hij formuleert geen keurige gebeden. Hij zegt niet met mooie, goedgekozen woorden wat hem zo dwarszit. Hij schreeuwt het uit naar omhoog. Zou het verder komen dan het plafond van zijn spelonk? Vast en zeker! Als je daar niet meer op zou kunnen vertrouwen… Roepen in de spelonk. Misschien is dat wel een goed beeld voor wat geloven is: in de begrensde en soms o zo benauwde ruimte die leven heet, roepen tot Hem bij wie ruimte is en rust. En zie, wie zo roept, zo schreeuwt tot God, die zal bij tijd en wijle ervaren dat de donkerste spelonk geen gevangenis meer is, maar een hand van liefde om je heen.
Tot God den Heer hief ik mijn stem, ik riep tot God, ik smeekte Hem. Alles, alles wat mij benauwt heb ik den Here toevertrouwd.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 11 december 2011, 15:48
|
|
|
Zondag 11 december, Psalm 142: 6-8; Al wat ik heb.
Kan het zover met ons komen dat we niets meer overhouden dan God alleen? Ik denk het wel. Als alles voor de wind gaat, heb je je handen vol aan duizend dingen. Je hebt werk, je huis, misschie een gezin; je toekomstplannen, je hebt tal van hebbedingetjes om je heen, speelgoed voor volwassenen. Je hebt je muziek, je lievelingsboeken, je buren, kennissen, vrienden. Ik zou met gemak een hele pagina kunnen vullen met een opsomming van dingen die wij mensen allemaal ‘hebben’. Maar er komt een dag waarop je niets meer hebt. Ik stel me wel eens voor dat ik op mijn sterfbed lig. Dan moet je alles, zelfs de allerliefsten om je heen: degene met wie je het leven deelde, je kinderen, je kleinkinderen. Je moet er niet aan denken, maar je doet het toch. En eigenlijk is het nog eens niet zo gek daar zo af en toe aan te denken. Want bij alles wat onzeker is in dit leven, weet je heel zeker: eens komt die dag. En wat houd je nog over? Niets! Niets? ‘U bent mijn schuilplaats, al wat ik heb in het land van de levenden.’ Om misverstanden te voorkomen: de dichter van de psalm denkt niet aan zijn sterfbed. Hij denkt wel aan alle sores waarin hij is verzeild geraakt. Hij zit midden in een spelonk van ellende. Maar ondanks alles en midden in al die narigheid, roept hij het uit: ‘U bent mijn schuilplaats, al wat ik heb in het land van de levenden!’ En met dat land van de bedoelt hij dan dit aardse bestaan. Alles wat hij nog overheeft, is samen te vatten in dat ene woord: God. Hij kan geen beroep meer doen op familie of vrienden, hij is ver van huis en haard, hij zit van alles en iedereen verlaten in die stikdonkere spelonk – maar God is bij hem. ‘Al wat ik heb in het land van de levenden.’ Wat een armoede in zo’n situatie ook geen God meer te hebben. Wat een rijkdom zelfs dan te weten: Hij is bij me. Hij laat me nooit alleen.
Tot U roep ik dat Gij, o Heer, mijn schuilplaats zijt, mijn tegenweer, mijn deel, mijn erve in het land der levenden, mijn onderpand.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 12 december 2011, 21:48
|
|
|
Maandag 12 december, Psalm 143: 1-4; Het hoofd gebogen.
Wat heeft de dichter van deze psalm op zijn geweten? Je krijgt het niet te horen. Hij is bang dat de Hoogste Rechter een vernietigend oordeel over zijn leven zal uitspreken. Waarom, dat hoor je niet. Deze psalm is geen biecht. Is het een lied van David? Zijn naam staat boven de psalm. In dat geval laat zich wel het een en ander vermoeden. Zo’n lieverdje was David niet. Of is de psalm slechts aan David opgedragen door een onbekende dichter? Hoe dan ook, de dichter van deze psalm gaat niet diep in op het onrecht dat hij heeft gedaan. Hij smeekt alleen de Eeuwige hem niet te straffen voor wat hij heeft misdaan. Stel je voor dat de Allerhoogste je voor het gerecht daagt en dat je Hem onder ogen moet komen met alles met alles wat je in dit leven aan schuld hebt opgehoopt! Wat – het doet er niet toe. Een ander heeft daar niets mee te maken. Een mens hoeft niet altijd de vuile was buiten te hangen. Hoewel, die gedachte bezwaart je soms nog meer dan de misdaad zelf. Dat anderen van je denken dat je brandschoon bent, terwijl je voor Gods aangezicht niet kunt bestaan… Dat je door het leven gaat als een vrome jongen, als een voorbeeldige dame – ze moesten eens weten! ‘Daag uw dienaar niet voor het gerecht, voor u is geen sterveling onschuldig.’ O, wacht even, gaan we de zaak veralgemeniseren? Iedereen doet wel eens wat fout! Voor U, o God, is niemand rechtvaardig! Zo je eigen schuld verdoezelen… Is dat eerlijk? Dat valt tegen van die psalmdichter! Of is hier iets anders gaande? Ik denk het. Ik vermoed dat de dichter van de psalm bedoelt: niet alleen de vijanden die mij op de hielen zitten, zijn schuldig. Ook ik, opgejaagde ziel! Laat niemand denken dat ik een arme drommel ben, een slachtoffer van de omstandigheden. Niemand is onschuldig, ik ook niet! Ik kom net zo goed in aanmerking voor een vernietigend vonnis van het hemelse gerecht als de mannen die het op mijn leven gemunt hebben. En daarom bid ik, ootmoedig:
Ik nader U, het hoofd gebogen. Gij kunt, o Heer, geen kwaad gedogen, ga met uw knecht niet in ’t gericht, doe hem niet weg van voor uw ogen; wie is rechtvaardig in uw licht?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 13 december 2011, 22:22
|
|
|
Dinsdag 13 december, Psalm 143: 5-8; Vroeger dagen.
Weet je nog van toen? Van vroeger? Van die goede, oude tijd? Weet je nog dat we buiten speelden in de zomer, kinderen nog? Weet je nog dat het ’s winters kon vriezen dat het kraakte, dat je schaatsen kon en sneeuwballen gooien en dat je kijken kon naar de ijsbloemen op de ruiten? En weet je nog van het kerstfeest van de zondagsschool? Van het spannende kerstboek dat je kreeg en van die grote, oranje sinasappel? Weet je nog van toen? Naarmate je ouder wordt, denk je meer en meer terug aan wat vroeger was en misschien wel nooit meer terug zal komen. Pure nostalgie! Is dat wat de dichter van de psalm bedoelt? Is het een uitgeleefde bejaarde die voordat hij gaat dementeren een beetje sentimenteel aan het worden is? Geen sprake van! De dichter van de psalm denkt niet terug aan wat hijzelf allemaal presteerde. Hij denkt zelfs niet terug aan de behaaglijkheid van alle knusse dingen die hij als kind mocht beleven. Hij mijmert over Góds daden! Is dat een variant op het bekende versje ‘Tel uw zegeningen, tel ze een voor een?’ Ik denk het wel. De dichter grijpt in zijn strijd tegen de vijand terug naar een wonderlijk wapen: de herinnering aan Gods goedheid. Hij bouwt een harnas van goede herinneringen op. Hij gaat voor zijn geestesoog nog eens alles passeren wat God gedaan heeft, voor zijn volk, zijn familie, zijn gezin, voor hem persoonlijk. Hij mediteert over de Eeuwige, die onze Schepper is en ook onze Verlosser. Dat is geen garantie voor een volmaakte rust van ziel en lichaam. Maar het helpt je wel om weer toekomst te zien. Deze God zal je ook blijven leiden!
Laat’s , morgens uw genade dagen, voor ogen die het donker zagen. Ik bouw op U en anders geen. Wijs mij de weg van uw behagen, mijn ziel wacht het van U alleen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 14 december 2011, 17:55
|
|
|
Woensdag 14 december, Psalm 143: 9-12; Reik mij uw hand.
Zoals wel vaker wanneer ik de psalmen lees, zie ik Hem zomaar voor me staan: Jezus. Als er één was die psalmen als water opgedronken heeft, dan Hij wel. Voorspelden de psalmen de Christus? Ze spelden vóór wat zou komen. En Christus heeft ze nagespeeld. Van letter tot letter is Hij door het psalmboek gekropen. Hij had maar één passie: de wil van de Eeuwige te doen: Reken maar dat Jezus’ hart deze regel uit de psalmen stond gegrift: ‘Leer mij naar uw wil te volbrengen, u bent mijn God.’ Wat is de wil van God? Lees de Thora en je weet het. Lees de bergrede van Christus en je begrijpt het. God wil niets anders dan dat wij liefhebben: Hem en onze naaste als onszelf. Wie Hij dan wel is? De Onnoembare, de Eeuwige, de Altijd Andere die tegelijkertijd altijd dezelfde is. ‘Ik ben die Ik ben.’ Je moet Mij maar nemen zoals Ik bij je ben. Nooit kunnen wij God in onze broekzak steken. Nooit kunnen wij Hem vangen in dikke dogmatieken. Hij is en blijft een Geheimenis. Maar dan wel een Mysterie dat zich heeft geopenbaard. Hoe? In Wie? In Jezus vooral. Daar zie je – zo geloven we – de Eeuwige beter dan waar of bij wie dan ook. In Christus valt de helderste zonnestraal tussen de wolken op aarde. Hem lief te hebben en je naaste als broeder of zuster, als kind van diezelfde Vader, dat is wat God van ons vraagt. Jezus heeft alles op alles gezet om naar de wil van God te leven. Het heeft Hem zijn leven gekost. Maar het heeft Hem ook de verrijzenis bezorgd! God laat niet in de dood alleen wie naar zijn wil leven. Hij reikt zijn hand aan allen die – zij het met vallen en opstaan – op zijn weg willen wandelen. Voor wie op die weg gaan, blijken bergen vlak en zeeën droog.
Gij zijt mijn God, sta mij ter zijde, mijn toevlucht als zij mij bestrijden. Leer mij uw wil, reik uw hand. Uw goede Geest zij mijn geleide; voer mij in een geëffend land.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 15 december 2011, 20:36
|
|
|
Donderdag 15 december, Psalm 144: 1,2; Schild dat mij dekt.
God leert de dichter vechten. De Allerhoogste schoolt zijn vingers voor de strijd. ‘Mooie God!’ zegt u. ‘Ik dacht dat God ons de oorlog afleert, zwaarden omsmeedt, van speren snoeimessen maakt. Van dat alles lees ik in deze psalm niets. Integendeel, God is degene die volken aan Israël onderwerpt, die de bliksem erin gooit, de volken uiteenslaat, zijn pijlen om hen te verdrijven.’ ‘Ja, nou, en?’zeg ik dan. Zouden wij niet precies zo’n psalm zingen als we wisten dat onze famieleden zojuist waren afgevoerd naar Auswitz? Dat betekent toch nog niet dat God opeens een kannibaal geworden is, een woeste oorlogsgod die er maar een beetje op los timmeren naar believen? Soms heb je geen keus. Soms moet je wel geweld gebruiken om nog veel meer geweld te voorkomen of te bedwingen. Dat doe je dan niet graag. Dat doe je net ontzettend veel tegenzin. Een soldaat die oorlog leuk vindt, is gek. Hij die de psalmen las en was, ik bedoel: Jezus, Woord van God ten voeten uit, Hij heeft het nooit zover laten komen. Maar Hij was dan ook geen politiek lijder, laat staan minister-president. Eén keer was het bijna raak: in Jeruzalem. Op het tempelplein. Hij had de touwtjes al in handen, al was het maar om duidelijk te maken dat de hemel in feite op aarde de touwtjes in handen houdt. Bijna had Hij er op losgeslagen. Bijna. Hij hield zich in. En dat is hemels. Dat is goddelijk. Dat is ook nog eens een keer op en top menselijk. De ware humaniteit! Je slaat er pas op los als er werkelijk geen andere weg naar de vrede blijkt te zijn. En dán mag je weten dat God achter je staat. En voor je. En naast je. Hij is het schild dat mij dekt.
Gezegend Hij, de redder van mijn leven, Schild dat mij dekt, mijn vesting hoogverheven. Gezegend zij de HEER, die mij behoedt En die de volken onder mijn voet.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 16 december 2011, 15:05
|
|
|
Vrijdag 16 december, Psalm 144: 3-8; Dat Gij hem kennen wilt.
Er kwam eens een student in de antropologie bij een hoogleraar om tentamen te doen. “Wat is de mens?”, vroeg de professor. De student antwoordde: “Zegt u dat wel, professor!” De psalm van vandaag geeft wel een helder antwoord. ‘Een mens is vluchtig als een ademtocht, zijn dagen glijden als een schaduw weg.’ Kortom, een mens is niets. Een stofje op de weegschaal. Een druppel aan een emmer. Dat is geen gemopper van een versomberderende grijsaard. Dat is de nuchtere constatering van iedereen die dagelijks de krant leest. ‘Weet je wie er overleden is?’ Je noemt een naam. ‘O ja, en nog zo jong?’ Het leven vliegt voorbij. Naar je gevoel kreeg je gisteren nog op school kerstvakantie, nu ben je al jaren met pensioen. Wat is de mens? In de psalm die we deze dagen lezen, gaat het over oorlog. De dichter heeft te doen met barbaarse vijanden. In dat gewelddadige tumult gelooft hij dat God zijn schild is, zijn beschermer. En zodra hij daaraan denkt, beseft hij opeens hoe nietig zijn bestaan op aarde is. Je bent een mens van de dag. Als God je niet zou beschermen, zou je er bij het eerste het beste windvlaagje al niet meer zijn. Maar zo is het niet! Er is een God die aan je denkt. Een God die aan je denkt… Een gedachte om even bij stil te staan. Denk niet dat God je vergeet: Hij denkt aan je. Hoe klein je bent, hoe nietig je leventje ook moge wezen, er is een God die jou in gedachten houdt. In leven en sterven. Wat een zegen: te weten dat ik niet vergeten zal zijn, ook niet zodra mijn naam voor hen later leven hooguit nog een vage herinnering is. ‘Ik zal je nooit vergeten.’ Menigmaal een loze belofte. Bij God een levende werkelijkheid.
Wat is de mens, o Heer? Hoe hebt Gij reden aan mensenkinderen aandacht te besteden, voor hen te zorgen, vriendelijk en mild? Wat is de mens dat Gij hem kennen wilt?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 17 december 2011, 11:16
|
|
|
Zaterdag 17 december, Psalm 144: 9-15; Gelukkig is het volk.
De psalm eindigt met een plaatje: het lijkt wel Luilekkerland. Gevulde schuren, voedsel volop in voorraad, schapen en geiten, kudden, weldoorvoed. Niets wijst op oorlog, geen inval, geen geweeklaag – pais en vree alom. Te mooi om waar te zijn. Te mooi om waar te zijn? Maar hoe lang leven wij nu al in zo’n paradijselijke toestand? In mijn geval wandel ik al zolang ik leef in zo’n paradijs! Ik weet heus wel wat verdriet is en ik heb meer dan me lief is de dood in de ogen gekeken – maar de oorlog heb ik niet meegemaakt. Wel: jaren van opbouw, economische groei, welvaart, technische vooruitgang. Ik heb nog nooit op een houtje behoeven te bijten, ik heb nog nooit mijn handje behoeven op te houden. ‘Geen inval, geen uittocht.’ Ja, de beelden van opmarcheerde troepen heb ik gezien, de beelden van gedeporteerde Joden ook – maar ik heb het allemaal van horen zeggen, ik heb het (al scheelde het niet veel) met mijn eigen ogen nooit gezien. God zij dank! Wat ik wel gezien heb? Ontevredenheid. Wat ik wel gehoord heb? Gemopper. Sinds ik mij kan heugen lopen we nu al als Israël in de woestijn te schelden op van alles en nog wat. En soms doe ik er ook zelf aan mee. De politiek, de economie, de toestand in de wereld, de kerkelijke situatie, het geestelijk leven, het klimaat, de energievoorziening – en ga zo maar door. Is dan geen enkele reden om bezorgd of kritisch te zijn? Vast en zeker. Maar het lijkt er wel op dat wij ondanks alles compleet vergeten gelukkig te zijn. ‘Gelukkig het volk dat zo mag leven.’ Mens, geniet van je geluk! Is die ontevredenheid er misschien omdat wij wel het geluk, maar niet de God van het geluk willen kennen? Niets voor niets vult de psalm aan: ‘Gelukkig het volk dar de HEER als God heeft.’
Gelukkig is het volk dat ’t allen tijde staat maken mag, o HEER, op uw geleide. Gelukkig ’t volk, waaraan Gij welvaart geeft, Het volk dat U, o God, tot Koning heeft!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 18 december 2011, 11:27
|
|
|
Zondag 18 december, Psalm 145: 1-6; Uw heerlijk licht.
Sinds die ene zondag kan ik deze psalm niet meer lezen zonder aan haar te denken. Niet zo lang voordat ze stierf, was ze weer in de kerk, zo blind als ze was. Met de gemeente stond ze op bij het slotlied, met haal brailleboek. Het ontroerde me. Haar handen zagen, haar ogen niet: haar vingers bewogen, betasten het papier, vlogen erover als was het een klavier. Spelend en zingend, zo stond ze daar, en zingende zag ze – ik werd het gewaar aan haar stralend gezicht en ik hoorde haar juichen: ‘Ik zal getuigen van uw heerlijk licht.’ ‘Laten zij spreken over de glorie van uw majesteit.’ Ja, op verhoogde toon, samen zingend met anderen, lukt dat nog wel. Maar zomaar alleen, persoonlijk? Dat is een stuk moeilijker, laten we eerlijk zijn. Dan ervaar je jezelf al gauw als onuitstaanbaar vroom. Toch hebben we soms het gevoel dat het zo pas echt is. En dat het dus daarom ook zo moét. Met eigen woorden, in zelfbedachte zinnen zou je toch eigenlijk bij tijd en wijle aan de mensen om je heen duidelijk moeten maken wat God voor jou betekent. Zó wil Hij geprezen zijn, onze God en Koning. Zou het werkelijk zo zijn? Zeker, er is niets op tegen, mits het inderdaad niet overdreven zoet en vroom wordt. Maar om nu te zeggen dat het zo pas echt je ware is… Waar staat dat in deze psalm of elders in de Bijbel? God roemen, zijn naam prijzen, daar heb je misschien juist de gemeenschap voor nodig! Wat is er trouwens mooier dat dat samen te doen, als in koor, als uit één mond? Daar ga je elk geval óók voor naar de kerk: om te zingen. Om samen met broeders en zusters in het geloof onze Koning te prijzen. Om, zo blind als je bent, in het loflied van de gemeente te getuigen van het heerlijk licht, dat er nu al is en eenmaal ten volle komen zal.
Ik zal getuigen van uw heerlijk licht, van al de wondren die Gij hebt verricht, opdat men alom spreke van uw kracht, en roeme in uw overwinningskracht.
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|